ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
AMS 13-2085
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekening van nabetaling zorgtoeslag aan het juiste jaar en de gevolgen voor toetsingsinkomen

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande, beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst Toeslagen over de zorgtoeslag voor het jaar 2011. Eiseres ontving in 2011 een nabetaling van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van € 17.335,07, die volgens haar moet worden toegerekend aan het jaar 2009. Dit zou invloed hebben op haar toetsingsinkomen en haar recht op zorgtoeslag. De Belastingdienst had de zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 378,- en de te veel verleende voorschotten van € 458,- teruggevorderd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de nabetaling niet redelijkerwijs aan 2011 kon worden toegerekend, omdat deze betrekking had op de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2009.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 december 2013, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst bij de bepaling van de draagkracht de aanslag inkomstenbelasting moest volgen, zoals vastgesteld door de inspecteur. Eiseres werd geadviseerd om zich tot de inspecteur te wenden voor een mogelijke aanpassing van haar toetsingsinkomen, in plaats van de Dienst Toeslagen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke basis was om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij de berekening van de zorgtoeslag.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter H.J. Tijselink en is openbaar uitgesproken op 20 december 2013. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/2085

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

wonende te[naam],
eiseres,
gemachtigde mr. T.A. Vetter,
en

Belastingdienst Toeslagen,

verweerder,
gemachtigde [naam 1].

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres over 2011 definitief vastgesteld op € 378,- en de te veel verleende voorschotten van € 458,- teruggevorderd.
Bij besluit van 14 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2013.
Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.

