ECLI:NL:RBAMS:2013:8432

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
13/674261-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afdreiging, smaad en oplichting van een bekende Nederlander

Op 12 december 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afdreiging, smaad en oplichting. De verdachte heeft door middel van e-mailberichten geprobeerd het slachtoffer, een bekende Nederlander, te dwingen tot betaling van € 14.000 of tot het verrichten van escortwerkzaamheden. Bij gebreke van betaling zou het slachtoffer worden bedreigd met de openbaarmaking van een geheim via de media. Daarnaast heeft de verdachte zich voorgedaan als een ander en de moeder van het slachtoffer bewogen tot de afgifte van de sleutel van de woning van het slachtoffer. Ook heeft hij een profiel aangemaakt op een website, waarin hij foto's van het slachtoffer plaatste en valse informatie over haar verspreidde, wat leidde tot smaad.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op ernstige wijze had misdragen door de eer en goede naam van het slachtoffer aan te tasten en door gebruik te maken van de kwetsbare positie van het slachtoffer als bekende Nederlander. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 68,45, dat verband hield met de kosten voor het vervangen van sloten van de woning van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en nog zal maken voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak.

De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten die bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674261-12
Datum uitspraak: 12 december 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum/plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K.M. Römer, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G.E. Toxopeus naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat hij
1.
in of omstreeks de periode van 17 september 2011 tot en met 21 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam] heeft bewogen tot de afgifte van een sleutel (van het huis van aangeefster), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een ander persoon, te weten [naam X], waardoor voornoemde [naam] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
Primair
in of omstreeks de periode van 22 september 2011 tot en met 24 september 2011 te Amsterdam en/of te Barendrecht, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, aangeefster, heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag (ongeveer 14.000 euro) en/of door bovenstaand bedrag af te betalen in de vorm van escort (500 euro
per date), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde aangeefster, die aangeefster heeft gemaild – zakelijk weergegeven - het verhaal en bewijs van de werkzaamheden van voornoemde aangeefster bij [bedrijf] aan diverse media te verkopen;
Subsidiair
in of omstreeks de periode van 22 september 2011 tot en met 24 september 2011 te Amsterdam en/of te Barendrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, aangeefster, te dwingen tot afgifte van een geldbedrag (ongeveer 14.000 euro) en/of door bovenstaand bedrag af te betalen in de vorm van escort (500 euro per date), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde aangeefster, die aangeefster heeft gemaild – zakelijk weergegeven - het verhaal en bewijs van de werkzaamheden van voornoemde aangeefster bij [bedrijf] aan diverse media te verkopen;
3.
op of omstreeks 25 september 2011, in elk geval in of omstreeks de maand september 2011, te Amsterdam en/of te Barendrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk, door middel van verspreiding en/of het openlijk tentoonstellen en/of aanslaan van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van aangeefster heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op de website [site] een profiel gecreëerd van aangeefster en/of daarop foto's van die aangeefster geplaatst en/of in de profieltekst het telefoonnummer van die aangeefster vermeld en/of in de profieltekst vermeld dat die aangeefster tegen betaling van 175 euro per uur voor seksuele diensten te boeken zou zijn en/of aldus dat/die geschrift(en) verspreid en/of tentoongesteld en/of aangeslagen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Het bewijs ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht met de officier van justitie en anders dan de raadsman bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, poging tot afdreiging en smaad.
