ECLI:NL:RBAMS:2013:8429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
13-674048-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete voor discriminatie en haat zaaien door publicatie van 'The biological Jew' op internet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte teksten uit het boek 'The biological Jew' op de internetsite van Stichting Visie heeft gepubliceerd. De rechtbank oordeelde dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden, vanwege hun ras en/of godsdienst, en dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het aanzetten tot haat. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het openbaar maken van beledigende uitlatingen en het aanzetten tot haat tegen Joden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op de hoogte waren van de inhoud van het boek en dat de uitlatingen, die Joden met parasieten vergeleken, een onmiskenbaar beledigend en haatdragend karakter hadden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1000,-, met een voorwaardelijk deel van € 500,- en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de uitlatingen in het boek niet alleen kwetsend waren, maar ook in strijd met de fundamentele normen en waarden van de samenleving. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 137d en 137e van het Wetboek van Strafrecht, die discriminatie en haatzaaien verbieden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674048-13
Datum uitspraak: 20 november 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1925],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.C. Velleman en van wat verdachte naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2012 tot en met 11 februari 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, beledigend was, immers heeft hij, verdachte, met een (of meer) van zijn mededader(s) op de internetsite van Stichting Visie, te weten http://stgvisie.home.xs4all.nl, een of meer teksten uit het boek dan wel het artikel "The biological Jew" geplaatst en/of geplaatst gehouden en/of beschikbaar gemaakt en/of beschikbaar gehouden (voor (een) bezoeker(s) van voornoemde internetsite) om te downloaden, met (onder meer) de volgende inhoud :
- " Although humans have been aware of the physical discomfort and danger which
animal parasites have always presented to him, they have consistently failed
to recognize the specific danger of the Jewish parasite until it was too late." (pagina 26 proces verbaal)
en/of
- " This religious ceremony of drinking the blood of an innocent gentile child
is basic to the Jew's entire concept of his existence as a parasite, living off of the blood of the host. That is why he refuses to abandon this custom, even though it has brought him close to extinction many times." (pagina 32 proces verbaal)
en/of
- " Thus, everything that the Jew does in connection with his parasitic
existence is a criminal act, and part of an overall criminal existence." (pagina 34 proces verbaal)
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2012 tot en met 11 februari 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt, welke uitlating, naar hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, aanzette tot haat tegen mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst,
immers heeft hij, verdachte, met een (of meer) van zijn mededader(s) op de internetsite van Stichting Visie, te weten http://stgvisie.home.xs4all.nl , het boek dan wel artikel "The biological Jew" van auteur E. Mullins geplaatst en/of geplaatst gehouden en/of beschikbaar gemaakt en/of beschikbaar gehouden (voor (een) bezoeker(s) van voornoemde internetsite) om te downloaden.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt hiertoe het volgende.
3.1
Overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
3.1.1
De openbaarmaking tezamen en in vereniging en de opzet daarop
Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel op pagina 19 van het dossier en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, is verdachte de voorzitter van de Stichting Visie en medeverdachte [medeverdachte] de penningmeester en secretaris van voornoemde stichting. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk op de internetsite van Stichting Visie het boek “The biological Jew’’ openbaar hebben gemaakt, nu dit, desgevraagd, niet door hen is betwist. Op grond van bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en medeverdachte beiden zodanig betrokken zijn geweest bij voornoemde openbaarmaking, dat kan worden gesproken van medeplegen van deze handeling.
3.1.2
Anders dan ten behoeve van de zakelijke berichtgeving
Er is geen sprake geweest van voorlichting in het kader van wetenschappelijke of journalistieke doeleinden, teneinde het aan het licht brengen van rassendiscriminatie van Joden door de openbaarmaking van het boek “The biological Jew”. Door verdachte is gesteld noch anderszins aannemelijk gemaakt dat er een zakelijke noodzaak bestond voor het publiceren van het boek. De publicatie was op vrijwillige basis. De rechtbank acht derhalve het bestanddeel ‘anders dan ten behoeve zakelijke berichtgeving’ bewezen.
