Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 16 oktober 2013,
- de akte van Gita, met producties,
- de akte van ABN.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een incident tussen de vennootschap naar Turks recht, Gita Çelik ve İnşaat Sanayi Ticaret Ltd. Şirketi, en ABN AMRO Bank N.V. De rechtbank heeft de vraag aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) voorgelegd of Gita, die in Turkije in staat van faillissement is verklaard, bevoegd is om zelfstandig een rechtsvordering in Nederland in te stellen tegen ABN AMRO. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 16 oktober 2013 aangekondigd dat zij inlichtingen zal inwinnen over deze bevoegdheid en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun opmerkingen over de voorgenomen vraagstelling te geven.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank de vragen geformuleerd die zij aan het IJI wil voorleggen. ABN AMRO heeft voorgesteld om de vraag meer toe te spitsen op de onderhavige casus, wat de rechtbank heeft overgenomen. Gita heeft verzocht om een eerdere uitspraak van het Hof te Ankara te betrekken bij de vraagstelling, wat de rechtbank ook heeft gedaan. De rechtbank heeft echter een verzoek van Gita om aanvullende omstandigheden te betrekken bij de vraagstelling afgewezen, omdat deze niet door ABN AMRO konden worden gereageerd.
De rechtbank heeft besloten dat de griffier een kopie van het vonnis en de overige processtukken aan het IJI zal doen toekomen en heeft de zaak op de parkeerrol geplaatst in afwachting van de rapportage van het IJI. De partijen zijn vrij om de zaak weer op de rol te plaatsen voor conclusie na de IJI-rapportage. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.