ECLI:NL:RBAMS:2013:8043

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
2029807 HA EXPL 13-471
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake franchiseovereenkomst en ontbinding door tekortkoming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HollandseKids B.V. en een gedaagde partij, die als franchisegever optrad. De zaak draait om een franchiseovereenkomst die op 10 juli 2012 tot stand kwam, waarbij de gedaagde partij het exclusieve recht verkreeg om de formule van HollandseKids te exploiteren. HollandseKids vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 8.370,85, dat voortkwam uit een factuur van 4 juli 2012, en stelde dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de betaling. De gedaagde partij voerde aan dat zij de betaling had opgeschort vanwege een gebrek aan ondersteuning van HollandseKids en dat zij had gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de betalingstermijn te laten verstrijken zonder volledige betaling. De rechtbank oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst door HollandseKids op goede gronden was geschied, en dat de gedaagde partij geen rechtsgeldige opschorting van haar betalingsverplichtingen had. De rechtbank wees de vordering van HollandseKids toe en veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van de gedaagde partij in reconventie werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van dwaling of tekortkoming aan de zijde van HollandseKids.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter S.E. Sijsma op 4 december 2013, waarbij de gedaagde partij ook werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2029807 \ HA EXPL 13-471
Uitspraak: 4 december 2013

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hollandsekids B.V.,

gevestigd te Hilversum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader te noemen HollandseKids,
gemachtigde mr. S. Ort,
t e g e n

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen [gedaagde],
Partijen zullen hierna HollandseKids en [gedaagde] worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 27 maart 2013 inhoudende de vordering van HollandseKids, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde], met producties.
Ingevolge het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 31 juli 2013 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde stukken bevinden zich bij de processtukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
HollandseKids exploiteert een franchiseformule waarbij per regio een website wordt geëxploiteerd die dient als een digitale vindplaats voor lokale kinderactiviteiten.
1.2
Tussen HollandseKids en [gedaagde] is op [datum] een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] gedurende een periode van vijf jaar het exclusieve recht verkreeg om de formule van HollandseKids onder de naam ‘[bedrijfsnaam]’ te exploiteren.
1.3
Ingevolge artikel 10 van de overeenkomst was [gedaagde] gehouden een bedrag van € 6.500,00 aan opstartkosten aan HollandseKids te voldoen. Gedurende de looptijd van de overeenkomst was [gedaagde] daarnaast per kwartaal een vast bedrag aan fee aan HollandseKids verschuldigd.
1.4
In artikel 11 van de overeenkomst is, voor zover voor de beslissing van belang, het volgende opgenomen:
“HollandseKids (..) is gerechtigd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden door middel van een aangetekend schrijven, indien:
(..)
b. De franchisenemer een betalingsachterstand heeft aan HollandseKids van langer dan zestig (60) dagen op de oorspronkelijke factuurdatum, en deze na bij aangetekend schrijven in gebreke te zijn gesteld (..) niet volledig is voldaan. Na ontbinding blijft de franchisenemer het totaal gefactureerde bedrag schuldig aan HollandseKids (..)”.
1.5
Bij factuur van 4 juli 2012 heeft HollandseKids een bedrag van € 9.870,85 bij [gedaagde] in rekening gebracht. Dit bedrag bestaat uit een ‘entreefee’
(€ 6.500,00), de ‘franchisefee’ (€ 1.299,83), kosten voor een starterspakket
(€ 495,00) en de btw over voornoemde bedragen (€ 1.576,02).
1.6
[gedaagde] heeft € 1.500,00 aan HollandseKids voldaan.
1.7
Tussen partijen is in de maanden augustus tot en met november 2012 per e-mail gecorrespondeerd over de betaling van het resterende gedeelte van de factuur van 4 juli 2012. Door [gedaagde] is in dat kader diverse malen een betalingsvoorstel gedaan.
1.8
[gedaagde] heeft bij e-mail van 4 december 2012, voor zover hier van belang, het volgende aan HollandseKids bericht:
“(..) Echter tot op heden heeft [bedrijfsnaam] weinig tot niets opgeleverd, sterker nog het kost alleen maar geld. (..)
Enkele collega franchisenemers hebben contact met mij opgenomen met de vraag hoe [bedrijfsnaam] loopt. Uit deze gesprekken heb ik begrepen dat ook bij andere franchisenemers de sales achterblijft en ook zij een vraagteken plaatsen of het wel mogelijk is aan deze franchise formule te verdienen. (..) Daarom heb ik nu zelf het initiatief genomen om aan te sluiten bij een informatief gesprek met de collega franchisenemers en hun adviseur.
Ik wil dat gesprek graag even afwachten voordat ik kan beslissen hoe ik nu verder ga met [bedrijfsnaam]. (..) Vandaar dat ik tot na het gesprek dat volgende week plaats vindt en het advies dat daaruit volgt, de betaling aan HollandseKids opgeschort. (..)”.
1.9 HollandseKids heeft [gedaagde] bij brief van 5 december 2012 in gebreke gesteld ten aanzien van de betaling van het openstaande deel van de factuur van 4 juli 2012 en gesommeerd om binnen 10 dagen tot betaling over te gaan.
1.1
Bij brief van 17 december 2012 heeft HollandseKids de overeenkomst met [gedaagde] d.d. 10 juli 2012 ontbonden op grond van artikel 11 lid 1 sub b van de overeenkomst.
1.11
[gemachtigde], de toenmalige gemachtigde van [gedaagde], heeft bij brief van 24 december 2012 aan HollandseKids het volgende bericht:
“(..) De gerealiseerde inkomsten staan dus in schril contrast met de afgegeven prognoses en gedane mededelingen. (..) Als cliënten zouden hebben geweten wat de werkelijke situatie zou zijn geweest, dan zouden zij niet zijn toegetreden tot de formule. Zij wisten niet van de werkelijke situatie omdat zij onjuist zijn geïnformeerd en informatie is achtergehouden. (..)
Cliënten vernietigen hiermee de tussen hen en HollandseKids bestaande franchiseovereenkomsten op grond van dwaling. Zij maken aanspraak op terugbetaling van de betaalde opstartkosten en de francise(kwartaal)vergoedingen. Voorts maken zij aanspraak op aanvullende schadevergoeding (..)”.

