ECLI:NL:RBAMS:2013:8709

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
HA RK 13.30
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 februari 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekers, die betrokken zijn bij verschillende bestuursrechtelijke procedures tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoekers, die zonder gemachtigde ter zitting verschenen, vroegen om aanhouding van de behandeling van hun zaken, omdat hun advocaat verhinderd was. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om uitstel een processuele beslissing is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die wijzen op vooringenomenheid van de rechters. Verzoekers noch hun advocaat zijn ter zitting van de wrakingskamer verschenen, waardoor er geen aanvullende argumenten zijn gepresenteerd. De wrakingskamer concludeert dat de vrees voor onpartijdigheid van de rechters niet objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen en de procedures worden hervat in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 6 februari 2013 gedane en onder zaaknummer
HA RK 13.30 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 3]
allen wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. J. Frissen te Den Haag,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. R.B. Kleiss, C. Bakker en T.N. van Rijn rechters te Amsterdam, hierna: de rechters.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • een proces-verbaal van de zitting van de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam van 6 februari 2013, waarin is opgenomen dat verzoekers het verzoek tot wraking hebben gedaan;
  • een brief van mr. J. Frissen van 12 februari 2013 waarin hij de rechtbank mededeelt verzoekers bij te staan bij de wrakingszitting en bij de inhoudelijke behandeling van de bestuursrechtelijke procedure; tevens verzoekt mr. Frissen in deze brief de zitting van de wrakingskamer op een later tijdstip te laten plaatsvinden omdat hij verhinderd is op 20 februari 2013 om 9.30 uur;
  • een brief van deze rechtbank van 13 februari 2013, gericht aan mr. Frissen, waarin het verzoek om de behandeling door de wrakingskamer op een later tijdstip plaats te doen vinden wordt afgewezen;
  • de schriftelijke reactie van de rechters, waaruit volgt dat zij niet in de wraking berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 februari 2013 alwaar niemand is verschenen. De wrakingskamer heeft op 20 februari 2013 mondeling uitspraak gedaan.

1.Feiten

Verzoekers zijn eisers in de bestuursrechtelijke procedures met de zaaknummers AWB 12/6079 VEROR, AWB 12/6080 VEROR,
AWB 12/6081 VEROR, AWB 12/6082 VEROR, AWB 12/6083 VEROR en AWB 12/6084 VEROR. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam is verweerder in die procedures.
Op 6 februari 2013 heeft een behandeling plaatsgevonden van bovengenoemde zaken waarvan een proces-verbaal is opgesteld.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – samengevat weergegeven – gebaseerd op de volgende gronden. Verzoekers zijn zonder een gemachtigde ter zitting van 6 februari 2013 verschenen. De avond vóór de zitting hoorden verzoekers dat degene die hen zou bijstaan verhinderd was. Nu zij zelf niet juridisch onderlegd zijn, hebben zij de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, zodat zij op een later tijdstip alsnog met een gemachtigde zouden kunnen verschijnen. Omdat de rechtbank het verzoek tot aanhouding heeft afgewezen, wraken verzoekers alle rechters van de meervoudige kamer.

3.De reactie van de rechters

De rechters hebben – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de zaken van verzoekers aanvankelijk gepland stonden op 11 januari 2013. Vóór die zitting is een verzoek tot aanhouding gedaan, welk verzoek is gehonoreerd. Nadien is in een telefonisch overleg met het hoofd van het secretariaat van [juristenkantoor] (verzoekers lieten zich bijstaan door dit kantoor) een nieuwe datum bepaald op 6 februari 2013. Bij faxbericht van 1 februari 2013 van mr. R. Moszkowicz is opnieuw om aanhouding verzocht. Dit verzoek is afgewezen omdat de datum van 6 februari 2013 eerder in onderling overleg is vastgesteld. Vervolgens zijn verzoekers in persoon ter zitting verschenen en hebben zij opnieuw om aanhouding verzocht. Ook toen heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. In deze afwijzing kan geen grond worden gevonden voor wraking. Het betreft immers een processuele beslissing. Uit deze beslissing volgt geen zwaarwegende aanwijzing van partijdigheid van de rechters die deze beslissing hebben genomen.

4. De gronden van de beslissing

In een wrakingsprocedure dient te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
Het onderhavige wrakingsverzoek berust in de kern op de gedachte dat het weigeren van het verzoek tot een nadere aanhouding een beslissing is van de rechters waaruit de schijn van partijdigheid volgt.
De wrakingskamer is hierover het volgende van oordeel. De beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek om uitstel, betreft een processuele beslissing. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen biedt geen ruimte voor een beoordeling van de juistheid van dergelijke beslissingen. Grond voor wraking bestaat alleen als voor die beslissing geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Blijkens het proces-verbaal van 6 februari 2013 hebben verzoekers geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit die vooringenomenheid zou moeten blijken. Evenmin blijken dergelijke feiten of omstandigheden uit de brief van mr. Frissen van 12 februari 2013. Verzoekers noch mr. Frissen zijn ter zitting van de wrakingskamer verschenen. Derhalve zijn ook bij die gelegenheid geen nadere feiten of omstandigheden gesteld waaruit vooringenomenheid van de rechters zou moeten blijken.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt niet objectief gerechtvaardigd is. De beslissing is dan ook als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedures met zaaknummers AWB 12/6079 VEROR, AWB 12/6080 VEROR, AWB 12/6081 VEROR, AWB 12/6082 VEROR, AWB 12/6083 VEROR en AWB 12/6084 VEROR worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, voorzitter en C.L.J.M. de Waal en K.A. Brunner, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 van de Algemene wet bestuursrecht, geen voorziening open.