4.4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank onderzoekt of verdachte en de machinist aanmerkelijk onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid hebben gehandeld.
Ten tijde van het ongeluk werd, evenals op dit moment, het werken met één hijsstrop en één hijsgat veilig geacht. Uit de verklaringen afgelegd door de deskundigen [persoon 4] en [persoon 5] en uit de door de machinist afgelegde verklaring ter terechtzitting, is naar voren gekomen dat aan het werken met dubbele hijsgaten en hijsstroppen praktische bezwaren kleven, waarbij niet eens is gegarandeerd dat het een extra veiligheid oplevert. Hierdoor wordt het hijsen met één hijsstrop en hijsgat als veilig beschouwd.
Met betrekking tot de hoeveelheid vlees boven het hijsgat maakt de rechtbank uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting op dat toen de norm was dat het vlees voldoende van omvang moest zijn. Wat dit inhield, werd aan de machinist en de heibaas zelf overgelaten en werd met het blote oog beoordeeld. Ze moesten dit, met het oog op hun eigen personele veiligheid en de veiligheid voor het verkeer, zorgvuldig doen.
Naar aanleiding van dit ongeval hebben deskundigen binnen de branche zich gebogen over de benodigde hoeveelheid vlees boven een hijsgat. De thans geldende norm is dat er voortaan 4 tot 5 centimeter vlees boven het hijsgat moet worden aangehouden en om daar zeker van te zijn, dient met een mal te worden vastgesteld of daaraan is voldaan. Dat is nieuw.
Dat de door verdachte en de machinist gebruikte methode ten tijde van het ongeval de toen algemeen aanvaarde wijze van trekken was, wordt bevestigd door de deskundigen [persoon 4] en [persoon 5], die hebben verklaard dat het trekken van een damwandplank aan één hijsstrop/hijsgat met 2 centimeter vlees boven het hijsgat, naar de normen van toen, veilig was. Dat die 2 centimeter vlees boven het hijsgat het gewicht van die damwandplank had moeten houden, wordt eveneens bevestigd door het rapport ‘onderzoek naar de oorzaak van het falen van een damwandplank’ en door de metaaldeskundige [persoon 3]. Voor een leek komt het misschien wat vreemd voor om met zo weinig vlees boven een hijsgat een damwand van een dergelijke afmeting te trekken, maar dat dit kan, wordt bevestigd door alle ter zake geraadpleegde deskundigen.
Eveneens kan naar aanleiding van de verklaring van [persoon 4] worden vastgesteld dat het weghalen van het trilblok van de te trekken damwand op het moment waarop de damwandplank uit de grond was maar nog in het slot stond van de naastgelegen damwandplank, als een onderdeel van de algemeen aanvaarde wijze van trekken worden beschouwd.
Niet is gebleken dat verdachte en de machinist zijn afgeweken van de in de branche gebruikelijke werkwijze, door eerst door middel van het trilblok de damwandplank uit de grond te trillen en door vervolgens, nadat het trilblok van de te trekken damwandplank werd verplaatst naar de naastgelegen damwand, de damwandplank te gaan hijsen uit het slot van de naastgelegen damwandplank aan het hijsgat dat vervolgens is uitgebroken. Bij dit oordeel weegt de rechtbank mee dat geen van de deskundigen de oorzaak van het ongeval heeft kunnen vaststellen, terwijl evenmin is gebleken of aannemelijk is geworden dat de machinist bij het trekken niet volgens de regels der kunst te werk is gegaan. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de machinist door sjorren of wrikken, zoals door de arbeidsinspectie wordt vermoed, heeft geprobeerd de damwand uit het slot te trekken.
Door de officier van justitie is nog aangevoerd dat het trilblok onvoldoende is gebruikt. Vast staat echter dat de damwand uit de grond was getrild voordat het trilblok werd losgemaakt, terwijl er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de verklaringen van verdachte en de machinist dat het hijsen van de damwandplanken voorafgaand aan het trekken van de fatale damwandplank soepel was verlopen en zij daarom mochten verwachten dat ook het trekken van de onderhavige damwand uit het slot even soepel zou verlopen.
Kennelijk is er een veel te hoge kracht uitgeoefend op het kwetsbare stukje hoeveelheid vlees boven het hijsgat, mede doordat die hoeveelheid vlees aan de dunne kant was, waardoor het is misgegaan. Niemand heeft een verklaring kunnen geven waardoor die hoge kracht is uitgeoefend.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte en de machinist ten tijde van het ongeluk met inachtneming van de toen gangbare normen hebben gewerkt. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte of de machinist binnen dit kader aanmerkelijk onvoorzichtig of nalatig heeft gehandeld.
Om de risico’s gedurende de werkzaamheden aan de Noord/Zuidlijn te ondervangen werden door de opdrachtgever onder andere strengere eisen dan gebruikelijk gesteld aan de werkzaamheden met betrekking tot damwanden langer dan 18 meter. Immers, het hijsen aan een hijsgat en gebruikmaking van ongeveer 2 cm aan vlees boven het hijsgat was ten tijde van het ongeval niet ongebruikelijk in de branche. De maatregelen die in het werkplan worden voorgeschreven strekken derhalve verder dan de op dat moment gebruikelijke norm. Anders dan door de verdediging gesteld wordt met het terzijde schuiven van het werkplan 2007 een zwaarwichtige norm overschreden nu dit plan beoogt de veiligheid van de werkplaats en de omgeving hiervan te waarborgen. Kennelijk heeft de opdrachtgever bij dit project doelbewust voor deze afwijking van de gebruikelijke norm gekozen omdat daarmee de veiligheid afdoende kon worden gegarandeerd en afgezien kon worden van andere veiligheidsmaatregelen (zoals het afsluiten van de nabijgelegen weg voor het verkeer).
Dit betekent dus dat de opdrachtgever strengere eisen stelde aan de uitvoering van het werk dan die welke toen gewoonlijk golden. Dat daarnaar niet is gewerkt, zou verdachte of de machinist slechts dan mogen worden verweten, indien zij wisten of moesten vermoeden dat die zwaardere eisen waren gesteld. Vast staat echter evenzeer dat niemand verdachte of de machinist heeft verteld dat dit zo was. Voor hen bestond ook niet, anders dan voor hun werkgever [vennootschap 1], de verplichting om hiernaar navraag te doen of dit anderszins eigener beweging te controleren. Zij mochten erop vertrouwen dat hun werkgever aan hen voldoende instructies zou geven, terwijl vast staat dat [functie] [persoon 6] voorafgaande aan de werkzaamheden met hen over de uitvoering van het werk heeft gesproken.
Onder deze omstandigheden moeten verdachte en de machinist, anders dan hun werkgever [vennootschap 1], worden vrijgesproken van het aan hen ten laste gelegde, nu niet de schuld kan worden bewezen die voor de bewezenverklaring is vereist.