Uitspraak
- Een fax namens verzoekster met bijlagen, gedateerd 12 februari 2013 en ingekomen op 13 februari 2013, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
- Een fax van mr. Frissen van 13 februari 2013 waarin deze het wrakingsverzoek herhaalt;
- de reactie van de rechter van 13 februari 2013, met bijlagen;
1.De feiten
De voorzieningenrechter heeft tegen [verzoekster] verstek verleend.
“waarbij mr. [B] uiteindelijk op minder prettige wijze het veld heeft moeten ruimen en waarbij u mr. [B] tijdens de discussie – naar verluid – verder hebt genegeerd.”
[verzoekster] heeft de rechter in overweging gegeven zich aan de behandeling van het kort geding te onttrekken,
“teneinde minst genomen de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid en bevooroordeeldheid te voorkomen – zoals cliënte en mr. [B] die kennelijk voelen (…)”
2.Het verzoek en de gronden daarvan
De rechter heeft [B] niet toegestaan ter zitting op te treden namens verzoekster. Dit terwijl [B] had aangekondigd dat hij ter zitting als gemachtigde zou optreden. [B] heeft vóór de behandeling van 29 januari 2013 stukken in het geding gebracht alsmede een brief met volmacht waarin hij aankondigt op te treden als gemachtigde namens verzoekster. Het is de rechter voorts bekend dat [B] de afgelopen 7 jaren ook bij de voorzieningenrechter te Amsterdam als gemachtigde verweer heeft gevoerd in kort geding procedures. Het is onbegrijpelijk dat de rechter [B] naar de zitting heeft laten komen in de wetenschap dat zij hem als gemachtigde zou weigeren.
Volgens verzoekster had het in de rede gelegen dat dit namens de rechter aan [B] op voorhand zou zijn bericht, zodat hij een vernederende gang naar de zitting had kunnen vermijden. Dit alles geldt temeer daar [B] de partner is van verzoekster. Ook met hetgeen op de mondelinge behandeling op 29 januari 2013 is voorgevallen heeft de rechter de schijn gewekt dat zij niet voldoende onpartijdig, onbevooroordeeld en onbevangen tegenover verzoekster als partij staat.