ECLI:NL:RBAMS:2013:7922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
KG ZA 13-1349
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van Europarlementariër Judith Merkies tegen de PvdA en partijvoorzitter Spekman in kort geding

Op 29 november 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen Europarlementariër Judith Merkies en de Partij van de Arbeid (PvdA) en haar partijvoorzitter Spekman. Merkies had geëist dat Spekman rectificatie zou aanbrengen voor uitlatingen die hij had gedaan in een radioprogramma en in een e-mail aan partijleden. Spekman had gesuggereerd dat Merkies niet had voldaan aan haar verplichtingen met betrekking tot de terugbetaling van dagvergoedingen, wat een rol had gespeeld bij de beslissing om haar niet als kandidaat voor het lijsttrekkerschap toe te laten. Merkies betwistte deze beschuldigingen en stelde dat zij conform de gedragscode had gehandeld. De rechter oordeelde dat de kritiek op Merkies gerechtvaardigd was, gezien haar positie als politica, en dat Spekman geen grenzen had overschreden in zijn uitlatingen. De vorderingen van Merkies werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de ruimte voor politieke kritiek en de verantwoordelijkheid van politici om met dergelijke kritiek om te gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/553144 / KG ZA 13-1349 SP/MB
Vonnis in kort geding van 29 november 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres], [woonplaats eiseres],
eiseres bij dagvaarding van 7 november 2013,
advocaat mr. S.F. Kalff te Amsterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
1. PARTIJ VAN DE ARBEID,
gevestigd te Amsterdam,
2.[gedaagde 2],
wonende te[woonplaats 2],
gedaagden,
advocaat mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 15 november 2013 heeft eiseres, hierna [eiseres], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis heeft gewijzigd overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. Gedaagden, hierna gezamenlijk [gedaagde 2] en afzonderlijk de PvdA en [gedaagde 2], hebben verweer gevoegd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
[eiseres] heeft verzocht (een deel van) de zitting met gesloten deuren te doen plaats vinden in verband met het karakter van de zaak en omdat vertrouwelijke stukken als productie zijn overgelegd, maar dat verzoek is afgewezen, omdat een grond als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor een behandeling buiten de openbaarheid zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet voordeed.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres]: [eiseres], mr. Kalff en zijn kantoorgenoot mr. M.J. Resink;
aan de zijde van [gedaagde 2]: [naam 1], [naam 2], [naam 3] en
mr. Van den Brink.

2.De feiten

2.1.
De PvdA is een (politieke) vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. [gedaagde 2] is voorzitter van (het verenigingsbestuur van) de PvdA.
2.2.
[eiseres] is Europarlementslid voor de PvdA voor de mandaatsperiode
2009-2014. [eiseres] is woonachtig in [woonplaats eiseres]. [eiseres] is in het Europees Parlement gekomen op basis van voorkeursstemmen.
2.3.
De zittingsperiode van [eiseres] eindigt in 2014. Op 22 mei 2014 zijn de eerstvolgende verkiezingen voor het Europees Parlement. Ter voorbereiding op die verkiezingen vinden binnen de PvdA twee selectieprocedures plaats: voor voorzitter/lijsttrekker en voor ‘gewoon’ delegatielid. [eiseres] heeft gesolliciteerd als lijsttrekker. Dat kon tot 1 oktober 2013 bij het partijbestuur, waarna de adviescommissie kandidaatstelling aan het partijbestuur een advies heeft uitgebracht over de mate van geschiktheid van de kandidaten. Op 26 oktober 2013 zou het partijbestuur de lijst met kandidaat-lijsttrekkers bekend maken.
Kandidaten voor een reguliere plaats op de lijst kunnen solliciteren tot 1 december 2013.
2.4.
Europarlementariërs ontvangen, naast hun salaris, een aantal vergoedingen van het Europees Parlement, namelijk een algemene vergoeding, een reiskostenvergoeding, een vergoeding voor bijkomende reiskosten, een vergoeding voor personeelskosten en een zogeheten ‘dagvergoeding’ van (forfaitair) € 304,- per dag. De dagvergoeding is bedoeld ter dekking van onkosten (bijvoorbeeld hotelkosten) als men bij een parlementaire activiteit aanwezig is geweest en de presentielijst heeft getekend.
2.5.
De PvdA heeft een interne gedragscode met betrekking tot genoemde vergoedingen, welke PvdA-politici die Europarlementariër willen worden moeten ondertekenen (hierna de Gedragscode). Artikel 7 van de Gedragscode (van de op 3 februari 2009 door [eiseres] getekende versie) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Bovendien verbinden de leden van de PvdA-Eurodelegatie zich tot de volgende aanvullende gedragsregels:
(…)
c. (…)Wanneer een lid zijn vaste woonplaats in of in de directe omgeving van een zittingsplaats van het Europees Parlement heeft, dan reduceert hij de dagvergoeding voor de werkdagen in die zittingsplaats tot 1/3 van de standaarddagvergoeding, tenzij aantoonbaar extra kosten worden gemaakt; (…)
g. zij publiceren eenmaal per jaar een financieel overzicht van de wijze waarop de algemene onkostenvergoeding is besteed. Aan het eind van de mandaatperiode verantwoorden de leden de wijze waarop een eventueel positief saldo van de post algemene onkostenvergoeding is besteed. (…)
h. zij maken jaarlijks een rapportage op over de wijze waarop deze code, voorzover die betrekking heeft op de van het Europees Parlement ontvangen vergoedingen voor reiskosten en algemene onkosten, wordt nageleefd en maken deze na beoordeling door een onafhankelijke commissie van deskundigen (de Commissie Naleving Gedragscode) als delegatie openbaar.”
Op 1 oktober 2013 is de tekst van de Gedragscode aangepast en bevat deze (in aanvulling op artikel 5) de verplichting om eventueel teveel ontvangen dagvergoedingen jaarlijks terug te storten op de rekening van het Europees Parlement.
2.6.
In (vertrouwelijke) rapportage van de Commissie Naleving Gedragscode van 24 juni 2013 aan de Partijvoorzitter ([gedaagde 2]), staat onder meer het volgende:

