ECLI:NL:RBAMS:2013:8259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
13.737.064-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen toegestaan, verzoek om aanhouding afgewezen, evenredigheidsverweer verworpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2013 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van een strafbaar feit volgens de Poolse wetgeving. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat zij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de proceduregang besproken, waarbij de vordering op verschillende zittingen is behandeld, en heeft de verzoeken tot aanhouding van de behandeling afgewezen. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering onevenredig bezwarend zou zijn, gezien de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon, die al geruime tijd in Nederland verblijft en een jong kind heeft. De rechtbank verwierp dit verweer, verwijzend naar eerdere jurisprudentie en de stelselmatige evenredigheid van het Kaderbesluit. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.737.064-13
RK nummer: 13/1247
Datum uitspraak: 10 december 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 februari 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 13 december 2012 door
the Regional Court in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [1986],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [adres] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 28 mei 2013, 6 augustus 2013 en 26 november 2013. Het verhoor op de laatste twee zittingen heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N. van Ditzhuyzen. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsvrouw, mr. I. Aardoom-Fuchs, advocaat te Gouda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrant of the Local Court in Skarżysko-Kamienna of 28 January 2011, reference IIK 540/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot oplichting

5.Verzoek tot aanhouding

De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, andermaal verzocht om aanhouding van de behandeling ter terechtzitting, zodat het resultaat kan worden afgewacht van de procedure die in Polen loopt. De opgeëiste persoon heeft twee nieuwe advocaten in Polen. Het laatste nieuws is dat een beslissing op het schikkingsvoorstel niet vóór 10 december 2013 zal worden behandeld in Polen. De zaak is stil komen te liggen in Polen omdat de behandelend rechter met pensioen is gegaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het aanhoudingsverzoek moet worden afgewezen. Allereerst is de behandeling al twee keer eerder aangehouden – op 28 mei 2013 en 6 augustus 2013 – zodat er veel tijd is geweest om te trachten de zaak in Polen op te lossen, althans om aan de hand van officiële stukken van de Poolse autoriteiten aan te tonen dat de kans groot is dat het EAB niet gehandhaafd zal blijven. Ondanks de geboden tijd is er geen concreet uitzicht op een (mogelijke) intrekking van het EAB. Voorts is er – als antwoord op vragen van het internationaal Rechtshulp Centrum – aanvullende informatie gekomen uit Polen d.d. 8 november 2013, waaruit volgt dat de procedure in Polen is opgeschort
“due to the hiding of the defendant until she is stopped. When [opgeëiste persoon] is stopped the proceedings shall be activated and continued.”Ook deze informatie duidt niet op een (mogelijke) intrekking van het EAB.

6.Evenredigheid

De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de overlevering geweigerd dient te worden nu dit onevenredig bezwarend is gelet op de geringe ernst van het feit en de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon. Zij verblijft al lang in Nederland, staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie en heeft een kind van jonge leeftijd. Deze humanitaire gronden dienen te worden meegewogen, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat het beroep op onevenredigheid niet kan slagen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman onder verwijzing naar haar eerder bij uitspraak van 4 maart 2009 gegeven oordeel (LJN: BH6183), dat gelet op de stelselevenredigheid van het Kaderbesluit een beroep op de onevenredigheid van een Europees Aanhoudingsbevel slechts onder bijzondere omstandigheden kan slagen. In het onderhavige geval is de rechtbank niet gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden dat daarom de overlevering geweigerd dient te worden. Ten aanzien van de humanitaire gronden overweegt de rechtbank voorts dat het aan de officier van justitie is om te beoordelen of er humanitaire beletselen zijn voor een eventueel uitstel van de feitelijke overlevering. De rechtbank verwijst naar het bepaalde in artikel 35 OLW.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Kielce(Polen) ten behoeve van het in Polen tegen haar gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. S. Ju en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2013.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.