ECLI:NL:RBAMS:2013:8536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
13-737842-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering naar Polen op basis van artikel 12 Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2013 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Litouwse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 en thans gedetineerd in Nederland, had eerder in eerste aanleg een vrijspraak gekregen, maar was in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar. De verdediging voerde aan dat de overlevering niet kon worden toegestaan op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was gesteld van het hoger beroep en derhalve niet in staat was zijn verdediging te voeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep en dat hij niet op de hoogte was van het hoger beroep dat door de officier van justitie was ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was, omdat de overlevering strekte tot de tenuitvoerlegging van een vonnis dat was gewezen zonder dat de opgeëiste persoon in persoon was verschenen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet de mogelijkheid had gehad om zijn verdediging te voeren in de procedure die leidde tot het veroordelende vonnis.

De rechtbank heeft de vordering tot overlevering afgewezen en vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2013.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-737842-13
RK nummer: 13/5505
Datum uitspraak: 17 oktober 2013 (bij vervroeging)
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 augustus 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 juli 2013 door
the Ministry of Justice of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëist persoon]
geboren te [geboorteplaats], [geboorteland] op [1983],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De niet verschenen opgeëiste persoon heeft op 10 oktober 2013 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman van de opgeëiste persoon,
mr. R. van der Weide, advocaat te Amsterdam, heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 30 januari 2012 van
the Vilnius City 1st District Courten een vonnis van 21 september 2012 van
the Vilnius County Court. Uit onderdeel b) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon bij het vonnis van 30 januari 2012 is vrijgesproken, waarna de officier van justitie in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep is de opgeëiste persoon vervolgens bij vonnis van 21 september 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De verdediging
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering niet kan worden toegestaan vanwege de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is weliswaar aanwezig geweest bij de behandeling die tot het vonnis in eerste aanleg heeft geleid – de vrijspraak van 30 januari 2012 – maar hij is nooit op de hoogte gebracht van het feit dat de officier van justitie in hoger beroep is gegaan. Zoals ook in het EAB staat vermeld is de uitspraak in hoger beroep van 21 september 2012 dus
in absentiagewezen. Het veroordelend vonnis is – kort gezegd – een verstekvonnis, terwijl de verzetgarantie van artikel 12 OLW ontbreekt.
De officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer niet kan slagen. Onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank van 13 november 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BL2852) heeft de officier van justitie, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de ratio van art 12 OLW is dat de opgeëiste persoon op enig moment in de procedure in de gelegenheid moet zijn geweest zijn verdediging te voeren. In onderhavige zaak is dat het geval, aangezien de opgeëiste persoon bij de inhoudelijke behandeling in eerste aanleg aanwezig is geweest. Onder verwijzing naar dezelfde uitspraak van 13 november 2009 heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat, wanneer de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het verdere verloop van de procedure, dat voor zijn rekening en risico moet komen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW mist daarom toepassing.
De rechtbank
Krachtens artikel 12 OLW moet de overlevering worden geweigerd, indien het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vonnis dat is gewezen naar aanleiding van een zitting waarop de opgeëiste persoon niet in persoon verschenen is, tenzij zich één van de situaties als genoemd onder a tot en met d van artikel 12 OLW voordoet.
In tegenstelling tot de door de officier van justitie aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 13 november 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BL2852), waarin de opgeëiste persoon na een veroordelend vonnis in eerste aanleg zelf in hoger beroep is gegaan, is de opgeëiste persoon in onderhavige zaak in eerste aanleg vrijgesproken en is hij niet zelf, maar de officier van justitie van deze vrijspraak in hoger beroep gegaan. Bovendien is vast komen te staan dat hij bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep – de behandeling die tot de veroordelende uitspraak van 21 september 2012 heeft geleid – niet aanwezig is geweest. Nergens blijkt ook dat de opgeëiste persoon van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep op de hoogte is geweest, dan wel dat hij van deze hoger beroep procedure op de hoogte is gesteld. Voor de vraag of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich voordoet, kan onder deze omstandigheden niet worden teruggegrepen op de procedure in eerste aanleg, waarbij de opgeëiste persoon wel bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig is geweest. Het EAB strekt immers tot tenuitvoerlegging van de veroordelende uitspraak van 21 september 2012, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot die uitspraak heeft geleid, noch daarvan op de hoogte was; uit de stukken kan zulks niet worden afgeleid. Van een verzetgarantie conform artikel 12 OLW is tenslotte niet gebleken.
Het verweer slaagt en de overlevering dient daarom te worden geweigerd.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW geldt, dient de overlevering te worden geweigerd.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

10.Beslissing

WEIGERTde verzochte overlevering van
[opgeëist persoon]aan
the Ministry of Justice of the Republic of Lithuania(Litouwen).
Aldus gedaan door
mr. J.O. Rutten, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en M.J.J.P. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2013.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.