In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een deelgeschil tussen verzoeker, een slachtoffer van een verkeersongeval, en AEGON Schadeverzekering N.V. De verzoeker, die op 7 maart 2009 betrokken raakte bij een ongeval, stelt dat AEGON aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De verzoeker reed op zijn spartamet en werd, volgens zijn verklaring, van achteren aangereden door een Renault Clio, die op zijn beurt door een andere auto, een Opel Corsa, werd geraakt. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om geschillen over aansprakelijkheid in een deelgeschilprocedure te behandelen.
De rechtbank heeft de feiten van het ongeval onderzocht, waarbij verschillende getuigen zijn gehoord. De verzoeker heeft verklaard dat hij op het moment van het ongeval op het fietspad wilde oversteken en dat hij door de Clio werd aangereden, waardoor hij in botsing kwam met de Opel en de Nissan. AEGON heeft de aansprakelijkheid betwist en stelt dat de verzoeker niet van achteren is aangereden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de toedracht van het ongeval niet voldoende is komen vast te staan. De verklaringen van de getuigen, met name die van de bestuurder van de Clio, zijn als inconsistent en tegenstrijdig beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker niet heeft aangetoond dat hij door de Clio is aangereden, en heeft daarom de aansprakelijkheid van AEGON afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure beoordeeld. De verzoeker had verzocht om vergoeding van zijn kosten, maar aangezien de aansprakelijkheid niet is vastgesteld, zijn deze kosten niet toegewezen. De rechtbank heeft de kosten van de behandeling van het verzoek begroot op EUR 7.000,00, maar heeft het verzoek om AEGON te veroordelen tot betaling van deze kosten afgewezen. De beslissing is op 27 november 2013 openbaar uitgesproken.