In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben buren een geschil over een coniferenhaag en bouwkundige voorzieningen. De eisers, wonende aan de [adres], hebben in conventie gevorderd dat de gedaagde, eigenaresse van het aangrenzende pand, een coniferenhaag van 4,20 meter hoog zou verwijderen of snoeien tot een hoogte van 1,72 meter. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering tot verwijdering van de coniferenhaag is verjaard, aangezien deze meer dan 20 jaar geleden is geplaatst. De reconventionele vordering van de gedaagde tot schadevergoeding voor het onrechtmatig beschadigen van de haag door de eisers is afgewezen, omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de eisers verantwoordelijk waren voor de schade.
Daarnaast heeft de gedaagde vorderingen ingediend met betrekking tot de bouwkundige voorzieningen die de eisers aan hun uitbouw hebben aangebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming een aansluiting op het platte dak van de gedaagde te maken. De vordering tot verwijdering van deze voorzieningen is toegewezen, terwijl de vorderingen van de eisers in conventie zijn afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt de juridische principes van burenrecht, verjaring, en onrechtmatige daad, en biedt inzicht in de afwegingen die de rechter maakt bij het beoordelen van geschillen tussen buren.