In deze zaak vordert eiser de vernietiging van twee arbitrale vonnissen, omdat hij meent dat de arbiter partijdig was en het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. De vordering is afgewezen door de rechtbank, die oordeelt dat eiser de mogelijkheid tot wraking had kunnen benutten, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat een vordering tot vernietiging niet kan slagen als de wrakingsmogelijkheid aanwezig was. Eiser was bekend met de gronden voor zijn vordering tijdens de arbitrale procedure, wat betekent dat hij de weg van wraking had kunnen inslaan. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vernietiging op deze gronden niet kan worden toegewezen. Eiser wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Nibe-SVV, die zijn begroot op € 1.493,00. De rechtbank benadrukt dat de procedure niet gaat om handhaving van intellectuele eigendomsrechten, maar om de vernietiging van arbitrale vonnissen, en dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. Het vonnis is uitgesproken door mr. G.H. Marcus op 27 november 2013.