In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 juni 2013 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979 en thans gedetineerd in Nederland, heeft verklaard dat de personalia in het EAB correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 1 oktober 2013 heeft de opgeëiste persoon ervoor gekozen om zijn verdediging zelf te voeren, bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar, opgelegd bij een vonnis van 21 december 2011 door het District Court in Wlodawa. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen goedgekeurd, zodat hij zijn straf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. W.H. van Benthem, en de rechters mrs. A.R.P.J. Davids en A. van den Brink. De griffier mr. A.T.P. van Munster was ook aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.