ECLI:NL:RBAMS:2013:7856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
CV EXPL 11-34355
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van overeenkomst en cessie in telecom incassozaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2013, betreft het een incasso van een gecedeerde vordering door een telecomprovider. Eiseres, die de vordering van Telfort heeft overgenomen, stelt dat gedaagde een overeenkomst met Telfort heeft gesloten. Gedaagde betwist echter dat hij ooit een overeenkomst met Telfort heeft afgesloten en ondersteunt zijn betwisting met getuigenverklaringen uit een parallelle zaak. De kantonrechter oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst tussen gedaagde en Telfort bestaat, waardoor de cessie van de vordering niet rechtsgeldig is. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering van eiseres.

De procedure begon met een tussenvonnis op 21 augustus 2012, gevolgd door een comparitie van partijen op 25 oktober 2012. Gedurende de procedure zijn er verschillende producties ingediend door beide partijen, waaronder getuigenverklaringen. Gedaagde heeft verklaard dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude, waarbij zijn gegevens zijn gebruikt om een contract met Telfort af te sluiten zonder zijn toestemming. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde voldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij de overeenkomst met Telfort heeft gesloten.

In reconventie heeft gedaagde een vordering ingesteld voor onverschuldigde betaling van bedragen die Telfort van zijn rekening heeft afgeschreven. De kantonrechter oordeelt dat, aangezien er geen overeenkomst tussen gedaagde en Telfort bestaat, de vordering van gedaagde ook niet kan worden toegewezen. Beide partijen worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij eiseres in conventie en gedaagde in reconventie niet-ontvankelijk worden verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: 1291027 CV EXPL 11-34355
Vonnis van: 19 november 2013
F.no.: 519

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

gevestigd te [plaats], gemeente [naam gemeente]
eiseres in conventie
gedaagde in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: D. van Leeuwen (GGN Amsterdam)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E.T. Panneflek

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 21 augustus 2012 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is een comparitie van partijen gelast, welke op 25 oktober 2012 is gehouden. Voorafgaande aan de comparitie hebben zowel [eiseres] als [gedaagde] drie producties ([eiseres] onder meer een akte vermindering van eis in conventie) in het geding gebracht. Op de comparitie is [eiseres] verschenen bij haar gemachtigde en [gedaagde] vergezeld van zijn gemachtigde. Bij rolbeschikking van 30 oktober 2012 heeft de kantonrechter in verband met de ter comparitie gemaakte afspraak de zaak aangehouden voor uitlating aan de zijde van [gedaagde]. Op 5 maart 2013 heeft [gedaagde] een akte met producties (onder meer getuigenverklaringen) ingediend, waarna [eiseres] zich op 7 mei 2013 over de getuigenverklaringen heeft uitgelaten. Vervolgens heeft de kantonrechter bij rolbeschikking van 25 juni 2013 [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over twee door de kantonrechter gewezen vonnissen in een andere zaak tegen [gedaagde]. [eiseres] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt op 20 augustus 2013, waarop [gedaagde] heeft gereageerd bij akte van 17 september 2013.
De zaak staat thans weer voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

