ECLI:NL:RBAMS:2013:8892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13-92
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.J.R.M. Vermolen, de rechter die belast is met hun zaak. De verzoekers stellen dat de rechtbank Amsterdam de procedure opzettelijk heeft gesaboteerd en dat de rechter partijdig is vanwege zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid. Ze beargumenteren dat de rechter hen onvoldoende tijd heeft gegeven om stukken in te dienen en dat hij niet onafhankelijk kan oordelen vanwege zijn politieke achtergrond. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gegronde redenen zijn voor de vrees van partijdigheid. De verzoekers hebben dertien dagen de tijd gehad om hun stukken in te dienen en er zijn geen aanwijzingen dat de rechter hen geen inzage in het dossier heeft gegeven. De wrakingskamer wijst het verzoek af en stelt dat de gronden die door verzoekers zijn aangevoerd niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Bovendien is het gesloten systeem van rechtsmiddelen niet bedoeld om de juistheid van procesbeslissingen te toetsen. De wrakingskamer besluit dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers tegen deze rechter niet in behandeling zullen worden genomen, omdat dit de voortgang van de hoofdzaak belemmert en als misbruik van het wrakingsinstrument wordt beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling publiekrecht

Wrakingskamer

Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 13-92 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] EN [verzoekster],
verzoekers,
wonende te [woonplaats],
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.J.R.M. Vermolen, hierna: de rechter, in de zaak met nummer AMS 12/648 WRB.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 27 maart 2013 hebben verzoekers een verzoek tot wraking gedaan. De wrakingskamer heeft stukken opgevraagd en gekregen uit het dossier AMS 12/648 WRB. Die stukken worden onder de feiten vermeld.

1.Feiten

Bij brief van 6 december 2011 hebben verzoekers pro forma (voorlopig) beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar genomen door de Raad voor de Rechtsbijstand.
In het beroepschrift bestrijden verzoekers de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam en voeren daartoe samengevat het volgende aan. Verzoekers hebben een klacht ingediend bij het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in verband met de schending van mensenrechten van verzoekers door onder andere rechters van de rechtbank Amsterdam. Daarnaast hebben verzoekers aangifte gedaan tegen de president, verschillende rechters en medewerkers van de rechtbank Amsterdam. Voorts hebben verzoekers samen met 35 andere belanghebbenden een geldvordering ingesteld tegen de rechtbank Amsterdam wegens het schenden van de mensenrechten.
Bij brief van 6 maart 2012 is verzoekers door de griffier gevraagd het verzoek om behandeling door een andere rechtbank binnen twee weken nader schriftelijk toe te lichten.
Bij brief van 19 april 2012 heeft de griffier verzoekers er op gewezen dat zij de brief van 6 maart 2012 nog niet hadden beantwoord en is hen verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Omdat verzoekers ook op deze brief niet hebben gereageerd, is hen op 7 juni 2012 aangekondigd dat het beroep op 29 augustus 2012 ter zitting wordt behandeld en is hen de gelegenheid geboden om, indien zij op die datum verhinderd zouden zijn, een andere zittingsdatum te vragen.
Omdat verzoekers hierop niet hebben gereageerd zijn verzoekers bij brief van 15 juni 2012 opgeroepen tegen de zitting van 29 augustus 2012. Uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal blijkt dat verzoekers niet op de zitting zijn verschenen.
De rechtbank heeft besloten de zaak te verwijzen naar de rechtbank Alkmaar voor de verdere behandeling van de zaak. Deze verwijzing heeft bij brief van 17 september 2012 plaatsgevonden.
Op 19 september 2012 heeft de rechtbank Alkmaar de ontvangst van het beroepschrift schriftelijk bevestigd aan verzoekers.
Op 7 oktober 2012 hebben verzoekers de rechtbank Alkmaar schriftelijk gemeld dat zij ook de bevoegdheid van de rechtbank Alkmaar bestrijden, omdat zij geen verschil hebben ervaren tussen de wijze waarop de medewerkers van de administraties van de rechtbanken Amsterdam en Alkmaar hun werkzaamheden vervullen. Verzoekers hebben daarbij aangegeven dat zij ook de bevoegdheid bestrijden van de rechtbanken Arnhem, Breda, Den Bosch, Den Haag, Dordrecht, Haarlem, Utrecht en Zutphen.
De rechtbank Alkmaar heeft daarop de voorzitter van de Amsterdamse bestuurssector bij brief van 18 oktober 2012 gevraagd de reden van de verwijzing van de zaak naar de rechtbank Alkmaar nader schriftelijk toe te lichten.
Naar aanleiding van dit antwoord heeft de rechtbank Alkmaar verzoekers bij brief van 11 december 2012 onder meer het volgende medegedeeld:”Over het beroep met zaaknummer ALK 12 / 2281 deel ik u het volgende mede. In mijn brief van 18 oktober 2012 heb ik de rechtbank Amsterdam gevraagd de reden voor doorverwijzing van de zaak schriftelijk toe te lichten. Op 29 november heb ik het antwoord ontvangen. Bijgaand ontvangt u een afschrift van die brief. Uit dit antwoord blijkt dat de rechtbank Amsterdam bij de beslissing de zaak door te verwijzen in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat de zaak verband hield met een zaak die direct een van de medewerkers van de rechtbank Amsterdam betrof. Uit dit antwoord blijkt verder dat de rechtbank Amsterdam thans geen reden meer ziet om af te zien van de behandeling van de zaak in Amsterdam. Gelet hierop verwijst de rechtbank Alkmaar de zaak weer terug ter verdere behandeling naar de rechtbank Amsterdam, Hiermee wordt tevens tegemoetgekomen aan het in uw brief van 26 oktober 2012 uitgesproken verzoek om de rechtbank Alkmaar “niet-ontvankelijk” (bedoeld zal zijn: onbevoegd) te verklaren in deze zaak”.
Bij brief van 11 maart 2013 heeft de rechtbank Amsterdam verzoekers aangekondigd dat hun beroep op 5 april 2013 ter zitting wordt behandeld en is verzoekers wederom de gelegenheid geboden om, indien zij op die datum verhinderd zouden zijn, een andere zittingsdatum te vragen.
Verzoekers hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt waarna hen bij brief van 18 maart 2013 meegedeeld dat de behandeling van zijn zaak ter zitting van 5 april 2013 doorgang zal vinden.