Vordering en verweer

In conventie
2.
HollandseKids vordert dat [gedaagde], bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 8.370,85 aan hoofdsom;
b. € 915,51 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 5.680,00 aan schadevergoeding;
d. rente over € 8.370,85 vanaf 10 juli 2012 en over € 5.860,00 vanaf 22 januari 2013;
e. de proceskosten van HollandseKids.
3.
HollandseKids stelt - kort gezegd - dat [gedaagde] heeft nagelaten de factuur van 4 juli 2012 volledig te voldoen, terwijl zij hiertoe op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst wel gehouden was. Nu betaling ook na sommatie uitbleef, was HollandseKids genoodzaakt om de overeenkomst te ontbinden. Als gevolg van de voortijdige beëindiging van de overeenkomst heeft HollandseKids schade geleden. Deze schade betreft kosten voor het werven van een nieuwe franchisenemer, kosten voor het beheer van de website van [bedrijfsnaam] in de tussenliggende periode en technische kosten.
4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan. HollandseKids heeft op geen enkele wijze ondersteuning aan [gedaagde] geboden bij het exploiteren van [bedrijfsnaam]. Daarmee is HollandseKids tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst, op grond waarvan [gedaagde] haar betalingsverplichtingen heeft opgeschort. [gedaagde] heeft bovendien gedwaald en de franchiseovereenkomst op die grond vernietigd, zodat de vordering van HollandseKids, voor zover deze betrekking heeft op de openstaande factuur, dient te worden afgewezen. [gedaagde] betwist voorts schade verschuldigd te zijn; er is sprake van schuldeisersverzuim, niet is gebleken dat schade is geleden en het causaal verband met enige gedraging van [gedaagde] ontbreekt.
In reconventie
5.
[gedaagde] vordert - zakelijk weergegeven - in reconventie, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
a. ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomst onder veroordeling van HollandseKids tot terugbetaling van het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 1.500,00,
b. veroordeling van HollandseKids om alle door [gedaagde] geleden schade als gevolg van de niet nakoming te betalen, nader op te maken bij staat en vermeerderd met de wettelijke rente hierover,
c. veroordeling van HollandseKids in de proceskosten zijdens [gedaagde],
subsidiair
d. vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling onder veroordeling van HollandseKids tot terugbetaling van het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 1.500,00,
e. veroordeling van HollandseKids om alle door [gedaagde] geleden schade als gevolg van dwaling te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente hierover,
f. veroordeling van HollandseKids in de proceskosten zijdens [gedaagde].
6.
[gedaagde] stelt hiertoe, onder verwijzing naar hetgeen door haar in conventie bij wijze van verweer is aangevoerd, primair dat sprake is van een tekortkoming zijdens HollandseKids en subsidiair dat [gedaagde] door toedoen van HollandseKids heeft gedwaald. HollandseKids was niet gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden, nu zij zelf in verzuim was en [gedaagde] haar betalingsverplichtingen had opgeschort.
7.
HollandseKids voert verweer tegen de vordering in reconventie en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Er is geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van HollandseKids. [gedaagde] heeft HollandseKids ook nooit in gebreke gesteld. De opschorting van haar betalingsverplichtingen door [gedaagde] voldoet niet aan de wettelijke vereisten en blijft derhalve zonder gevolgen. Er zijn door HollandseKids voorts nooit toezeggingen omtrent de te behalen omzet gedaan, terwijl evenmin te kennen is gegeven dat sprake is van een beproefd concept, aldus HollandseKids.

