ECLI:NL:RBAMS:2013:8883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
13/13/57-S
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van voorlopige surséance van betaling en faillietverklaring van een besloten vennootschap

Op 4 december 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de intrekking van de voorlopig verleende surséance van betaling en de faillietverklaring van een besloten vennootschap. De bewindvoerder, mr. E.P. Pandelitschka, had op 28 november 2013 een verzoek ingediend tot intrekking van de surséance en faillietverklaring van de vennootschap, die op 8 november 2013 voorlopige surséance van betaling had gekregen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 december 2013 werd duidelijk dat de vennootschap niet in staat was haar financiële verplichtingen na te komen. Ondanks voldoende omzet waren er onvoldoende liquide middelen om bestaande schulden, waaronder een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst, af te lossen. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzicht was op verbetering van de financiële situatie, mede door een opsporingsonderzoek van het Openbaar Ministerie naar fraude en witwassen. De rechtbank besloot de voorlopige surséance van betaling in te trekken en het faillissement van de vennootschap uit te spreken. Tevens werd een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd, waarin derden niet zonder toestemming van de rechter-commissaris verhaal konden nemen op de boedel. De rechtbank benoemde mr. C.P. Bleeker tot rechter-commissaris en mr. E.P. Pandelitschka tot curator. De afkoelingsperiode werd geacht te zijn aangevangen op de datum van de voorlopige surséance, 8 november 2013.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
surseancenummer: 13/13/57-S
faillissementsnummer:
uitspraakdatum: 4 december 2013

intrekking voorlopig verleende surséance van betaling en faillietverklaring

Op 28 november 2013 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoek van mr. E.P. Pandelitschka, bewindvoerder in de op 8 november 2013 door deze rechtbank uitgesproken voorlopige surséance van betaling van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf],
statutair gevestigd te [plaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te [plaats] onder nummer [nummer],
vestigingsadres: [adres]
handelend onder de naam[bedrijf],
handelend onder de naam [bedrijf],
handelend onder de naam [bedrijf],
met nevenvestiging[bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres]
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging[bedrijf],
vestigingsadres [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
- hierna te noemen: [bedrijf],
strekkende tot het intrekken van de voorlopig verleende surséance van betaling en tot het uitspreken van het faillissement van [bedrijf].
1.
Het verzoek is behandeld in raadkamer van 4 december 2013, alwaar zijn verschenen en gehoord de bewindvoerder, mr. W.J. Koops, advocaat [bedrijf] en van de bestuurder van [bedrijf], [naam 1], [naam 2] gevolmachtigde van de bestuurder van [bedrijf], namens [bedrijf] en mevrouw [naam 3], administratief medewerkster van de [bedrijf]. De uitspraak is bepaald op heden.
2.
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat het voor [bedrijf] niet mogelijk is om op korte termijn haar financiële verplichtingen te blijven voldoen. Hoewel er voldoende omzet is om de onderneming draaiende te houden, zijn er onvoldoende liquide middelen om op de bestaande schulden af te lossen. Er is sprake van een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst, die door de bestuurder van [bedrijf] wordt betwist, en er is sprake van vorderingen van ex-werknemers. Er is onvoldoende liquiditeit om een procedure te beginnen tegen de Belastingdienst om de aanslagen in rechte te laten vaststellen. Vanwege een door het Openbaar Ministerie opgezet opsporingsonderzoek wegens verdenking van grootschalige fraude en witwassen tegen onder meer [bedrijf] en haar bestuurder heeft de Belastingdienst laten weten aan de bewindvoerder dat zij conform haar richtlijnen geen regeling met [bedrijf] kan treffen. De bewindvoerder heeft voorts aangevoerd dat een mogelijke doorstart van de onderneming zeer lastig is. Voor de exploitatie van de privéclubs zijn vergunningen afgegeven. Deze vergunningen zijn niet overdraagbaar. Er is geen vooruitzicht op dat aanvullende middelen beschikbaar komen.
3.
[naam 2] heeft ter terechtzitting erkend dat er verlies wordt geleden. De nieuwe schulden worden uit de liquide middelen voldaan. Het is juist dat op de bestaande schulden niets wordt afgelost.
4.
De rechtbank is van oordeel dat bij de behandeling niet aannemelijk is geworden dat [bedrijf] op termijn aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen. Daarbij is van belang dat sprake is van een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst en dat de Belastingdienst heeft aangegeven dat zij conform haar richtlijnen niet gerechtigd is een regeling met [bedrijf] te treffen. Bovendien is ter terechtzitting niet gebleken dat er alternatieve plannen zijn voor redding van [bedrijf]. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank gebleken dat het vooruitzicht dat [bedrijf] na verloop van tijd haar schuldeisers zal kunnen bevredigen niet bestaat en dat [bedrijf] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.
In die omstandigheden is er aanleiding de voorlopige surseance van betaling in te trekken en voort het faillissement van [bedrijf] uit te spreken,
5.
De bewindvoerder heeft voorts verzocht bij het uitspreken van het faillissement toepassing te geven aan artikel 63c (de rechtbank leest 63a) Faillissementswet (Fw) en een afkoelingsperiode af te kondigen waarin elke bevoegdheid van derden, met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden niet dan met machtiging van de rechter-commissaris kan worden uitgeoefend.
6.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Bij de beschikking van 8 november 2013, waarmee de voorlopige surseance van betaling aan [bedrijf] werd verleend heeft de rechtbank, op de voet van artikel 241a Fw, een afkoelingsperiode afgekondigd van twee maanden, vanaf de dagtekening van de beschikking. Artikel 249 Fw bepaalt voor zover hier van belang dat indien een faillissement wordt uitgesproken bij de intrekking van een (voorlopige) surseance van betaling bepaalde termijnen worden berekend vanaf de datum van de aanvang van de surseance. Weliswaar is onder die bepalingen niet met zoveel woorden artikel 63a Fw opgenomen, maar naar uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 10 januari 1975, NJ 1976,249) blijkt, is de in artikel 249 Fw opgenomen opsomming niet limitatief bedoeld.
De afkoelingsperiode behoort naar zijn aard van beperkte duur te zijn, nu zij een belangrijke beperking inhoud van de rechten van derden. Een redelijke wetsuitleg brengt daarom mee dat de afkoelingsperiodes van artikel 241a Fw en van 63a Fw niet cumuleren.
De rechtbank zal daarom verstaan dat de termijn van de af te kondigen afkoelingsperiode geacht wordt te zijn aangevangen op de datum dat de afkoelingsperiode in de surseance van betaling is aangevangen, 8 november 2013.
7.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu naar haar oordeel het centrum van de voornaamste belangen van [bedrijf] in Nederland ligt.