De commissie heeft, als gebruikelijk, begin 2010 de leden van de in 2009 aangetreden delegatie (…) gevraagd te rapporteren hoe de ontvangen algemene onkostenvergoeding is besteed. [eiseres], wier woonplaats [woonplaats eiseres] is, heeft bij haar rapportage de commissie verzocht het volledige bedrag van de dagvergoeding te mogen behouden, in plaats van het afgesproken een derde deel, daar zij van plan was in Nederland een pied à terre te verwerven om van daaruit haar Nederlandse partij- en achterbancontacten te kunnen onderhouden. De commissie heeft hierin niet willen bewilligen.
Het verslag van de vergadering van de commissie zegt hierover:
“(…) De Commissie neemt met enige verbazing kennis van dit verzoek. Het moet [eiseres] vanaf het moment van de kandidaatstelling, toen zij de gedragscode ondertekende duidelijk geweest zijn dat zij, als inwoonster van [woonplaats eiseres], slechts aanspraak zou mogen maken op een derde van de standaarddagvergoedingen (…) tenzij er aldaar aantoonbaar extra kosten worden gemaakt. De gedragscode is in de ogen van de Commissie geen vrijblijvende afspraak en de aanwending die [eiseres] voorstelt past niet onder de formulering aantoonbare extra kosten.”
De secretaris heeft [eiseres] op de hoogte gesteld van het standpunt van de commissie, waarop zij aangegeven heeft zich te willen beraden. Zo lang er geen antwoord kwam van [eiseres] was de commissie niet in staat de rapportage over 2009 af te ronden.
Bij de rapportage over 2010 en 2011 heeft [eiseres] de commissie gemeld het standpunt van de commissie te accepteren, maar tegelijkertijd heeft ze de commissie voorgesteld het bedrag dat zij zou dienen terug te storten in de kas van het Europees Parlement aan te wenden voor het aantrekken van een extra medewerker, boven de normale formatie.
De commissie heeft [eiseres] laten weten dat dit voornemen eveneens op gespannen voet staat met de gedragscode. De beoogde medewerker is niet aangesteld.
Vervolgens heeft de commissie er herhaaldelijk bij [eiseres] op aangedrongen de commissie informatie te geven over het aantal dagen dat zij te [woonplaats eiseres] het register getekend heeft vanaf haar aantreden in 2009 en over het bedrag dat zij zodoende teveel van het Europees Parlement ontvangen heeft. (…)
November 2012 heeft [eiseres] aan de commissie vier gecertificeerde verklaringen van het parlement verstrekt waarop het totaal aan ontvangen dagvergoedingen aangegeven staat voor respectievelijk 2009, 2010, 2011 en 2012. Het gaat om de volgende bedragen:
2009: € 16.539
2010: € 44.253
2011: € 53.908
2012 (tot 28 oktober): € 47.576.
Deze gegevens maakten niet duidelijk om hoeveel dagvergoedingen voor werkdagen in [woonplaats eiseres] het per jaar ging. Vandaar dat de commissie [eiseres] om een nadere specificatie heeft gevraagd. Daarop heeft zij op 27 december 2012 geantwoord dat de diensten van het parlement het te druk hadden om de gevraagde gegevens op korte termijn te leveren, waarop zij de volgende conclusie liet volgen:
“Ik zal de diensten dan ook niet vragen de onderste steen boven te krijgen. De Commissie (…) dient de gegevens zo te beoordelen zoals zij voorliggen, met de kanttekening dat zij niet geheel de werkelijkheid weergeven”.
(…)
Terzijde, maar niet als minder belangrijk, zij opgemerkt dat de leden van de delegatie nooit uit eigen initiatief de jaarlijkse cijfers over de besteding van hun vergoedingen aan de Commissie doen toekomen (…)
Hoogte eventuele terugstorting
De commissie is door het ontbreken van de relevante gegevens niet in staat exact aan te geven voor welk bedrag [eiseres] ten onrechte dagvergoedingen heeft ontvangen op basis van hetgeen in de gedragscode overeengekomen is. (…)
Toekomst gedragscode
(…) Leden van de huidige en van vorige delegaties hebben aangegeven bij hun kandidaatstelling niet of nauwelijks op de hoogte geweest te zijn van het bestaan en vooral van de reikwijdte van de gedragscode. (…)
Samenvatting
1. De Commissie Naleving Gedragscode (…) heeft bij de jaarlijks beoordeling van de rapportage door [eiseres] over de wijze waarop zij haar dagvergoedingen voor werkzaamheden in [woonplaats eiseres] ‘declareert’ vast moeten stellen dat zij, anders dan de door haar getekende gedragscode verlangt, (nog) geen bedrag heeft teruggestort. (…) Over de periode tot nu toe betreft het een bedrag van € 86.400.
2.7.
In een verslag van een voortgangsgesprek dat [gedaagde 2] heeft gehouden met [eiseres] op 26 juni 2013 is vermeld dat [gedaagde 2] aan [eiseres] heeft meegedeeld dat het partijbestuur in de opdracht aan de adviescommissie kandidaatstelling heeft vastgelegd dat partijgenoten met een betalingsachterstand niet op de kandidatenlijst zullen worden geplaatst.
2.8.
In een e-mail van 26 juni 2013 heeft [eiseres] aan [gedaagde 2] en aan de ambtelijk secretaris van de Commissie Naleving Gedragscode,[naam 4], het volgende geschreven met betrekking tot de (terugbetaling van de) dagvergoeding:

Ten aanzien van deze gelden heb ik diverse keren gevraagd op welke wijze ik dit moet terugstorten aan het EP. Per maand/jaar/mandaat? De code zegt hierover niets. Berekend per dag of forfaitair? Ook heb ik de vraag gesteld op welke wijze ik de dagvergoeding kon gebruiken en voor welke toepassingen. Daar het doel van deze gelden een tegemoetkoming in woon-werk-kieskringkosten is, heb ik geïnformeerd of dat dan ook andersom richting Nederland gold. (…) Op geen enkel moment heb ik mij aan de gedragscode onttrokken. Noch om uitzonderingen gevraagd. Dit blijkt ook geen moment uit de correspondentie die ik gearchiveerd op datum graag ter beschikking stel.
2.9.
Bij brief van 1 juli 2013 heeft [naam 4] in een reactie op de onder 2.8 genoemde e-mail, onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Het is juist wat jij stelt dat de gedragscode niet aangeeft op welke wijze jij teveel ontvangen bedragen moet terugstorten aan het Europees parlement. Anders dan jij aangeeft kan de commissie evenwel nergens in onze archieven of in onze correspondentie enige vraag terugvinden hierover. Wel vindt de commissie in onze archieven twee verzoeken van je over een mogelijk andere besteding van de teveel ontvangen bedragen. Je geeft in je mail van 26 juni aan dat je jouw correspondentie graag ter beschikking stelt. De commissie is gaarne bereid de betreffende aanvullingen op het eigen archief, waaruit blijkt dat je vragen hebt gesteld over de wijze van terugbetalen, van je ontvangen. (…)
Klaarblijkelijk beschik je over een berekening van wat je teveel ontvangen hebt. De commissie had die, als gesteld, graag eerder van je ontvangen, maar stelt toezending nu daarvan eveneens op hoge prijs. De commissie geeft je in overweging dit teveel ontvangen bedrag onverwijld aan het Europees Parlement over te maken en om het bewijs van betaling, samen met een berekening van het teveel ontvangene, eveneens direct aan de commissie in handen te stellen.”
2.10. Medio juli 2013 heeft [eiseres] een bedrag van rond de € 84.000,- aan het Europees Parlement terugbetaald.
2.11.
Bij brief van 31 juli 2013 heeft [naam 4] aan [gedaagde 2] onder meer geschreven:

(…) ontvingen Hans [naam 8] en ik een dik pak van [eiseres] belastingadviseur. (…) Eveneens zaten daarbij de door de diensten van het EP gewaarmerkte uittreksels uit het tekenregister, waarbij opvalt dat er een gewaarmerkt uittreksel bij zit dat gedateerd is van voor de brief die [eiseres] ons vorig jaar zond, waarin ze liet wetennietover deze gegevens te kunnen beschikken, zonder de diensten te moeten vragen de ‘onderste steen boven te moeten halen’ en daartoe niet bereid te zijn. Over deze inconsistentie zal de commissie haar waarschijnlijk graag nadere vragen willen stellen.
In de begeleidende brief schrijft [eiseres] adviseur dat hij aanneemt dat de teveel ontvangen vergoedingen, inderdaad een bedrag van ruim € 80.000 euro, terugbetaald zijn.”
2.12.
In een rapportage van 10 september 2013 van [naam 4] aan [gedaagde 2] staat onder meer:

Hoewel de Commissie verbaasd blijft over de vele schimmigheden, onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de berichtgeving van [eiseres] heeft de Commissie geconstateerd dat aan de belangrijkste verplichting – het op grond van het bepaalde in de gedragscode terugstorten van het teveel ontvangen bedrag aan dagvergoedingen – is voldaan, en dat het daarom weinig zinvol is nader met haar in gesprek te gaan (…).
4. Concluderend kan gesteld worden dat [eiseres] voldaan heeft aan de verplichting haar door de gedragscode opgelegd, evenwel nadat zij eerst enige pogingen in het werk heeft gesteld om het teveel ontvangen bedrag voor andere doeleinden te mogen aanwenden en ook pas nadat er vanuit de Commissie en vanuit de partijvoorzitter grote druk op haar is uitgeoefend aan haar verplichting te voldoen. Bovendien moet vastgesteld worden dat zij in plaats van de Commissie heldere informatie te verschaffen de Commissie herhaaldelijk zo heeft geïnformeerd dat de Commissie niet wel in staat was haar controlerende taak op eenvoudige wijze uit te oefenen.
2.13.
Op 14 oktober 2013 heeft het partijbestuur besloten [eiseres] niet toe te laten tot de procedure voor kandidaat lijsttrekkers voor het Europarlement. Op 15 oktober 2013 is het gemotiveerde besluit daartoe aan [eiseres] toegezonden. [eiseres] heeft op 18 oktober 2013 tegen dit besluit bezwaar aangetekend bij de PvdA-Beroepscommissie.
2.14.
Op 15 oktober 2013 heeft de Commissie Naleving Gedragscode (bestaand uit mevrouw [naam 6] en de heren [naam 7] en [naam 8]) verslag uitgebracht over de periode van 14 juli 2009 tot en met 2012. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

Dagvergoeding
(…)
Eén lid van de PvdA-Eurodelegatie heeft, gedurende genoemde periode, haar vaste woonplaats in de directe omgeving van een zittingsplaats van het Europees Parlement. Een cijferopstelling van de wijze waarop dit lid haar dagvergoeding over de periode van 14 juli 2009 tot en met 2012 heeft gereduceerd gaat hier (…) bij, waaruit blijkt dat dit lid gehandeld heeft volgens de regels.”
In de Conclusie is vermeld:

De Commissie Naleving Gedragscode is op grond van de door de delegatieleden zelf verstrekte gegevens en informatie en op basis van nadere verklaringen die de Commissie op haar verzoek van de delegatieleden heeft ontvangen van oordeel, dat de leden van de PvdA Eurodelegatie, waar het gaat om de besteding van de algemene onkostenvergoeding en de reductie van de dagvergoedingen integer en in overeenstemming met de afgesproken gedragsregels gehandeld hebben.”
Dit verslag is te vinden op de (Europese) website van de PvdA.
2.15.
In een verweerschrift van de PvdA van 22 oktober 2013 in de onder 2.13 genoemde procedure bij de Beroepscommissie staat onder meer:

Op 14 oktober heeft [naam 9] de bevindingen en het advies mondeling gedeeld aan het partijbestuur. De adviescommissie kandidaatstelling bracht in haar advies aan het partijbestuur, samengevat, het volgende naar voren dat:
(…)
- De adviescommissie eensgezind is in haar advies dat [eiseres] in onvoldoende mate, nl. waar het de onderlinge samenwerking betreft, voldoet aan de eisen die het partijbestuur stelt in de profielschets en daarom adviseerde om [eiseres] niet toe te laten tot de procedure.
- De adviescommissie het partijbestuur adviseerde om ‘schoon schip’ te maken ten aanzien van alle zittende delegatieleden.
- De adviescommissie vindt dat de afdracht van de dagvergoeding conform de Naleving van de Gedragscode zeker niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat de perikelen daaromtrent niet alleen aan [eiseres] zijn toe te rekenen.”
2.16.
Op 24 oktober 2013 heeft de Beroepscommissie het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard en geoordeeld dat het partijbestuur in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen dat [eiseres] niet voldoet aan het profiel van lijsttrekker en dat zij dus niet als kandidaat-lijsttrekker moet worden toegelaten.
2.17.
Op 25 oktober 2013 heeft [eiseres] de volgende tekst (voor zover hier van belang) op haar website geplaatst:

Einde kandidaatstelling als lijsttrekker PvdA Europees parlement.
Het partijbestuur heeft mij laten weten mij niet toe te laten tot de interne ledenraadpleging voor het lijsttrekkerschap van de PvdA bij de Europese verkiezingen.
Doorslaggevend bij de beslissing is de negatieve visie van het partijbestuur op de samenwerking binnen de huidige eurodelegatie. Mij is duidelijk geworden, dat hierachter de uitdrukkelijke wens schuil gaat om schoon schip te maken en te komen met een geheel nieuwe delegatie. (…)
Het mag duidelijk zijn dat ik de beslissing van het partijbestuur ten zeerste betreur. (…)
Binnen de huidige reglementen zijn zulke selectiebesluiten een bevoegdheid van het partijbestuur. Ik zal mij dan ook neerleggen bij deze beslissing. Uiteraard blijf ik voor mijn partij beschikbaar als kandidaat voor een volgende termijn.
Recente mediaberichten rondom de naleving van de interne PvdA gedragscode voor leden van het Europees Parlement hebben niet geleid tot dit besluit van het partijbestuur. Immers, de Commissie Naleving Gedragscode, binnen de PvdA belast met het toezicht op deze door de PvdA vrijwillig opgemaakte regels, heeft reeds in haarverslagen in detoelichtinghierop aangegeven dat ik integer en in overeenstemming met de afgesproken gedragsregels heb gehandeld.”
2.18.
Op 25 oktober 2013, iets later op de dag, heeft [gedaagde 2] een e-mail gezonden aan de leden van de PvdA, met een lijst van namen van de kandidaat-lijsttrekkers (waarop [eiseres] niet voorkomt), en onder meer de volgende inhoud:

Wie die kandidaat is dat bepalen we samen. Van 18 tot en met 26 november kunnen de leden na een intensieve campagne en debatperiode hun stem uitbrengen op een van de vier toegelaten kandidaten. (…)
Helaas heeft het partijbestuur ook het besluit moeten nemen om een kandidaat niet toe te laten tot de procedure. Uit de media heeft u inmiddels kunnen vernemen wie dit betreft: onze huidige Europarlementariër [eiseres]. Vanwege de door haar gekozen wijze van berichtgeving en de vragen die dit oproept wil ik volledige openheid betrachten over de grond van dit besluit en de gevolgde procedure. Een precair proces als dat van kandidaatstelling dient immers boven iedere twijfel verheven te zijn.
Het partijbestuur heeft bij aanvang van de kandidaatstelling een adviescommissie kandidaatstelling onder leiding van [naam 9] gevraagd de kandidaten voor het lijsttrekkerschap te beoordelen op basis van de profielschets. Is de kandidaat in staat een boegbeeld te zijn voor de partij? Kan hij of zij de bindende rol van het delegatieleiderschap vervullen? Is het een teamplayer die met anderen resultaten boekt voor de partij en haar idealen? Enzovoorts. De adviescommissie onder leiding van [naam 9] heeft op grond van functioneringsgesprekken, rapportages van bemiddeling en eigen gesprekken geconcludeerd dat [eiseres] op het gebied van samenwerking niet voldoet aan de profielschets.
(…)
Voorts is er in het partijbestuur gesproken over de wijze waarop [eiseres] is omgegaan met de dagvergoedingen binnen het Europees Parlement. Het te veel ontvangen bedrag van de 2/3 dagvergoeding is weliswaar teruggestort naar het Europees Parlement, maar het heeft vier jaar geduurd alvorens werd overgegaan tot terugbetaling. Het partijbestuur rekent het [eiseres] aan hoe zij is omgegaan met afspraken waarvoor zij heeft getekend en die de partij van belang vindt.
Op grond van zowel de afweging omtrent het zwaarwegende punt van samenwerking als de discussie over naleving van de gedragscode heeft het partijbestuur op maandag 14 oktober besloten [eiseres] niet toe te laten tot de lijsttrekkersverkiezing. [eiseres] heeft vervolgens gebruik gemaakt van het recht hier beroep tegen aan te tekenen. Op grond van het bezwaar, het verweer van het partijbestuur en een hoorzitting van beide partijen heeft de beroepscommissie op donderdag 24 oktober haar beroep ongegrond verklaard.”
2.19.
Op zaterdagochtend 26 oktober 2013 was [gedaagde 2] te horen in een telefonisch interview in het radioprogramma Tros Kamerbreed, waarbij gesproken werd over de kwestie met de dagvergoedingen van [eiseres]. In het transcript van dat interview staat onder meer:

Journaliste: (…) Een Commissie uit uw partij die dat heeft onderzocht, concludeert dat dat late terugbetalen niet alleen aan haar([eiseres], vzr.)
te wijten was, en ook dat ze integer en conform de gedragsregels heeft gehandeld. Dat rapport is pas twee weken oud, hoe kan het dat u tot een andere conclusie komt?
[gedaagde 2]: (…) die Commissie zelf heeft er geen prioriteit aan gegeven, en dat is niet goed, maar [eiseres] ook niet. (…) Nou aan de kant van [eiseres], heeft dat een consequentie wat ons betreft. En dat hebben we dus ook bekend gemaakt. Maar ook hebben we besloten als partijbestuur dat we de Commissie dichter bij ons gaan halen, de naleving gedragscode, dat bestuursleden zullen deelnemen in die Commissie en we hebben hem aangescherpt dat je nu ook jaarlijks moet terugbetalen. We hebben er ook een consequentie aan verbonden, Maar het zit, aan allebei de kanten is het inderdaad wat fout gegaan. En ik ben blij dat [eiseres] uiteindelijk heeft betaald, maar we nemen het haar toch kwalijk. Dat ondanks dat ze die handtekening heeft gezet, het vier jaar moest duren voordat ze het deed. (…)
Journaliste:
Toch zegt de Commissie, en dat is de Commissie Naleving gedragscode: “Er was geen tijdige controle, het heeft ook aan ons gelegen”, maar hun conclusie is wel, en ik citeer: “Van twijfel over de juistheid en de volledigheid van de verantwoording, inclusief de dagvergoeding, is geen sprake. Dus wat zei heeft gedaan, klopt volgens de regels die uw Commissie had opgesteld.
[gedaagde 2]:
(…) En die Naleving Gedragscode, (…) ja die heeft het niet goed genoeg gedaan. En [eiseres] heeft het niet goed genoeg gedaan. Allebei geen prioriteit gegeven. En dat nemen we dus allebei kwalijk, en dat heeft zijn consequenties. Voor [eiseres], hoe pijnlijk en vervelend dat ook voor haar is, dat kan ik me best voorstellen, maar ook voor de Commissie Naleving Gedragscode hebben we gezegd ‘we gaan dat aanscherpen, we zorgen dat er bestuursleden inzitten, we gaan jaarlijks rapporteren, en wat dat ook moet weten, misschien moeten we het allebei wat ons betreft beter doen, want de integriteit is een belangrijk onderwerp voor de PvdA. (…)
Nou ja, wat ik haar verwijt is precies wat ook in de verklaring staat, is dat ze laks is geweest, dat er ook in die verklaring van die Commissie staat dat er weinig prioriteit is gegeven aan door en de Commissie en door onder andere [eiseres], en dat nemen we haar kwalijk, omdat als je iets tekent, en je moet er dan ook zelf prioriteit aangeven dat je dat nakomt. En zo hoort het ook. Dat ze het uiteindelijke bedrag betaald heeft, erken ik, herken is, en waarderen we ook als partijbestuur. Dat is ook heel belangrijk.
(…)
Journaliste:
(…) Nog even naar die verklaring van mevrouw [eiseres] die zij gisteren uitgaf. Ze zei dat het partijbestuur kennelijk schoon schip wil maken, en wil komen met een geheel nieuwe delegatie. Is dat zo?
[gedaagde 2]: Nee, dat zijn ook absoluut nooit mijn woorden geweest. Het ging nu over wie is er kandidaat voor het lijsttrekkerschap. Daar is over een oordeel geveld. Eerst door de adviescommissie, die hebben advies gegeven aan het partijbestuur. En [naam 9] was daar stellig in, dat [eiseres] geen kandidaat zou moeten zijn, en ik deelde dat advies van [naam 9] en met mij het bestuur. ”
Later in het interview, nadat andere incidenten met PvdA-politici aan de orde zijn geweest vraagt de journaliste:

Maar u heeft het niet meer willen aangaan met opnieuw de reuring misschien over die vergoedingen van [eiseres]. Heeft dat misschien meegespeeld in uw besluit?
Het transcript vervolgt:

[gedaagde 2]: Nee, dat heeft niet meegespeeld in het besluit. Het besluit is eigenlijk maandag, anderhalve week geleden genomen, bijna twee weken geleden, maar daarna was er nog een beroepsmogelijkheid voor [eiseres], en dat heb ik toen ook aangegeven, en daar heeft ze gebruik van gemaakt en ik ben blij dat dat voor de tijd allemaal gesloten is gebleven zodat die procedure goed gevolgd kon worden. (…) kijk integriteit voor ons als Partij van de Arbeid is gewoon een belangrijk onderwerp, en we willen dat dat goed gaat. Daarom hebben we ook onze verantwoordelijkheid genomen om nu in die Commissie naleving om ook die afspraken aan te scherpen, bestuursleden in het zetten, verplichte jaarlijkse terugstorting te doen voor de dagvergoeding. En zo blijven we bezig om iedere keer te kijken waar er gaten zijn waar het gaat om integriteit om die te vullen en tot voorstellen te komen.
2.20.
In de media en op internet zijn op 25 oktober 2013 en daarna talrijke berichten verschenen met de strekking dat [eiseres] € 84.000,- teveel zou hebben ontvangen aan onkostenvergoedingen van het Europees Parlement (productie 3 van [eiseres]).
2.21.
Bij brief van 29 oktober 2013 heeft (de voormalige raadsman van) [eiseres] het partijbestuur gesommeerd om een rectificatie te zenden aan de partijleden en in de vorm van een persbericht naar het ANP en de GPD met betrekking tot de uitlatingen van [gedaagde 2] over [eiseres] ter zake van (het terugbetalen van) de dagvergoedingen.
2.22.
In een e-mail van [gedaagde 2] aan de leden van de PvdA van 7 november 2013 staat onder meer:

[eiseres] heeft niet meer onkostenvergoedingen ontvangen dan waarop zij volgens de regels van het Europees Parlement recht heeft. De PvdA hanteert echter een eigen Gedragscode, waarvoor [eiseres] getekend heeft (…)
Volledigheidshalve tref jehierhet verslag van de Commissie Naleving Gedragscode (…) waarin staat dat [eiseres] en de overige delegatieleden, ‘waar het gaat om de besteding van de algemene onkostenvergoeding en de reductie van de dagvergoedingen integer en in overeenstemming met de afgesproken gedragsregels gehandeld hebben’.
Dat is een onmiskenbaar feit. Wel laat het onverlet dat het partijbestuur het [eiseres] aanrekent hoe zij de afgelopen jaren is omgegaan met de afspraken waarvoor zij heeft getekend en die de partij van belang vindt, zoals toegelicht in mijn eerdere brief. Doorslaggevend voor ons besluit haar niet toe te laten tot de kandidaatstelling is en blijft het gegeven dat de samenwerking de afgelopen jaren in de Eurodelegatie problematisch was.
2.23.
In een e-mail van 15 november 2013 heeft het lid van de Commissie Naleving Gedragscode Mijnsbergen het volgende geschreven aan (onder meer) [gedaagde 2] en [naam 4]:

Ik (…) wil dat jullie beiden weten dat ik de correspondentie tussen partijbestuur/partijvoorzitter en de Commissie, persoonlijk als niet verzonden beschouw. (…) In dit bericht verwoord ik nergens de standpunten van de overige leden van de Commissie (…) Duidelijk zal zijn dat het feit dat ik dit bericht op persoonlijke titel schrijf, betekent dat de heren [naam 8] en [naam 7] niet bereid waren tot het nemen van afstand van de correspondentie op deze wijze. De heren [naam 8] en [naam 7] zijn op de hoogte van dit bericht (…).
Ik betreur de correspondentie tussen de Commissie en partijbestuur/partijvoorzitter, inhoud daarvan en toonzetting daarvan ten zeerste en neem in deze mijn eigen verantwoordelijkheid: ik had toentertijd al ofwel deze correspondentie moeten voorkomen, dan wel daar afstand van moeten nemen. (…) Dit ook omdat het ging om vertrouwelijke informatie en het nooit de bedoeling is geweest deze openbaar te maken, dan wel in kort geding te gebruiken. Ook betreur ik dat de partijvoorzitter dit doet zonder de Commissie daarover te informeren. (…)
Het oordeel van de Commissie is naar mijn mening volstrekt helder: alle leden PvdA Eurodelegatie hebben zich aan de Gedragscode gehouden en er is geen enkele aanleiding daaraan, voor wat betreft de terugbetaling van de dagvergoedingen door [eiseres], daaraan te twijfelen. En het uitspreken van twijfels in de openbaarheid is naar mijn mening al helemaal niet aan de orde (…).”
2.24.
Onder de gedingstukken (productie 19 van [gedaagde 2]) bevinden zich diverse nieuwsberichten van oktober en november 2013 waarin de kwestie met betrekking tot de dagvergoeding, en het standpunt van [eiseres] daarin, aan de orde zijn gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat en na wijziging van eis, hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2], op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per dag, om binnen 24 uur na de betekening van het vonnis, per e-mail aan alle leden van de PvdA een rectificatie, als nader omschreven in het petitum, te sturen en gedurende 14 dagen op de homepage van de PvdA-website te plaatsen, alsmede een persbericht met die rectificatie te zenden aan ANP, GPD, Novum, Nos.nl en Nu.nl, waarbij [gedaagde 2] met name afstand neemt van de uitingen in het bericht aan de PvdA-leden van 25 oktober 2013 en, een dag later, op de radio over de integriteit van [eiseres] in relatie tot de dagvergoedingen, met het bevel dat [gedaagde 2] van de rectificatie een afschrift zal zenden aan [eiseres] en met veroordeling van [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft haar vorderingen, samengevat, als volgt toegelicht. Door de uitlatingen in het bericht aan de partijleden en in het radiointerview met betrekking tot de (terugbetaling van de) dagvergoeding heeft [gedaagde 2] de integriteit van [eiseres] in diskrediet gebracht en in twijfel getrokken. Hierdoor zijn haar eer, goede naam en reputatie aangetast en wordt haar politieke functioneren bemoeilijkt. Hiermee heeft [gedaagde 2] c.s onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, hetgeen door middel van een rectificatie moet worden rechtgezet. Het oordeel van de Commissie Naleving Gedragscode is duidelijk en houdt in dat [eiseres] zich aan de regels heeft gehouden en integer heeft gehandeld. Het past [gedaagde 2] niet om daar publiekelijk een andere mening tegenover te plaatsen, nu de Commissie de daartoe geëigende instantie is en de zaak heeft onderzocht.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat dat [eiseres] in verband met de komende procedure voor kandidaatstelling voor het Europese parlement een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Weliswaar heeft zij zich neergelegd bij het besluit dat zij geen lijsttrekker zal zijn voor de PvdA, maar zij is voornemens ook te solliciteren als ‘regulier’ delegatielid, waarvoor, naar niet in geschil is, van groot belang is dat haar integriteit boven iedere twijfel verheven is. [gedaagde 2] heeft het spoedeisend belang van [eiseres] in dit verband ook niet betwist.
4.2.
Toewijzing van de vordering van [eiseres] tot het plaatsen en verzenden van een rectificatie, zou een beperking vormen van de in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is ingevolge artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen.
Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn. Bij de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan dienen alle omstandigheden van het betrokken geval in ogenschouw te worden genomen.
Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [eiseres] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek.
4.3.
De uitlatingen waartegen [eiseres] zich verzet, zijn uitlatingen over haar functioneren als politicus, althans uitlatingen die daar in elk geval mee samenhangen. Zij zullen dan ook in die context worden bezien. [gedaagde 2] heeft daarbij terecht aangevoerd dat uitgangspunt is dat een politicus over een dikkere huid zal moeten beschikken dan een (anonieme) ‘gewone’ burger, aangezien de politiek bij uitstek een terrein is dat het algemeen belang raakt en waarbij debatten in de openbaarheid worden gevoerd. Politici dienen er daarom op bedacht te zijn dat zij publiekelijk op hun handel en wandel worden aangesproken en verantwoording dienen af te leggen. Stevige kritiek, ook in de media, zullen zij in beginsel dan ook moeten (kunnen) verduren. Daarbij is van belang dat politici ook meer dan gewone burgers in de gelegenheid zijn om (via de media) in het openbaar hun weerwoord te laten klinken. Ook [eiseres] heeft van die gelegenheid, zo blijkt uit diverse nieuwsberichten (zoals genoemd in 2.24), gebruik gemaakt.
4.4.