Beoordeling

In conventie
8.
In conventie ligt de vraag voor of [gedaagde] gehouden is het resterende gedeelte van de factuur van 4 juli 2012 (zie 1.5) te voldoen.
9.
Vaststaat dat [gedaagde] de betalingstermijn van de factuur heeft laten verstrijken, zonder tot (volledige) betaling over te gaan. [gedaagde] heeft zich in dat kader eerst bij e-mail van 4 december 2012 beroepen op een opschortingsrecht. Dit beroep kan ingevolge artikel 6:52 BW enkel slagen indien [gedaagde] op het moment van opschorten een opeisbare vordering op HollandseKids had. Uit de e-mail van 4 december 2012 blijkt dat [gedaagde] haar betalingsverplichtingen heeft opgeschort in afwachting van een gesprek met andere franchisenemers en hun adviseur. Dat is echter geen rechtsgeldige opschortingsgrond. Door [gedaagde] is voorts onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat zij op 4 december 2012 op enige andere grond een opeisbare vordering op HollandseKids had. Dat betekent dat [gedaagde] geen opschortingsrecht toekwam.
10.
[gedaagde] heeft voorts niet betwist dat zij bij brief van 5 december 2012 (zie 1.9) in gebreke is gesteld ten aanzien van het openstaande deel van de factuur van 4 juli 2012 en is gesommeerd binnen tien dagen na dagtekening tot volledige betaling over te gaan. Vaststaat dat betaling ook nadien is uitgebleven, zodat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Gesteld noch gebleken is dat deze tekortkoming ontbinding van de franchiseovereenkomst niet rechtvaardigde. Evenmin is er sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde HollandseKids, alleen al omdat [gedaagde] HollandseKids voor 17 december 2012 nimmer in gebreke heeft gesteld. Voorgaande heeft tot gevolg dat HollandseKids de overeenkomst bij brief van 17 december 2012 op goede gronden heeft ontbonden.
11.
De ontbinding heeft tot gevolg dat partijen vanaf 17 december 2012 zijn ontslagen van hun wederzijdse verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Ontbinding heeft echter geen terugwerkende kracht, zodat ingevolge artikel 6: 271 BW de rechtsgrond voor de reeds door partijen - in de periode van 10 juli 2012 tot 17 december 2012 - ontvangen prestaties in stand blijft. Beoordeeld dient dan ook te worden of [gedaagde] de overeenkomst ten aanzien van die periode rechtsgeldig heeft vernietigd per brief van 24 december 2012 (zie 1.11).
12.
[gedaagde] heeft zich in dat kader beroepen op dwaling ex artikel 6:228 BW en aangevoerd dat door HollandseKids is toegezegd dat sprake was van een beproefd en succesvol concept en dat [gedaagde] op basis van door HollandseKids verstrekte prognoses en inlichtingen er vanuit ging dat met de formule van HollandseKids inkomsten gegenereerd konden worden, terwijl dat niet het geval was.
13.
Door [gedaagde] is onvoldoende gesteld om in rechte als vaststaand aan te nemen dat de door [gedaagde] gestelde inlichtingen door HollandseKids zijn verstrekt en dat dientengevolge sprake is van dwaling. De enkele stelling dat door HollandseKids is gesproken over een gemiddeld te behalen omzet van € 58.350,00 en dat deze omzet niet is behaald is daartoe, zelfs indien van de juistheid van deze stellingen wordt uitgegaan, - mede gelet op het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW - niet voldoende. Onvoldoende gebleken is bovendien dat hetgeen door HollandseKids voor het overige te kennen is gegeven verder gaat dan het in algemene bewoordingen aanprijzen van de franchiseformule. De vernietiging van 24 december 2012 kan derhalve geen stand houden.