2.De gronden van het verzoek

Aan hun verzoek leggen verzoekers samengevat het volgende ten grondslag.
A. Verzoekers hebben op basis van de jurisprudentie en in verschillende brieven,
inclusief het door hen ingediende (voorlopig) beroepschrift, uitvoerig gemotiveerd de bevoegdheid van de Rechtbank Amsterdam in deze zaak bestreden. Verzoekers hebben een klacht ingediend bij het EHRM in verband met de schending van mensenrechten van verzoekers door onder andere rechters van de Rechtbank Amsterdam. De bevoegdheid van de Rechtbank is met succes door verzoekers bestreden. Verzoekers verwijzen naar een brief van de rechtbank van 15 februari 2011. De rechtbank Amsterdam moet deze zaak, vanwege dezelfde materie, dan ook onmiddellijk aan een andere rechtbank overdragen en niet deze zaak zelf gaan behandelen omdat de rechtbank Alkmaar, met het argument dat deze zaak over de Huurcommissie gaat, deze zaak weer naar de rechtbank Amsterdam heeft teruggestuurd. De rechter blijft opzettelijk "doof” voor de jurisprudentie van zijn eigen rechtbank en handelt daarmee in strijd met de regels. Daarmee geeft rechter aan dat hij absoluut niet bereid is om de regels te respecteren en kan hij niet als onafhankelijk en onpartijdig worden beschouwd.
B. Verzoekers eisen een schadevergoeding van € 15.000,00 van de rechtbank Amsterdam vanwege de schending van de mensenrechten van verzoekers. Deze schadevergoeding wordt ook geëist vanwege het opzettelijk meer dan een jaar traineren van deze procedure door de rechtbank Amsterdam waardoor de kans van ondergetekenden om de zaak bij het EHRM te winnen opzettelijk door de Staat der Nederlanden wordt gesaboteerd. In essentie is de rechtbank Amsterdam dan ook de tegenpartij van ondergetekenden. Daardoor heeft de rechtbank Amsterdam op 15 februari 2011 terecht beslist om de zaak aan een andere rechtbank voor behandeling over te dragen. De rechter heeft hier geen boodschap aan.
C. Dat de rechter partijdig is bewijst ook het feit dat de rechter verzoekers slechts een werkdag heeft gegeven voor het indienen van documenten. Verzoekers hebben de aangetekende definitieve oproepbrief van 18 maart 2013 voor de aangekondigde zitting van 5 april 2013 op 22 maart 2013 ontvangen. In deze aangetekende definitieve oproepbrief wordt de rechter die de zaak behandelt voor het eerst genoemd. Verzoekers hebben geen tijd van de rechter gekregen om het dossier vóór de zitting in te zien en eventueel op het dossier te reageren, gezien de termijn van 11 dagen voor de zitting voor het indienen van stukken. Ondergetekenden hebben uitsluitend een voorlopig bezwaar ingediend en nog niet het definitieve beroep ingediend. Dat betekent dat verzoekers het beroepschrift nog niet inhoudelijk hebben gemotiveerd terwijl de rechter al een zitting heeft bepaald. De rechter schendt daarmee de regels van hoor en wederhoor en van hem kan geen eerlijke en onafhankelijke procedure verwacht worden.
D. De rechter is lid van de Partij van de Arbeid. Lid van een politieke partij word je als je de ideologie en het gedachtegoed van die partij deelt. Die politieke partij koestert al vele tientallen jaren een haat tegen Serviërs en faciliteert pedofilie. In elke geciviliseerde democratische rechtsstaat zou een dergelijke politieke partij verboden worden zodat niemand daarvan lid zou kunnen worden. Op de internetsite van rechtspraak.nl staat dat de rechter jarenlang een bestuurlijke functie binnen die partij heeft bekleed en daaruit vloeit voort dat rechter lid is van die partij. De rechter heeft geen afstand van die partij genomen noch heeft hij zijn stem laten gelden tegen de ideologie en gedachtegoed van deze partij.
Verzoekers wijzen daarnaast op een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Leiden onder de naam: 'Verschillen in straftoemeting in soortgelijke zaken' welk onderzoek aantoont dat de rechters van de in het onderzoek genoemde rechtbanken discrimineren. Ondanks de aangifte van verzoeker [verzoeker] tegen de racistische rechters zijn deze nog niet bestraft en heeft het Openbaar Ministerie zelfs geweigerd een onderzoek in te stellen om uit te zoeken wie deze rechters zijn. Ondanks dat het hier om apartheid gaat, doet de politieke partij niets om de racistische rechters aan te pakken en zwaar onderdrukte minderheden te beschermen.
