In de correspondentie tussen (de raadsvrouw van) [eiser] en [gedaagde] en in de dagvaarding is gesproken over een verhoging van het licentiebedrag met een bepaald percentage. [gedaagde] heeft die verhoging aangeduid als een boete en betoogd dat in het systeem van het Nederlands schadevergoedingsrecht geen ruimte is voor een dergelijke verhoging van de schadevergoeding.
Ter comparitie heeft [eiser] gesteld dat hij geen verhoging naast zijn licentievergoeding vordert, maar dat hij slechts de licentievergoeding vordert over een periode van twee jaar. Dat wil zeggen 2 foto's á € 240,00 per jaar voor 2 jaar ofwel 2 x € 240,00 x 2 = € 960,00.
In de dagvaarding heeft [eiser] de hoogte van de vordering van € 960,00 gemotiveerd als volgt:
Vergoeding van gederfde licentie-inkomsten à € 240,- per foto per jaar, vergoeding van de (immateriële) schade beperkt tot 200% van de gederfde licentievergoeding vanwege inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten, door het niet kunnen stellen van voorwaarden met betrekking tot (o.a. de duur) van de inbreuk
Daaruit kan redelijkerwijze niet anders worden afgeleid dan dat [eiser] naast de licentievergoeding die hij kennelijk stelt op € 240,00 per foto ook een vergoeding vorderde wegens “inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten, door het niet kunnen stellen van voorwaarden met betrekking tot (o.a. de duur van) de inbreuk”, met dien verstande dat hij de totale vordering beperkt tot 200% van de licentievergoeding.
De grondslag voor de vordering van € 960,00 is dan voor 50% gederfde licentievergoeding en voor 50% een andere grondslag. Die laatste grondslag heeft [eiser] ter comparitie verlaten, maar hij heeft, hoewel daartoe uitgenodigd door de kantonrechter, de grondslag van zijn vordering niet willen wijzigen, stellende dat de grondslag niet was gewijzigd. In het licht van het voorgaande kan de stelling van [eiser] dat de grondslag van zijn vordering steeds geweest is een licentievergoeding over twee jaar niet worden aanvaard.
De kantonrechter zal het bedrag van € 480,00 aan gederfde licentievergoeding toewijzen.
Daargelaten of de stellingen van [eiser] aldus moeten worden gezien dat hij de grondslag voor het vorderen van een verhoging met € 480,00 wegens inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten, door het niet kunnen stellen van voorwaarden met betrekking tot (o.a. de duur van) de inbreuk, heeft laten varen, zal dat deel van de vordering worden afgewezen.
Het is juist dat er verschillende uitspraken zijn in met name de lagere rechtspraak waarbij dergelijke forfaitaire verhogingen, vaak in aansluiting op niet overeengekomen, maar overeenkomstig toegepaste in de branche gebruikelijke algemene voorwaarden, worden toegewezen, zij het dat er ook verschillende uitspraken zijn die in een ander richting gaan. De aan een verhoging ten grondslag liggende overwegingen, komen er kort gezegd op neer dat het toch onredelijk is dat iemand die inbreuk maakt op eens anders auteursrecht niets meer te vrezen heeft dan dat hij alsnog moet voldoen hetgeen hij had moeten voldoen als hij een licentie was overeengekomen. Aldus is het voor de inbreukmaker lonend om inbreuk te maken, omdat de kans dat hij wordt aangesproken beperkt is.
Een verhoging van de te betalen schadevergoeding (onder welke naam die ook wordt gebracht) kan een prikkel zijn om inbreuken tegen te gaan.
Hoe sympathiek die redenering ook is, zij past niet in het systeem van het Nederlandse schadevergoedingsrecht bij onrechtmatige daad. Het systeem gaat uit van een reële schadevergoeding in het individuele geval. Een vorm van schadevergoeding als middel om generale preventie te bevorderen past daarin niet.
De kantonrechter zal mitsdien de vordering tot betaling van € 480,00 beperken. De gevorderde wettelijke rente zal, als onbetwist, worden toegewezen