In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.E. Leijten, kantonrechter te Amsterdam, door een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een beslissing van de rechter over de toelaatbaarheid van een conclusie van antwoord in een civiele procedure tussen de verzoeker en de Deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam. De verzoeker betoogde dat de conclusie van antwoord te laat was ingediend en dat de rechter hierdoor in strijd met het rolreglement had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat een verzoek tot wraking niet bedoeld is om een rechterlijke beslissing aan te vechten waar de verzoeker het niet mee eens is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de beslissing van de rechter niet kon worden verklaard door vooringenomenheid. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure hervat zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.