Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 juni 2012 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 7 november 2012 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 maart 2013 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van repliek in conventie met producties,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie tevens akte houdende wijziging van eis in voorwaardelijke reconventie met producties,
- de akte bezwaar eiswijziging
- de akte uitlating producties in conventie tevens conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie.
2.De feiten
4.1 Levering
en Koper[DHD, rechtbank]
nader overeenkomen.
aanvangen, indien en zodra:
(…)
ten minste 70% van de woningen te realiseren boven het Verkochte zijn verkocht middels een onvoorwaardelijke koopovereenkomst.
Zowel in ons overleg van 30 augustus 2011, als in een eerder stadium, is door ons aangegeven dat de vertraging[in de bouw en oplevering, rechtbank]
ontstaat vanwege de verslechterde omstandigheden op de woningmarkt. Daardoor is enerzijds een andere aanpak nodig bij het zoeken naar afnemers voor de appartementen boven het winkelcentrum, anderzijds blijft de afzet van de woningen in Veenendaal-oost (Buurtstede) achter bij de eerste door het ontwikkelingsbedrijf afgegeven prognoses.
Tevens begrijpen we dat pogingen om woningen boven de winkels te verkopen tot nu toe niet zijn geslaagd en dat een potentiële institutionele koper waarmee door u werd gesproken onlangs ook heeft aangegeven af te zien van verwerving van de woningen.
bij deze te ontbinden op de voet van artikel 4.3.1[van de overeenkomst]
jo 6:265 BW c.q. 5.4[van de overeenkomst]
.
3.Het geschil
in conventie
- nakoming van de overeenkomst zonder de eis c.q. voorwaarde dat het winkelcentrum pas kan worden opgeleverd nadat minimaal 45% van het aantal woningen in het Verzorgingsgebied zijn gerealiseerd,
- betaling van € 46.281,48, vermeerderd met rente en kosten.
4.De beoordeling
in conventie
‘streven naar’duiden er (slechts) op dat partijen zich hebben verplicht zich in te spannen om medio 2011 de oplevering te realiseren. Gesteld noch gebleken is dat DHD Latei c.s. voor de totstandkoming van de overeenkomst duidelijk heeft gemaakt dat DHD de nu door haar gestelde betekenis aan deze bepaling toekent, zodat ook dat geen reden is om de door DHD bepleite uitleg te volgen. Van een resultaatsverplichting, inhoudend dat Latei c.s. gehouden zou zijn om medio 2011 het winkelcentrum op te leveren en aan DHD te leveren, is geen sprake.
(‘of zoveel later als Koper en Verkoper nader overeenkomen’in artikel 4.1 en
‘overeen te komen’in artikel 4.3.1) en de systematiek van die bepalingen, jegens elkaar verplicht om, indien medio 2011 niet zou worden opgeleverd, in overleg te treden teneinde overeenstemming te bereiken over een andere opleveringsdatum. Dit strookt met de hiervoor genoemde wederzijdse belangen: beide partijen hadden er immers belang bij om - rekening houdende met de gerechtvaardigde belangen van hun wederpartij - invloed te kunnen blijven uitoefenen op de vaststelling van de opleveringsdatum.
‘overeen te komen tijdstip’niet is nagekomen, wanneer (a) Latei c.s. zich niet heeft gehouden aan haar verplichting om over dat nieuwe tijdstip in redelijkheid overleg te voeren, (b) DHD vervolgens eenzijdig een - voor Latei c.s. in redelijkheid haalbare - opleveringsdatum heeft aangezegd en (c) Latei c.s. in gebreke heeft gesteld voor het geval Latei c.s. zich niet aan die datum zou houden. Aan al deze voorwaarden is niet voldaan.
1.356,00(3 punten × tarief € 452,00)
1.341,00(1,5 punten × tarief € 894,00)