Voorts is van belang dat de uitlatingen die [eiseres] gerectificeerd wenst te zien, zijn aan te merken als waardeoordelen en niet als feitelijke constateringen. Op zichzelf staat het een ieder vrij een waardeoordeel te geven, wat echter niet wegneemt dat ook een dergelijk oordeel onrechtmatig kan zijn, bijvoorbeeld als dit een ernstige beschuldiging bevat die geen steun vindt in de feiten.
4.5.
[eiseres] heeft met name bezwaar tegen de uitingen van [gedaagde 2] over de wijze waarop zij is omgegaan met de terugbetaling van (2/3e van) de door haar ontvangen dagvergoedingen van het Europees Parlement, omdat daarbij ten onrechte de suggestie zou zijn gewekt dat zij niet integer is en heeft gesjoemeld met declaraties.
4.6.
Volgens [eiseres] stond het [gedaagde 2] niet vrij zijn mening over de terugbetaling van de dagvergoedingen door [eiseres] naar buiten te brengen op de door hem gevolgde wijze, alleen al niet omdat de aangewezen instantie daarvoor, de Commissie Naleving Gedragscode, heeft geoordeeld dat de delegatieleden, onder wie [eiseres], zich aan de regels hebben gehouden en integer hebben gehandeld.
In dit standpunt zal [eiseres] niet worden gevolgd.
De omstandigheid dat een toetsingsinstantie, zoals in dit geval de Commissie Naleving Gedragscode, een oordeel heeft gegeven over een bepaalde kwestie, verplicht de betrokkenen niet tot het zich onthouden van commentaar over dat oordeel en/of de betreffende kwestie zelf. Dit kan slechts anders zijn als met dat commentaar de grenzen van het betamelijke worden overschreden.
Aangezien [eiseres] heeft gesteld dat daarvan sprake is, zal hierna de aard en de inhoud van de betreffende uitlatingen tegen het licht worden gehouden.
4.7.
Voorop staat dat [gedaagde 2] niet heeft gezegd of geschreven dat [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan gesjoemel met declaraties of aan onjuist declaratiegedrag. [gedaagde 2] heeft ook niet gezegd dat [eiseres] meer vergoedingen heeft ontvangen dan waarop zij volgens de regels van het Europees Parlement recht heeft. [gedaagde 2] heeft enkel kritiek geuit op de manier waarop [eiseres] met de gedragscode van de PvdA inzake de dagvergoedingen is omgegaan en meegedeeld dat het partijbestuur het haar aanrekent dat zij zo lang gewacht heeft met de restitutie (van 2/3 deel) daarvan. Ook heeft [gedaagde 2] vermeld dat dit een rol heeft gespeeld bij de beslissing haar niet op de kandidatenlijst te plaatsen voor het lijsttrekkerschap.
4.8.
Anders dan [eiseres] stelt heeft [gedaagde 2] bij het uiten van zijn kritiek, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, geen onnodig grievende bewoordingen gebruikt en/of beschuldigingen geuit die geen steun vinden in de feiten. Vaststaat immers dat [eiseres] de bedragen pas in juli 2013 heeft terugbetaald, na aandringen daarop door de Commissie (zoals bijvoorbeeld in de
e-mail van 1 juli 2013 (2.9)) en nadat zij eerder had gevraagd of de gelden aangewend konden worden voor een pied-à-terre te Amsterdam of voor het aanstellen van een extra medewerker. Weliswaar is dat niet in strijd met de letterlijke tekst van de door [eiseres] getekende Gedragscode, maar dat bood wel grond tot het stellen van vragen en het voeren van correspondentie door de Commissie met de partijvoorzitter, waarin de houding van [eiseres] werd bekritiseerd, zoals blijkt uit de onder 2.6, 2.8 en 2.9 weergegeven producties. Dat [eiseres] zich aan de letter van de (toenmalige) Gedragscode heeft gehouden, brengt dan ook niet mee dat [gedaagde 2] zich niet kritisch over het gedrag van [eiseres] op dit punt zou mogen uiten.
4.9.
Daar komt bij dat [gedaagde 2] de PvdA-leden niet onjuist heeft geïnformeerd in zijn e-mail van 25 oktober 2013 (2.18). Weliswaar heeft hij toen geen melding gemaakt van het oordeel van de Commissie Naleving Gedragsregels, maar dat lag ook niet direct in de rede, nu in deze mail werd geaccentueerd dat [eiseres] niet aan de profielschets voldeed en de kwestie met de dagvergoedingen een bijkomend punt was. Nadat het dispuut over de dagvergoedingen was opgelaaid heeft [gedaagde 2] op 7 november 2013 expliciet de inhoud van het oordeel van de Commissie Naleving Gedragscode – dat de delegatieleden zich aan de code hebben gehouden en integer hebben gehandeld – meegedeeld aan de leden, met een verwijzing naar de link waarop het volledige rapport te lezen viel.
Evenmin heeft [gedaagde 2] aan de partijleden of aan het publiek meegedeeld dat een gebrek aan integriteit de reden was dat [eiseres] niet op de kandidatenlijst voor het lijsttrekkerschap is geplaatst. Aan de partijleden heeft hij meegedeeld dat de problematische samenwerking binnen de Eurodelegatie daarvoor de belangrijkste reden was en heeft hij de omgang van [eiseres] met de inhoud van de Gedragscode als bijkomend punt vermeld, waarbij [eiseres] met name is verweten dat zij aan de terugbetaling (te) weinig prioriteit heeft gegeven. Dat hij dit laatste in de context heeft geplaatst van het grote belang dat de PvdA hecht aan integriteit is niet onbegrijpelijk en kan niet één op één gelijk worden gesteld met een mededeling dat [eiseres] niet integer heeft gehandeld. Zoals gezegd stond [gedaagde 2] niet alleen in zijn mening dat [eiseres] bij de terugbetaling van de dagvergoeding steken had laten vallen. In de aangehaalde correspondentie komt immers naar voren dat ook de Commissie in de aanloop tot haar oordeel bij het gedrag van [eiseres] kritische kanttekeningen heeft geplaatst. Weliswaar heeft één lid van de Commissie Naleving Gedragscode zich later van deze correspondentie gedistantieerd (2.23), maar dat geldt niet voor de andere twee leden en de ambtelijk secretaris. De kwestie heeft bovendien geleid tot aanscherping van de Gedragscode en tot wijzigingen in de (samenstelling van de) Commissie. Voor zover de gemiddelde lezer of luisteraar aan de