14.
Bovenstaande leidt tot de volgende slotsom. De overeenkomst is op 17 december 2012 rechtsgeldig ontbonden. Op grond van artikel 11 lid 1 onder b van de overeenkomst geldt tussen partijen, in uitzondering op de regel dat partijen reeds ontvangen prestaties ongedaan dienen te maken, dat het totaal gefactureerde bedrag verschuldigd blijft. Nu door [gedaagde] voor het overige geen verweer is gevoerd ten aanzien van de verschuldigdheid van het nog openstaande gedeelte van de factuur van 4 juli 2012 ad € 8.370,85 zal dit deel van de vordering van HollandseKids worden toegewezen.
15.
Door [gedaagde] is geen afzonderlijk verweer gevoerd ten aanzien van de door HollandseKids gevorderde rente, zodat de wettelijke handelsrente over voornoemd bedrag toewijsbaar is vanaf 10 juli 2012.
16.
De door HollandseKids gevorderde schadevergoeding als gevolg van de voortijdige beëindiging van de franchiseovereenkomst zal reeds worden afgewezen op de grond dat HollandseKids haar vordering, tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl zij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad.
17.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden afgewezen. Niet is gebleken dat door HollandseKids werkzaamheden zijn verricht die betrekking hebben op meer dan het voorbereiden van de onderhavige procedure.
18.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van HollandseKids. Daarbij wordt overwogen dat HollandseKids in het lichaam van de dagvaarding wel heeft gesteld vergoeding van de nakosten en wettelijke rente over de proceskosten te willen vorderen, maar dat zij vervolgens heeft nagelaten dit in het petitum daadwerkelijk te vorderen. Dat betekent dat niet tot toewijzing van deze posten kan worden gekomen.
In reconventie
19.
[gedaagde] heeft primair ontbinding van de overeenkomst op grond van een tekortkoming zijdens HollandseKids gevorderd, met veroordeling van HollandseKids tot betaling van de als gevolg hiervan geleden schade. Nu uit hetgeen in conventie is overwogen blijkt dat de overeenkomst reeds per 17 december 2012 rechtsgeldig is ontbonden is voor toewijzing van dit deel van de vordering geen grond.
20.
Voorts zal de vordering van [gedaagde] tot het terugbetalen van het door haar reeds betaalde bedrag van € 1.500,00 niet worden toegewezen nu zich dit niet verhoudt met hetgeen partijen onder artikel 11 lid 1 onder b van de overeenkomst bepaalde (zie rechtsoverweging 14).
21.
De subsidiaire vordering in reconventie van [gedaagde] zal eveneens worden afgewezen, nu in conventie reeds is overwogen dat het beroep van [gedaagde] op dwaling ex artikel 6:228 BW geen stand kan houden.
22.
Bij deze uitkomst van de procedure in reconventie wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van HollandseKids.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan HollandseKids van:
- € 8.370,85 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 10 juli 2012 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van HollandseKids tot op heden begroot op:
griffierecht € 448,00
explootkosten €  76,71
salaris gemachtigde € 500,00
______
totaal € 1.024,71
inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van HollandseKids, tot op heden begroot op € 300,00 inclusief eventueel verschuldigde btw aan salaris gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. S.E. Sijsma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter