ECLI:NL:RBAMS:2013:7872
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgingsbeleid Openbaar Ministerie en gerechtvaardigd vertrouwen bij bezit van qat
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 april 2013 in Amsterdam bijna 350 gram qat in zijn bezit had. Qat is sinds 5 januari 2013 opgenomen op lijst II van de Opiumwet. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen aan het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie, zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet en de Richtlijn Opiumwet, softdrugs. De verdediging stelde dat de verdachte erop mocht vertrouwen dat hij niet zou worden vervolgd voor het bezit van deze hoeveelheid qat, aangezien er geen specifieke richtlijn voor qat bestond en hij een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik had. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de vervolging ontvankelijk was, omdat er geen richtlijn voor qat was en de beslissing om te vervolgen aan het Openbaar Ministerie was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de bestaande richtlijnen, omdat qat pas recent op de lijst was geplaatst en er geen expliciete richtlijn voor het bezit van qat was. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging van de verdachte, omdat er geen omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.