3.1.3.
De term “beledigend’’
De rechtbank beoordeelt de vraag of het bestanddeel ‘beledigend’ in artikel 137e van het Wetboek van strafrecht kan worden bewezen aan de hand van de lijnen die de Hoge Raad heeft uitgezet en bevestigd in de arresten van 9 januari 2001 (NJ 2001, 203 en NJ 2001, 204) en 14 januari 2003 (NJ 2003, 261). Het beslissingsschema voor de strafrechtelijke beoordeling van het element ‘beledigend’ is door de Hoge Raad uiteengezet in laatstgenoemd arrest en wordt ook wel als het "driestappenmodel" aangeduid:
- in de eerste stap wordt beoordeeld of de betreffende uitlating op zich genomen beledigend is voor een groep mensen;
- in de tweede stap wordt beoordeeld of, beschouwd in haar context, de uitlating van betekenis is voor een maatschappelijk debat, waardoor het beledigende karakter kan wegvallen;
- in de derde stap wordt beoordeeld of de uitlating niet onnodig grievend is, in welk geval de uitlating alsnog als "beledigend" kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat in de uitlatingen van het onder 1 ten laste gelegde, maar ook in het boek “The biological Jew” als geheel, Joden vele malen worden vergeleken met parasieten, dat wordt gesteld dat zij een gevaar opleveren dat consequent te laat wordt opgemerkt en dat het loutere bestaan van Joden op zich een criminele daad behelst. Deze bewoordingen laten geen andere conclusie toe dan dat zij uiterst kwetsend en grievend zijn voor Joden, dat Joden als groep in diskrediet worden gebracht en het beeld over Joden als bevolkingsgroep ernstig wordt aangetast. De bewoordingen hebben derhalve naar objectieve maatstaven op zichzelf beoordeeld een onmiskenbaar beledigend karakter.
3.1.4
Voorwaardelijk opzet op de belediging
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: verdachte en medeverdachte [medeverdachte]) zelf bepalen wat zij op de website van Stichting Visie plaatsen en dat hij, verdachte, ‘mensen kennis heeft laten maken met een bepaald boek’ (de rechtbank begrijpt: het boek ‘The biological Jew’). Verdachte heeft verklaard dat ‘als je je er puur op richt om discriminerende passages te vinden, dan vind je die ook. Als je vanuit een ander oogpunt, vanuit een andere context leest, dan kom je tot totaal andere conclusies.’ Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat het boek ‘The biological Jew’ algemeen verkrijgbaar is. Omdat veel websites verdwijnen, heeft hij het boek op de website van Stichting Visie gezet. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij in de context achter de passages van het boek ‘The biological Jew’ staat. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte en zijn medeverdachte aldus op de hoogte waren van de inhoud van het boek. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de uitlatingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, naar objectieve maatstaven een onmiskenbaar beledigend karakter hebben, hadden verdachte en zijn medeverdachte in ieder geval redelijkerwijs moeten vermoeden dat de uitlatingen beledigend waren voor Joden als bevolkingsgroep. Door het boek te plaatsen op de website hebben verdachten op zijn minst moeten realiseren dat de uitlatingen als discriminerend worden beoordeeld. Het feit dat het boek als zodanig ook langs andere wegen te koop is, doet daar niets aan af.
3.1.5
Maatschappelijk debat
De rechtbank oordeelt dat de context waarin de bewoordingen voorkomen, niet het beledigende karakter van de uitlatingen ontneemt. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de lezers stof tot nadenken geeft door de publicatie van het boek ‘The biological Jew’ op de website stgvisie.home.xs4all.nl. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het doel van stichting is gelegen in het onder andere opnieuw aanbrengen van het intellectuele debat. Door het publiceren van het boek heeft verdachte derhalve willen participeren in het maatschappelijk debat. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat verdachte zich beroept op het belang van het maatschappelijk debat als strafuitsluitingsgrond. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Volgens de Hoge Raad (LJN BV5623) dient, indien beroep wordt gedaan op de context van het maatschappelijk debat, de context voor derden kenbaar te zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de uitlating wegvalt. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen actueel debat gaande over de vraag of Joden kunnen worden aangeduid als parasieten, sterker nog, voornoemd debat is in strijd met fundamentele normen en waarden van de samenleving. Bovendien heeft verdachte niet aannemelijk kunnen maken dat het openbaar maken van het boek ‘The biological Jew’ een bijdrage is en dienstig is aan het maatschappelijk debat.
Van een schending van de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM) is naar het oordeel van de rechtbank ten slotte geen sprake. Informatie of ideeën die 'kwetsen, choqueren of verontrusten' worden ook door artikel 10 EVRM beschermd, maar het artikel bevat géén absoluut recht op vrijheid van meningsuiting.
Het recht in vrijheid een mening te uiten kan als gevolg van het tweede lid van artikel 10 EVRM worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
De rechtbank is van oordeel dat het verdachte verboden mag worden de ten laste gelegde uitlatingen in het boek ‘The biological Jew’, voor zover zij gelet op hun grove karakter op grond van artikel 17 EVRM niet zijn uitgezonderd van de bescherming van artikel 10 EVRM, op internet te plaatsen in het belang van de bescherming van de rechten van anderen en met het oog op het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten.
De eerdergenoemde term 'noodzakelijk' houdt in dat er een dringende maatschappelijke oorzaak (’pressing social need’) moet zijn voor een zodanige beperking. Het gaat om de afweging van enerzijds de vrijheid van meningsuiting zelf en anderzijds de dringende maatschappelijke oorzaak die een inbreuk op die vrijheid kan rechtvaardigen. De rechter moet daarbij de zaak als geheel beoordelen en acht slaan op de inhoud van de bestreden bewoordingen en de context waarin deze werden gebruikt. Het EHRM stelt in zijn rechtspraak daarbij als eis dat de beperking van de vrije meningsuiting in een evenredige verhouding moet staan tot het doel dat ermee wordt beoogd (het proportionaliteitsbeginsel) en dat de voor de beperkingen aangevoerde redenen “relevant and sufficient” moeten zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu aan deze vereisten voldaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachte geen politicus, kunstenaar of journalist zijn en dat zij onnodig choquerende uitlatingen op een voor iedereen toegankelijke site hebben geplaatst.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de derde stap uit voornoemd door de Hoge Raad gehanteerde driestappenmodel, de beantwoording van de vraag of de uitlating niet onnodig grievend is, in welk geval de uitlating alsnog als "beledigend" kan worden aangemerkt.
Derhalve oordeelt de rechtbank op grond van het bovenstaande dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank oordeelt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde als volgt. Ten aanzien van de meeste bestanddelen verwijst de rechtbank naar hetgeen is bepaald ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. De vragen die dienen te worden beantwoord zijn of het boek ‘’The biological Jew’ aanzet tot haat en of verdachte dit ook heeft beoogd.
Voor een bewezenverklaring van aanzetten tot haat moet er een zekere vorm van kwaadaardigheid aanwezig zijn om beperking van de vrijheid van meningsuiting te rechtvaardigen. Er moet sprake zijn van opruiing, ophitsing en/of opstoken van de potentiële lezers van de tekst en in de tekst moeten voldoende krachtige termen aanwezig zijn om haat op te wekken. Er moet sprake zijn van het ‘aanzetten tot iets ongeoorloofds’. Blijkens de uitspraak in de zaak [A] (rechtbank Amsterdam 22-06-2011) dient in beginsel sprake te zijn van een intrinsiek conflictueuze tweedeling, wil er sprake zijn van aanzetten tot haat.
