ECLI:NL:RBAMS:2013:8535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
13-737843-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar België deels toegestaan in verband met een te laag strafmaximum in België t.a.v. een aantal feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 augustus 2013 door de Eerste substituut procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 en thans gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Belgische en Marokkaanse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin verschillende voor tenuitvoerlegging vatbare uitspraken worden genoemd. De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen die de opgeëiste persoon moet ondergaan in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor bepaalde feiten de overlevering moet worden geweigerd vanwege een te laag strafmaximum in België, terwijl voor andere feiten de overlevering wel kan worden toegestaan. De feiten waarvoor de overlevering wordt toegestaan, zijn onder andere diefstal, afpersing en mishandeling, die in beide landen strafbaar zijn en waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden geldt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering voor de feiten waarvoor deze is toegestaan, kan plaatsvinden, maar dat het aan de bevoegde autoriteiten van België is om te bepalen welk gedeelte van de vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/737843-13
RK nummer: 13-5331
Datum uitspraak: 22 oktober 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 augustus 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 augustus 2013 door de Eerste substituut procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [1982],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De niet verschenen opgeëiste persoon heeft op 10 oktober 2013 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman van de opgeëiste persoon,
mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Belgische en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een de volgende voor ten uitvoerlegging vatbare uitspraken:
Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 26 november 2010, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd van 2 jaren;
Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 29 juni 2010, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd van 2 jaren;
Arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 24 juni 2010, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd van 15 maanden;
Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 11 februari 2005 dat de opgeëiste persoon veroordeelde tot probatieuitstel en het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 11 december 2007 dat het probatieuitstel herroept, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd van 1 jaar;
Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 15 juni 2005, waarbij een gevangenisstraf is opgelegd van 6 maanden;
Vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank Antwerpen van 7 augustus 2013 tot herroeping van het elektronisch toezicht.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 1060 dagen.
Dit uitspraken betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
Dit betekent dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van België als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Ten aanzien van de volgende feiten – conform de alfabetische rangschikking van onderdeel e) van het EAB – stelt de rechtbank vast dat hieraan niet is voldaan vanwege een te laag strafmaximum in België:
  • Feit E van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 26 november 2010;
  • Feiten C, H, I en J van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 29 juni 2010;
  • Feit C van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 15 juni 2005.
De overlevering dient voor deze feiten te worden geweigerd.
Ten aanzien van de overige feiten stelt de rechtbank vast dat deze in beide landen strafbaar zijn en dat op deze feiten zowel in Nederland als in België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
poging tot afpersing
afpersing, meermalen gepleegd
oplichting, meermalen gepleegd
diefstal, meermalen gepleegd
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
bedreiging met zware mishandeling
poging tot doodslag
mishandeling, meermalen gepleegd
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
medeplegen van mishandeling

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van de Overleveringswet ten aanzien van de volgende feiten, dient de overlevering voor deze feiten te worden geweigerd:
  • Feit E van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 26 november 2010;
  • Feiten C, H, I en J van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 29 juni 2010;
  • Feit C van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 15 juni 2005.
Ten aanzien van de overige feiten is vastgesteld dat is voldaan aan de vereisten van de Overleveringswet. De overlevering dient voor deze feiten te worden toegestaan.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de feiten waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 46, 47, 285, 287, 300, 310, 311, 312, 317, 326 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 Wet Wapens en Munitie en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Eerste substituut procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht,
met uitzondering van:
  • Feit E van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 26 november 2010;
  • Feiten C, H, I en J van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 29 juni 2010;
  • Feit C van het Vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 15 juni 2005.
Aldus gedaan door
mr. J.O. Rutten, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en M.J.J.P. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2013.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.