ECLI:NL:RBAMS:2013:8226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
HA ZA 13-565
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging van partijen in civiele procedure met betrekking tot bankgarantie en verplichtingen uit hoofde van gunning

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, is op 23 oktober 2013 een vonnis gewezen in een incident tot voeging van partijen. De zaak betreft een geschil tussen de stichting ROC Leiden, ING Bank N.V. en de stichting Ymere. ROC heeft een vordering ingesteld tegen ING met betrekking tot de afgifte van een bankgarantie, die is verstrekt ter zekerheid voor de nakoming van verplichtingen door Ymere. ING heeft in het incident gevorderd om de onderhavige zaak te voegen met een andere aanhangige zaak, omdat beide zaken een vergelijkbaar feitencomplex hebben. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de samenhang tussen de zaken niet voldoende is om de voeging toe te staan, aangezien de geschilpunten in beide zaken verschillen en er geen risico van tegenstrijdige uitspraken is aangetoond. De vordering van ING tot voeging is dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft Ymere in het incident gevorderd zich aan de zijde van ING te mogen voegen, omdat een toewijzing van de vorderingen van ROC haar belangen zou raken. De rechtbank heeft geoordeeld dat Ymere een voldoende belang heeft aangetoond voor voeging, en heeft deze vordering toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van ING, terwijl de kosten in het incident aan de zijde van Ymere niet zijn verhaald, omdat ROC en ING geen verweer hebben gevoerd. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/542123 / HA ZA 13-565
Vonnis in incident van 23 oktober 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING ROC LEIDEN, CENTRUM VOOR EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS IN DE REGIO LEIDEN EN DUIN & BOLLENSTREEK,
gevestigd te Leiden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.C. Vreugdenhil te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres en verweerster in het incident,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
en
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.A. Beenen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ROC, ING en Ymere genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 mei 2013 met producties;
  • de incidentele conclusie tot rolvoeging met producties van de zijde van ING;
  • de incidentele conclusie tot partijvoeging van de zijde van Ymere;
  • de incidentele conclusie van antwoord van ING;
  • de incidentele conclusie van antwoord van ROC in beide incidenten inclusief de door haar overgelegde productie 8.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De beoordeling

2.1.
in het incident tot (rol)voeging van de onderhavige procedure
ING heeft gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de onderhavige zaak zal voegen met de reeds aanhangige zaak onder zaaknummer C/13/542121 HA ZA 13-564, tussen ROC als eisende partij enerzijds en Ymere als gedaagde partij anderzijds. Aan haar vordering heeft ING kort gezegd ten grondslag gelegd dat beide zaken aan elkaar verknocht zijn in de zin van de artikelen 217 juncto 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nu in beide zaken nagenoeg hetzelfde feitencomplex aan de vorderingen ten grondslag is gelegd. Uit oogpunt van proceseconomie en rechtseenheid is het wenselijk dat beide zaken gelijktijdig door dezelfde rechter worden behandeld, aldus nog steeds ING.
2.2.
ROC heeft zich verweerd hetgeen hierna voor zover van belang aan de orde zal komen.
2.3.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderhavige incident tijdig is ingesteld gelet op het bepaalde in artikel 220 lid 3 Rv. Bij de beoordeling van dit incident neemt de rechtbank het bepaalde in artikel 222 Rv tot uitgangspunt. Hierin is bepaald -voor zover in dit geval relevant- dat de voeging kan worden gevorderd van verknochte zaken die tegelijk voor dezelfde rechter aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het feitencomplex in de hoofdzaak grotendeels overeenkomt met het feitencomplex in de zaak met nummer C/13/542121 HA ZA 13-564. Beide zaken, zo begrijpt de rechtbank, vinden hun oorsprong in een door Ymere aan ROC uitgebracht bod met betrekking tot een in 2005 door ROC als grondeigenaar georganiseerde verkooptender terzake grond(ontwikkeling) in [plaats] waarbij de aanbesteding door ROC aan Ymere is gegund. Uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken leidt de rechtbank af dat het geschil in de zaak met nummer C/13/542121 HA ZA 13-564 betrekking heeft op door ROC gevorderde nakoming van de verplichtingen van Ymere jegens ROC uit hoofde van voornoemde gunning. De onderhavige hoofdzaak heeft, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van partijen, betrekking op de afgifte van een bankgarantie door ING op grond van een aparte overeenkomst tussen ING en ROC, welke bankgarantie is verstrekt tot zekerheid voor de nakoming van voornoemde verplichtingen van Ymere.
2.5.
De rechtbank volgt ROC in haar verweer dat beide procedures onvoldoende verknocht zijn in de zin van de artikelen 220 en 222 Rv. Alleen de omstandigheid dat het feitencomplex in beide zaken deels gelijk is, is onvoldoende voor toewijzing van de onderhavige incidentele vordering. Daarvoor is tevens vereist dat sprake is van een zodanige samenhang dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Daarvan is evenwel niet gebleken nu in beide zaken verschillende overeenkomsten onderwerp van geschil zijn en uiteenlopende rechtsvragen ter beantwoording door de rechtbank zijn voorgelegd. Tegen die achtergrond had het op de weg van ING gelegen gemotiveerd te stellen op welke wijze desondanks volgens haar sprake is van een samenhang in de zin van het hiervoor overwogen uitgangspunt waaruit het risico van eventuele tegenstrijdige beslissingen zou kunnen volgen. Nu zij dit heeft nagelaten zal de rechtbank de incidentele vordering zijdens ING afwijzen.
2.6.
proceskosten
De rechtbank zal ING als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident aan de zijde van ROC veroordelen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ROC begroot op EUR 452,- aan salaris advocaat.
2.7.
in het incident tot voeging van Ymere aan de zijde van ING
Ymere heeft bij wijze van incident gevorderd zich aan de zijde van ING te mogen voegen op de voet van het bepaalde in artikel 217 Rv. Kort gezegd heeft Ymere aan haar vordering ten grondslag gelegd dat toewijzing van de vorderingen van ROC in de hoofdzaak, Ymere rechtstreeks in haar belangen zal raken. Toewijzing zal immers tot gevolg hebben dat ROC voornoemde bankgarantie van ING gelijk zal trekken waarbij ING op haar beurt bij wijze van contragarantie het uitgekeerde bedrag vermeerderd met kosten op Ymere zal verhalen, aldus Ymere.
2.8.
ROC en ING hebben geen verweer gevoerd.
2.9.
Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot tussenkomst, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat voor toewijzing daarvan moet blijken van een belang van de eiser om benadeling of verlies van een hem toekomend recht te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Ymere een belang in voornoemde zin gemotiveerd gesteld, hetgeen van de zijde van ROC en ING niet is bestreden. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering tot voeging op de in het dictum na te melden wijze zal worden toegewezen.
2.10.
proceskosten
Gelet erop dat ROC en ING geen verweer hebben gevoerd tegen de vordering van Ymere, dienen de kosten in het incident aan de zijde van Ymere voor haar rekening te blijven. Een proceskostenveroordeling in het incident kan derhalve achterwege blijven.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot (rol)voeging
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt ING in de kosten van het incident aan de zijde van ROC
begroot op € 452,=;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident tot (partij)voeging
3.4.
staat Ymere toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van ING te voegen;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
3.6.
verwijst de zaak naar de rol van 4 december 2013 voor conclusie van antwoord aan de zijde van ING en Ymere;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.type: AvA