Om de onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen kan niemand van deze politieke partij of welke andere politieke partij dan ook, als rechter in deze zaak optreden.
Verzoekers delen mede dat het verzoek tot wraking vanwege de door hen genoemde redenen moet worden behandeld door een andere rechtbank dan de rechtbank Amsterdam en wel door een andere dan de negen overige rechtbanken die in het bovengenoemde onderzoek van de Universiteit Leiden worden genoemd.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Het verzoek van verzoekers om het verzoek te laten behandelen door een andere dan de door hen genoemde rechtbanken dient aanstonds te worden afgewezen omdat voor dat verzoek geen wettelijke grondslag aanwezig is.
2.2
Op grond van artikel 8: 15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Het verzoek dient naar het oordeel van de wrakingskamer als kennelijk ongegrond aanstonds te worden afgewezen omdat er geen gronden worden vermeld waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.4
Dat verzoekers de bevoegdheid van de rechtbank bestrijden kan geen grond voor wraking opleveren. In de onderhavige zaak -zo blijkt uit de feiten- berustte de (overigens door een andere rechter genomen) beslissing om de zaak naar Alkmaar te verwijzen op een vergissing, te weten dat de zaak verband hield met een zaak die direct een van de medewerkers van de rechtbank aanging. De zaak is daarom terecht weer door de rechtbank in behandeling genomen.
2.5
Het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling van de juistheid van door de rechter genomen (proces)beslissingen. Grond voor wraking bestaat alleen als deze beslissingen feiten opleveren waarvoor geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeien uit vooringenomenheid van de rechter.
Dat is hier niet het geval. De wrakingskamer stelt vast dat uit het wrakingsverzoek blijkt dat verzoekers in verband met de zitting van 5 april 2013 tenminste dertien dagen de gelegenheid hebben gekregen om voorafgaande aan de zitting stukken in te dienen. Uit niets blijkt dat de rechter verzoekers geen inzage wenst te geven in het dossier. Door verzoekers worden overigens geen gronden genoemd waaruit zou blijken dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.6
De veronderstellingen van verzoekers ten aanzien van het lidmaatschap van een politieke partij en het gedachtengoed dat aan die partij (en volgens verzoekers dus ook aan de rechter) wordt toegeschreven leveren geen grond voor wraking op.
3. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 lid 2 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de wrakingskamer niet toe omdat het verzoek aanstonds wordt afgewezen nu de door verzoekers aan hun verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, niet tot de conclusie kunnen leiden dat de rechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert, althans dat hun vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers tegen de rechter die is belast met de behandeling van de zaak van verzoekster niet in behandeling zullen worden genomen. Het wraken van een rechter op basis van de door verzoekers genoemde gronden verhoudt zich niet met een ongestoorde voortgang en afdoening van de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek belemmert de voortgang van de hoofdzaak. Dit moet worden beschouwd als misbruik van het wrakingsinstrument.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter die de zaak van verzoekers in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen
Aldus gegeven door mr. J.A.J. Peeters, voorzitter, mrs. N.C.H. Blankevoort, en C.L.J.M. de Waal leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 Awb geen voorziening open.