De rechtbank wijst erop dat bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van dit opruiende karakter de aard van de uitlatingen, de eventuele onderlinge samenhang en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan dienen te worden bezien. De rechtbank verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 16 april 1996 (LJN: AD 2525). De samenhang van bepaalde woorden kan immers bepalend zijn voor de vraag welke betekenis aan bepaalde woorden moet worden gegeven (zie onder meer uitspraak van deze rechtbank van 23 juni 2011; LJN BQ9001). Zoals eerder bepaald onder 3.1.5 neemt de context niet het beledigende karakter weg. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak het aanzetten tot haat verpakt is in een ‘onderkoelde pseudowetenschappelijke verhandeling, waarbij de te haten groep wordt neergezet als doodsvijand’.
De rechtbank stelt vast dat de stelling dat Joden parasieten zijn en dat deze parasiet verantwoordelijk is voor de ondergang van grote mogendheden, de rode draad is in het boek ‘The biological Jew’. De rechtbank begrijpt de strekking van het artikel in die zin dat de schrijver propageert tot uitroeiing van deze parasiet. De rechtbank stelt voorts vast dat de interpretatie van de uitlatingen in het boek het mogelijk maakt te concluderen tot een duidelijke intrinsiek conflictueuze tweedeling tussen Joden en niet-Joden, door Joden te vergelijken met parasieten en niet-Joden als gastheer. Het voorgaande vormt eveneens het ‘krachtversterkend element’ en de rechtbank is derhalve van oordeel dat het boek naar de inhoud en strekking daardoor een onmiskenbaar haatdragend en discriminerend karakter heeft.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht gezien het voorstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
in de periode van 26 maart 2012 tot en met 11 februari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij en zijn mededader redelijkerwijs moesten vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, beledigend was, immers heeft hij, verdachte, met zijn mededader op de internetsite van Stichting Visie, te weten http://stgvisie.home.xs4all.nl, teksten uit het boek dan wel het artikel "The biological Jew" geplaatst en geplaatst gehouden en beschikbaar gemaakt en beschikbaar gehouden voor bezoekers van voornoemde internetsite om te downloaden, met onder meer de volgende inhoud :
- " Although humans have been aware of the physical discomfort and danger which
animal parasites have always presented to him, they have consistently failed
to recognize the specific danger of the Jewish parasite until it was too late." (pagina 26 proces-verbaal)
en
- " This religious ceremony of drinking the blood of an innocent gentile child
is basic to the Jew's entire concept of his existence as a parasite, living off of the blood of the host. That is why he refuses to abandon this custom, even though it has brought him close to extinction many times." (pagina 32 proces-verbaal)
en-
- " Thus, everything that the Jew does in connection with his parasitic
existence is a criminal act, and part of an overall criminal existence." (pagina 34 proces-verbaal);
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
in de periode van 26 maart 2012 tot en met 11 februari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt, welke uitlating, naar hij en zijn mededader redelijkerwijs moesten vermoeden, aanzette tot haat tegen mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst,
immers heeft hij, verdachte, met zijn mededader op de internetsite van Stichting Visie, te weten http://stgvisie.home.xs4all.nl , het boek dan wel artikel "The biological Jew" van auteur E. Mullins geplaatst en geplaatst gehouden en beschikbaar gemaakt en beschikbaar gehouden voor bezoekers van voornoemde internetsite om te downloaden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, waarvan een gedeelte, groot € 500,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met de medeverdachte een boek openbaar gemaakt dat beledigend is voor een groep mensen, te weten Joden. Door de publicatie van het boek ‘The biological Jew’ met daarin onder meer de uitlatingen zoals bewezenverklaard hebben verdachte en zijn medeverdachte zich uiterst kwetsend uitgelaten en deze groep daarmee beledigd. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. De straf zoals door de officier van justitie geëist, dient verdachte dan ook duidelijk te maken hoezeer de samenleving de uitlatingen in het boek veroordeelt en verafschuwt. Tevens dient deze straf ter algemene preventie.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 137d en 137e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras of hun godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
In het openbaar, bij geschrift, aanzetten tot haat tegen mensen wegens hun ras of hun godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van
€ 1000,-(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot
€ 500,-van deze geldboete, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. O.P.G. Vos en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Bogaerts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2013.