De beslissing van de rechtbank is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Dit verkorte vonnis zal in de gevallen waarin de wet dat voorschrijft met die bewijsmiddelen worden aangevuld.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat hij zich heeft voorgedaan als een ander en dat daardoor de moeder van aangeefster is bewogen tot afgifte van de sleutel van de woning van aangeefster. De raadsman heeft evenwel bepleit dat het oogmerk van verdachte om zich wederrechtelijk te bevoordelen als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet bewezen kan worden, omdat de sleutel geen economische waarde vertegenwoordigde en verdachte geen oogmerk had met die sleutel het huis binnen te gaan en zaken weg te nemen.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘bevoordelen’ in artikel 326, eerste lid, Sr ruim moet worden uitgelegd. Als het gaat om bevoordeling door afgifte van een goed, zoals in deze zaak, gaat het niet louter om de financiële waarde van dat goed in het normale handelsverkeer of op de zwarte markt. Zeker ook van belang is het voordeel dat verdachte meende te kunnen ontlenen aan de afgifte van het goed. In dit geval heeft verdachte verklaard dat hij de moeder van aangeefster heeft bewogen tot de afgifte van de sleutel, omdat hij contact met aangeefster wenste. De rechtbank concludeert op basis van de mailwisseling (p. 75 en 76 van het dossier) tussen de moeder van aangeefster en verdachte, dat achter de wens van contact (ook) een financieel motief schuil ging. Als moeder per mail vraagt de sleutel te retourneren, antwoordt verdachte – kort gezegd – dat hij financiële schade heeft door toedoen van aangeefster en zij niet reageert als zij daarmee wordt geconfronteerd. Verdachte schrijft bovendien dat aangeefster genoegdoening moet bieden en hij niet zal rusten voordat dit geregeld is. Verdachte heeft met het verkrijgen van de sleutel kennelijk beoogd deze financiële compensatie te bespoedigen. De sleutel vertegenwoordigde voor verdachte dan ook zeker waarde en is sprake van ‘bevoordelen’. De rechtbank verwerpt het verweer.
[4]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat van een bedreiging tot openbaarmaking van een geheim geen sprake is. Er was immers geen sprake van een geheim; aangeefster heeft zelf, door het plaatsen van een advertentie op een website van een escortbureau, geadverteerd voor het verrichten van escortwerkzaamheden.
Het was verdachte duidelijk dat aangeefster bij een groter publiek als actrice bekend was, zij het dat haar carrière die periode niet goed liep. Aangeefster wilde die carrière wel een nieuwe impuls geven en zij werkte louter uit financiële nood als escortdame. Daartoe stond zij ingeschreven bij een escortbureau dat ook een website beheert. Er is een wachtwoord vereist om toegang tot de die website te krijgen. Aangeefster maakte bij het verrichten van haar escortwerkzaamheden bovendien gebruik van een andere naam. Onder deze omstandigheden was sprake van een geheim dat slechts aan enkelen, en dus niet bij het grote publiek, bekend was. Onder deze omstandigheden moet verdachte hebben begrepen dat aangeefster haar escortwerkzaamheden, om voor de hand liggende redenen, verborgen wilde houden. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte getracht heeft aangeefster te dwingen tot afgifte van een geldbedrag dan wel de betaling van dit geldbedrag in de vorm van escortdiensten aan verdachte, door haar te bedreigen met de openbaarmaking van een geheim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Aangezien de bedreigingen jegens aangeefster niet hebben geleid tot de afgifte van het geld of tot het verrichten van de escortwerkzaamheden, moet het handelen van verdachte worden gekwalificeerd als een poging tot afdreiging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
in de periode van 17 september 2011 tot en met 21 september 2011 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, [naam] heeft bewogen tot de afgifte van een sleutel van het huis van aangeefster, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een ander persoon, te weten [naam X], waardoor voornoemde [naam] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
in de periode van 22 september 2011 tot en met 24 september 2011 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met de openbaring van een geheim, aangeefster, te dwingen tot afgifte van een geldbedrag (ongeveer 14.000 euro) of door bovenstaand bedrag af te betalen in de vorm van escort (500 euro per date), voornoemde heeft gemaild – zakelijk weergegeven - het verhaal en bewijs van de werkzaamheden van voornoemde aangeefster bij [bedrijf] aan diverse media te verkopen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