Overwegingen

Feiten, omstandigheden en standpunten van partijen
Verweerder heeft eiseres een voorschot van € 836,- op de zorgtoeslag over 2011 toegekend. Bij dit besluit is rekening gehouden met een toetsingsinkomen over dat jaar van € 14.466,-. Eiseres heeft in 2011 van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) een nabetaling ontvangen van € 17.335,07. Verweerder heeft hierop het toetsinkomen van eiser over 2009 aangepast naar € 28.977,- en op basis daarvan de zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 378,- en de te veel verleende voorschotten van € 458,- teruggevorderd.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft aangevoerd dat het niet redelijk is om de nabetaling toe te rekenen aan het jaar 2011, omdat deze betrekking heeft op de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 december 2009. Het bedrag is doorbetaald aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Eiseres stelt dat haar feitelijke inkomen over 2011 € 17.915,93 bedraagt, zodat zij als alleenstaande over 20011 recht heeft op de maximale zorgtoeslag. Voorts heeft eiseres in haar aanvullend beroepschrift gesteld dat de door verweerder gekozen systematiek strijdig is met artikel 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen wettelijke bepaling bestaat om bij de berekening van de hoogte van de zorgtoeslag inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten. De Dienst Toeslagen dient af te gaan op het door de inspecteur vastgestelde inkomen. Als dat volgens eiseres niet juist is, dient zij zich te wenden tot de inspecteur. Indien die dan tot een andere vaststelling komt, is de Dienst Toeslagen daar ook aan gebonden, en kan dat uitmonden in een hernieuwde vaststelling van de aanspraken van eiseres op zorgtoeslag.
Wettelijk kader
Ingevolge art. 1, lid 2 van de Wet op de zorgtoeslag is de hoogte van de zorgtoeslag afhankelijk van de draagkracht.
In artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is bepaald dat bij de bepaling van de draagkracht voor de toepassing van onder meer de zorgtoeslag het toetsingsinkomen van de belanghebbende in aanmerking wordt genomen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Awir is het toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Awir wordt de aanslag vastgesteld door de inspecteur.
Op grond van artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt onder inkomensgegeven verstaan:
1º. indien over een kalenderjaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;
2º. indien over een kalenderjaar geen aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde belastbare loon.
In artikel 13 van het EVRM is het volgende bepaald:
Een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Inhoudelijke beoordeling
Eiseres meent dat de verwijzing naar de belastinginspecteur strijdig is met artikel 13 EVRM, naar de rechtbank begrijpt omdat zij meent dat door die verwijzing niet langer één, maar meerdere instanties betrokken zijn bij de beoordeling van haar geschil omtrent de zorgtoeslag.
De stelling dat daarmee sprake is van strijd met artikel 13 van het EVRM is echter niet onderbouwd. Eiseres heeft ook geen rechtspraak aangedragen ter ondersteuning van haar stelling. Dit is met name een punt, waar een betrokkenheid van meer dan één instantie niet (of niet zonder meer) betekent dat van een effectief rechtsmiddel geen sprake is.
En zelfs indien zou moeten worden aangenomen -zoals eiseres kennelijk doet- dat uit artikel 13 EVRM voortvloeit dat geschillen tussen de overheid en de burger moeten worden beslecht door één rechtsbeschermingsinstantie, kan dat eiseres in deze procedure nog niet baten.
Het hele geschil tussen eiseres en de overheid gaat om de vraag hoe moet worden omgegaan met een nabetaling van € 17.335,07. Deze beroepszaak heeft echter slechts betrekking op een veel beperkter financieel belang van € 458. Dat wijst er juist op dat eiseres zich juist dient te wenden tot de inspecteur, en niet de Dienst Toeslagen. Bij de inspecteur kan immers het hele bedrag van € 17.355,07 aan de orde komen.
Dat de procedure bij de inspecteur niet effectief zou zijn, is niet gebleken.
Eiseres heeft van die procedure geen gebruik gemaakt. Ter zitting is in dat verband aangevoerd dat de procedure bij de inspecteur nooit kan leiden tot een volledig herstel van het nadeel van eiseres, en dat daarom de eis tot het volgen van de procedure bij de inspecteur niet vooraf kan worden gesteld. De rechtbank volgt eiseres daarin evenmin.
(Ook) In die procedure kan eiseres aanvoeren dat van een feitelijke betaling aan haar geen sprake is geweest. En voor zover dat argument haar dan niet baat, blijft staan dat een middeling van inkomen in ieder geval tot een beperking van de door eiseres geleden financiële schade kan leiden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juni 2009 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer BJ1292) is de rechtbank van oordeel dat daarom eerst van eiseres gevergd kan worden om zich te wenden tot de inspecteur, voordat de vraag aan de orde kan komen of verweerder (een deel van) het financiële nadeel voor eiseres zou moeten compenseren.
De door eiseres met toestemming van verweerder na de zitting overgelegde brief van MO-groep van 29 september 2009 aan staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, leidt niet tot een andere conclusie. Zoals in de aanbiedingsbrief ook is vermeld door de gemachtigde van eiseres, heeft die brief betrekking op een andere problematiek dan hier aan de orde. De in die brief voorgestelde vereenvoudigingen bevinden zich ook juist aan de heffingskant van het fiscale traject. In dat kader past juist verweerders verwijzing naar de inspecteur voor de inkomstenbelasting.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen wettelijke bepaling is op grond waarvan inkomensbestanddelen buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij het bepalen van de zorgtoeslag. Noch de Awir, noch de Wet op de zorgtoeslag bieden deze ruimte. De gemachtigde van eiseres heeft dit overigens ook niet betwist.
Gelet op het voorgaande was verweerder bij de bepaling van de draagkracht gehouden de aanslag inkomstenbelasting te volgen, zoals vastgesteld door de inspecteur voor de inkomstenbelasting, hetgeen verweerder ook heeft gedaan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich dient te wenden tot de inspecteur voor de inkomstenbelasting, indien zij het niet eens is met de hoogte van het in de aanslag opgenomen toetsingsinkomen, nu de inspecteur voor de inkomstenbelasting het bevoegde bestuursorgaan is om daarover te oordelen. Op grond van artikel 20 van de Awir zal de zorgtoeslag worden herzien als het inkomen wordt aangepast. Het oordeel van de inspecteur werkt dus ook door in de relatie tussen verweerder en eiseres.
Uit het bepaalde van artikel 26 van de Awir volgt dat verweerder verplicht is om het te veel betaalde terug te vorderen. Deze bepaling laat geen ruimte open voor verweerder om uitzonderingen te maken.
Hetgeen namens eiseres is aangevoerd kan dus niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep van eiseres zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van mr. H. van Hoeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D:
SB