In deze zaak heeft verzoekster, verdachte in een strafzaak, op 7 mei 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters G.M. van Dijk, D.J. Cohen Tervaert en V. Zuiderbaan van de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechtbank een vals proces-verbaal had opgemaakt en dat de rechters niet onpartijdig waren. Verzoekster stelde dat er aanvankelijk was besloten om drie getuigen te horen, maar dat de rechtbank na beraad terugkwam op deze beslissing en slechts twee getuigen zou horen. Dit zou volgens verzoekster een schending van haar recht op een eerlijke rechtsgang zijn.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek behandeld tijdens een openbare zitting op 24 mei 2013, waar de verzoekster, haar raadsman, en de officier van justitie aanwezig waren. De rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben hun standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het proces-verbaal van de zitting van 31 mei 2012 de bron is van waaruit moet worden uitgegaan en dat er geen gronden zijn voor de wraking. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van verzoekster dat het proces-verbaal vals is, niet kan worden onderbouwd en dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid is.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de beslissing van de rechters op de zitting van 31 mei 2012 niet kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank heeft benadrukt dat de integriteit van de rechters niet in twijfel kan worden getrokken en dat de gronden voor wraking niet voldoende zijn om het verzoek te honoreren. De beslissing is genomen door de voorzitter A.W.J. Ros en de rechters T.J.M. Gijsberts en S.P. Pompe, en is uitgesproken op 7 juni 2013.