uitlatingen van [gedaagde 2] wel de conclusie zou verbinden dat [eiseres] niet integer zou zijn, brengt dat in de gegeven omstandigheden niet de onrechtmatigheid van de uitingen zelf met zich. Het gaat hier om waardeoordelen over een feitencomplex waar verschillend tegenaan gekeken kan worden. Dat [eiseres] de eerste Europarlementariër van de PvdA was waarbij de kwestie met de dagvergoeding speelde, dat de regels omtrent het tijdstip van rapportage over de terugbetaling van de dagvergoeding (anders dan aangaande andere vergoedingen) niet (exact) waren vastgelegd en dat niet duidelijk was wat verstaan moest worden onder ‘extra kosten’ (2.5) (en dat een ‘pied-à-terre’ daar best eens onder zou kunnen vallen) neemt allemaal niet weg dat het terugbetalingstijdstip van de dagvergoedingen voorwerp van dispuut kon zijn (en ook was). Zoals gezegd heeft [eiseres] de gelegenheid (gehad) om in het openbaar haar eigen standpunt hierover kenbaar te maken en om mogelijk onjuiste interpretaties van de uitingen van [gedaagde 2] recht te zetten. Zij heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Dat [eiseres] anders dan [gedaagde 2] niet beschikt over het e-mailbestand van de leden van de PvdA doet daaraan niet af.
4.10.
[eiseres] heeft ook gesteld dat [gedaagde 2] haar ten onrechte heeft uitgemaakt voor leugenaar. Daartoe voert ze aan dat [gedaagde 2] in het radio-interview de veronderstelling dat de PvdA ‘schoon schip’ heeft willen maken bij de samenstelling van de kandidatenlijst voor (het lijsttrekkerschap van) het Europees Parlement van de hand heeft gewezen, terwijl dat in het verweerschrift in de bezwaarprocedure van [eiseres] met zoveel woorden is genoemd als argument van de adviescommissie kandidaatstelling, op wier advies het partijbestuur zich beroept. Ook deze stelling van [eiseres] zal niet worden gevolgd. [gedaagde 2] heeft in het radio-interview gezegd dat het maken van ‘schoon schip’ niet de reden is geweest om [eiseres] niet als kandidaat voor te dragen en dat dat ook zijn woorden niet zijn geweest. In het verweerschrift wordt de term ‘schoon schip’ aangehaald als afkomstig van de adviescommissie. Weliswaar wordt het oordeel van de adviescommissie overgenomen, maar dat maakt de opmerking van [gedaagde 2] nog niet onjuist, noch wettigt dit de conclusie dat [gedaagde 2] [eiseres] in het radio-interview als leugenaar zou hebben neergezet.
4.11.
Ook de stelling dat [gedaagde 2] welbewust een actie ter beschadiging van [eiseres] heeft ingezet door het dispuut over de dagvergoedingen in de openbaarheid te brengen, is tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde 2] niet aannemelijk geworden. Het bericht op de website van [eiseres] met betrekking tot de naleving van de Gedragscode en het oordeel van de Commissie daarover (zie onder 2.17) was van een (iets) eerder tijdstip dan de e-mail die [gedaagde 2] op dezelfde dag aan de (volgens [eiseres] 54.000, volgens [gedaagde 2] 37.000, namelijk alleen de via e-mail bereikbare) leden van de PvdA heeft gezonden. Ter zitting is zijdens [gedaagde 2] verklaard dat in de e-mail aan de leden juist is ingegaan op de dagvergoedingenkwestie als reactie op het bericht op de website van [eiseres].
Wie de kwestie als eerste in openbaarheid heeft gebracht kan evenwel hoe dan ook niet van beslissende betekenis worden geacht. Het oordeel van de Commissie Naleving Gedragscode was toegankelijk op de PvdA website en het betrof, anders dan [eiseres] heeft gesteld, een onderwerp van publiek belang, waarover derhalve ook in het openbaar mag worden gediscussieerd.
De omstandigheid dat [gedaagde 2] alleen bereid was om een gezamenlijke verklaring over de kwestie met de dagvergoeding naar buiten te brengen, indien [eiseres] daarin ook haar terugtreden als kandidaat voor het lijsttrekkerschap zou aankondigen, maakt de uitingen evenmin onrechtmatig. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat [gedaagde 2] kenbaar heeft gemaakt dat het bezwaar van [eiseres] tegen de beslissing haar niet op de kandidatenlijst voor het lijsttrekkerschap te plaatsen, ongegrond is verklaard, en voor de omstandigheid dat hij (in zijn e-mail aan de leden) ingegaan is op het advies van de adviescommissie over de lijsttrekkerskandidaten, terwijl de uitspraak van de Beroepscommissie en het advies volgens de reglementen van de PvdA vertrouwelijk zijn. Weliswaar valt aan te bevelen om vertrouwelijke stukken ook vertrouwelijk te behandelen, maar aan de andere kant is voorstelbaar dat [gedaagde 2] transparantie wilde betrachten over een kwestie die in de media al de nodige aandacht had getrokken.
4.12.
Tenslotte houdt ook de stelling van [eiseres] dat de uitlatingen van [gedaagde 2] onrechtmatig zijn vanwege de beschadigende gevolgen daarvan voor haar politieke functioneren, geen stand. Dit zou het geval hebben kunnen zijn als sprake was geweest van ernstige, ongefundeerde, beschuldigingen, maar dat is hier, zoals uit het voorgaande volgt, niet aan de orde.
4.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat de uitlatingen van [gedaagde 2] in de gegeven omstandigheden voorshands niet onrechtmatig jegens [eiseres] worden geacht en dat dus voor een beperking van de uitingsvrijheid van [gedaagde 2] geen grond bestaat. De vraag of [gedaagde 2] niet alleen als partijvoorzitter maar ook als privépersoon voor de betreffende uitlatingen aansprakelijk kan worden geacht behoeft bij deze uitkomst geen beantwoording.
4.14.
De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd, met veroordeling van [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op:
– € 589,- € 589,- aan griffierecht en
– € 589,- € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter civiel, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2013.