In deze zaak vorderde de Gemeente Utrecht terugbetaling van aan gedaagden uitgekeerde voorschotten op een loonkostensubsidie. Het incassobureau had een standaard dagvaarding uitgebracht, waarin werd gesteld dat de gemeente in opdracht van gedaagden diensten had verricht. Tijdens de zitting erkende de gemeente echter dat de dagvaarding niet adequaat was en dat er in werkelijkheid geen diensten waren geleverd. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering. De gemeente was als eisende partij verantwoordelijk voor het duidelijk vermelden van haar eis en de gronden daarvan in de dagvaarding, evenals het bijvoegen van relevante stukken, zoals bepaald in de artikelen 111 lid 2 sub d en 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter oordeelde dat de vordering niet kon worden gedragen door de gestelde grondslag, vooral omdat de gemeente zelf had erkend dat er geen diensten waren geleverd. De vordering werd afgewezen en de gemeente werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bakkerij Reko c.s. De uitspraak vond plaats op 11 december 2013.