BESLISSING:

De rechtbank:
- trekt in de voorlopig verleende surséance van betaling;
- verklaart:
de besloten vennootschap
[bedrijf],
statutair gevestigd te [plaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te [plaats] onder nummer [nummer],
vestigingsadres: [adres],
handelend onder de naam[bedrijf],
handelend onder de naam [bedrijf],
handelend onder de naam [bedrijf],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging[bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres [adres],
met nevenvestiging [bedrijf]
vestigingsadres: [adres],
met nevenvestiging[bedrijf]
vestigingsadres [adres]
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres [adres],
met nevenvestiging [bedrijf],
vestigingsadres: [adres],
in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.P. Bleeker;
- benoemt mr. E.P. Pandelitschka, advocaat te 1017 ER Amsterdam, Keizersgracht 620 tot curator;
- bepaalt dat de curator brieven en telegrammen gericht aan gefailleerde zal openen;
- bepaalt dat het loon van de bewindvoerder en de overige in de surséance van betaling gemaakte kosten, in een afzonderlijk te geven beschikking zullen worden vastgesteld;
- kondigt een afkoelingsperiode af voor een periode van twee maanden, waarin elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van gefailleerde of de curator bevinden niet dan met machtiging van de rechter-commissaris kan worden uitgeoefend;
- verstaat dat de periode van de afkoelingsperiode geacht wordt te zijn aangevangen op 8 november 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2013 te 14:00 uur.
Rechtbank Amsterdam
Team Insolventiezaken
Postadres Postbus 84500, 1080 BN Amsterdam
Kamer[-]
Bezoekadres
Parnassusweg 220
Amsterdam
Telefoon[-]
Fax [-]
1

K E N N I S G E V I N G

Datum
Faillissementsnummer:
Faillissement:
2
*
*
*
Hierbij bericht ik u dat bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van *, na intrekking van de (voorlopig) verleende surséance van betaling, in staat van faillissement is verklaard:
*
Tot rechter-commissaris is benoemd mr. *,
en tot curator is aangesteld: mr. *
Postbus *
* Amsterdam
tel. 020 -
*
Griffier.