in de maand september 2011 in Nederland, opzettelijk, door middel van het openlijk tentoonstellen, de eer en de goede naam van aangeefster heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op de website [site] een profiel gecreëerd van aangeefster en daarop foto's van die aangeefster geplaatst en in de profieltekst het telefoonnummer van die aangeefster vermeld en in de profieltekst vermeld dat die aangeefster tegen betaling van 175 euro per uur voor seksuele diensten te boeken zou zijn.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het beroep van de raadsman op de rechtvaardigingsgrond van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht kan onbesproken blijven, nu dit verweer ziet op bedreiging met smaad of smaadschrift en de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met de openbaarmaking van een geheim.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 subsidiair, en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen, waarvan een gedeelte, groot 50 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan oplichting. Door zich voor te wenden als een ander heeft hij de moeder van aangeefster bewogen tot de afgifte van de sleutel van de woning van aangeefster. Dat is een bijzonder kwalijk feit, te meer omdat verdachte daarmee zich de mogelijkheid heeft verschaft toegang te kunnen krijgen tot het privédomein van aangeefster. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan poging tot afdreiging. Hij heeft door middel van het sturen van e-mailberichten gepoogd aangeefster te bewegen tot het betalen van een geldbedrag van € 14.000 of tot het afbetalen van dit bedrag in de vorm van escortwerkzaamheden voor hem. Bij gebreke daarvan zou worden overgegaan tot openbaarmaking van een geheim via de media. Dat zou voor aangeefster in meerdere opzichten schadelijk zijn geweest. Bovendien bevond aangeefster zich als bekende Nederlander in een extra kwetsbare positie. Daar heeft verdachte bewust misbruik van gemaakt. Verdachte heeft zich, door aldus te handelen, op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn van het slachtoffer en heeft zijn drang om zijn gelijk te halen laten prevaleren. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan smaad door op een website een profiel te creëren en daarop foto's van aangeefster te plaatsen. Verdachte heeft in de profieltekst de naam en het telefoonnummer van aangeefster vermeld en tevens dat zij tegen betaling van 175 euro per uur voor seksuele diensten te boeken zou zijn. Dergelijke feiten worden in de regel door slachtoffers als een grote inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer ervaren. Door aldus te handelen heeft verdachte de eer en goede naam van aangeefster geschonden. Voorts blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster dat door deze gebeurtenissen haar vertrouwen in mensen een flinke deuk heeft opgelopen. Ook heeft voelt zij zich beroofd van haar gevoel van veiligheid en heeft zij last gehad van nachtmerries.
Tegenover het vorenstaande staat dat de rechtbank de oprechte, affectieve gevoelens van verdachte jegens aangeefster aannemelijk acht. Deze gevoelens waren duidelijk niet wederzijds. Toen verdachte dat eenmaal duidelijk was is hij uit boosheid en frustratie overgegaan tot het plegen van de strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies van 20 november 2012 volgt dat verdachte na de ten laste gelegde feiten in behandeling is gegaan bij een psychiater en dat hij de therapie positief heeft afgesloten. Voorts heeft hij geen enkel contact meer gezocht met aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden en gezien het forse tijdsverloop en de proceshouding van verdachte, een geheel voorwaardelijke taakstraf passend en geboden is.
De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 68,45, bestaande uit de kosten die door aangeefster zijn gemaakt voor het vervangen van de sloten van haar woning. Zij heeft daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken kan het causaal verband tussen het aan verdachte ten laste gelegde en de door de benadeelde partij geleden schade niet worden vastgesteld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij voor een deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen geachte feit, rechtstreeks materiële schade heeft geleden; de rechtbank acht de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist. Het betreft de schade als gevolg van het vervangen van het slot van de deur van de woning van aangeefster. De rechtbank waardeert deze schade op € 68,45 (zegge: achtenzestig euro en vijfenveertig eurocent).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om voor voormeld schadebedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen
De behandeling van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 261, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk voor zover geldend ten tijde van het bewezengeachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
oplichting
ten aanzien van het onder 2 subsidiair, ten laste gelegde
poging tot afdreiging
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
smaad.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 60 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarde:
- Veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot € 68,45 (zegge: achtenzestig euro en vijfenveertig eurocent).
Veroordeelt verdachte aan benadeelde partij voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. M. Woerdman en Sj.A. Rullmann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Stas, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2013.