beoordeling in conventie

1.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat Telfort een vordering uit overeenkomst op [gedaagde] heeft en dat Telfort die vordering aan [eiseres] heeft gecedeerd. [gedaagde] betwist dat tussen hem en Telfort een overeenkomst tot stand is gekomen.
2.
Op de zitting van 25 oktober 2012 is onder meer gesproken over een parallel lopende zaak tussen [gedaagde] en Intrum Justitia [(...)], waarin toen een getuigenverhoor was gelast. Met instemming van beide partijen is besloten de zaak uit doelmatigheidsoverwegingen aan te houden totdat het getuigenverhoor zou hebben plaatsgevonden en dat [gedaagde] de getuigenverklaringen in het geding zou brengen. [gedaagde] heeft de getuigenverklaringen in het geding gebracht, waarna Intrum Justitia in de gelegenheid is gesteld op die getuigenverklaringen en de in die zaak gewezen (eind)vonnissen te reageren.
3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] met Telfort op 7 juni 2009 een overeenkomst voor 2 jaar (24 maanden) is aangegaan. Daartoe heeft zij overlegd een ondertekende overeenkomst van 7 juni 2009, waarop als adres [straatnaam] is vermeld, met daarbij een kopie van het legitimatiebewijs en de bankpas van [gedaagde], een PIN-bon van 1 cent en de aan [gedaagde] op genoemd adres verstuurde facturen, aanmaning van 9 juli 2009 en ingebrekestelling van 21 juli 2009. [eiseres] is van mening dat Telfort met [gedaagde] heeft gecontracteerd en dat zij ook voldoende heeft onderzocht met wie zij contracteerde.
4.
[gedaagde] betwist gemotiveerd met Telfort enige overeenkomst inzake mobiele telefoonaansluiting te zijn aangegaan. Zo betwist [gedaagde] dat de handtekening en het adres op de overeenkomst van 7 juni 2009 van hem zijn. [gedaagde] heeft in de andere zaak onder ede een getuigenverklaring afgelegd. [gedaagde] heeft onder meer verklaard dat hij erachter kwam dat van zijn ING rekening bedragen werden afgeschreven ten gunste van Vodafone, T-Mobile en Telfort. Hij was het daar niet mee eens en heeft de betalingen laten storneren. Ook heeft hij gebeld met Vodafone en de andere providers. Daarop heeft hij één of meer kopieën van contracten gekregen en heeft hij aangifte bij de politie gedaan. Dat was in augustus of september 2009. In 2010 hoorde hij van zijn vriend [naam 1] dat een bekende genaamd [naam 2] vast zat bij de politie voor het afsluiten van telefoonabonnementen op naam van anderen. Hij zou dat bij veel mensen hebben geflikt. Toen viel bij [gedaagde] het kwartje. Hij realiseerde zich dat hij voor de zomer van 2009 een keer zijn brommer had uitgeleend aan [naam 2] die daar een paar uurtjes mee weggeweest was. [gedaagde] had toen een tasje met daarin huissleutels, legitimatie, rijbewijs, bank- en schoolpassen en waarschijnlijk ook zijn OV kaart in de buddyseat van de brommer liggen. De buddyseat kon met de contactsleutel worden geopend. Hij had [naam 2] geprobeerd te bellen, maar die nam niet op. Bij het aangaan van de contracten met Telfort was een pas van de Postbank (eindigend op F939) gebruikt. Kort daarna kreeg [gedaagde] een nieuwe ING pas (eindigend op X861). [gedaagde] heeft een paar keer met zijn pas van de Postbank gepind in het bijzijn van [naam 2] met wie hij destijds min of meer bevriend was. Het moet zo zijn geweest dat deze daarbij zijn pincode heeft gezien.
Ter ondersteuning heeft [gedaagde] onder meer overgelegd de onder ede afgelegde verklaringen van hemzelf d.d. 8 november 2012 en van [naam 2] d.d. 17 januari 2013. [naam 2] is door de kantonrechter eerst na een bevel medebrenging als getuige gehoord. [naam 2] is voor telefoonfraude strafrechtelijk veroordeeld. In het eindvonnis van 19 juni 2013 in de Intrum Justitia vs [gedaagde] heeft de kantonrechter de getuigenverklaring van [naam 2] als leugenachtig beschouwd.
5.
Uit het voorgaande blijkt dat naar het oordeel van de kantonrechter [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij degene is geweest met wie Telfort de overeenkomst heeft afgesloten.
6.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] niet heeft aangetoond dat het [gedaagde] is geweest die de overeenkomst met Telfort is aangegaan.
De stelling van Telfort dat [gedaagde] slordig met zijn bankpas en pincode is omgesprongen en daardoor een situatie in het leven heeft geroepen dat van die bankpas van [gedaagde] gebruik is gemaakt, brengt op zichzelf niet mee dat een overeenkomst tussen Telfort en [gedaagde] is ontstaan.
Er is derhalve nader bewijs noodzakelijk dat [gedaagde] de door [eiseres] gestelde overeenkomst met Telfort heeft gesloten. Hoewel [eiseres] een (bij repliek herhaald) bewijsaanbod heeft gedaan, zal de kantonrechter [eiseres] niet in de gelegenheid stellen tot bewijslevering, nu het door [eiseres] gedane bewijsaanbod bij dagvaarding en repliek algemeen is geformuleerd en ook nadien niet een specifiek bewijsaanbod is gedaan.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] met Telfort op 7 juni 2009 een overeenkomst heeft gesloten.
7.
[eiseres] legt aan haar vordering jegens [gedaagde] ten grondslag dat zij is gecedeerd in de vordering van Telfort met [gedaagde] uit overeenkomst. Nu het er voor dient te worden gehouden dat tussen Telfort en [gedaagde] geen overeenkomst heeft bestaan, ligt aan de cessie van de vordering geen (rechtsgeldige) titel ten grondslag, zodat geen vordering van Telfort op [gedaagde] op [eiseres] is overgegaan. Dit leidt ertoe dat [eiseres] in haar vordering jegens [gedaagde] niet-ontvankelijk wordt verklaard.
8.
Bij deze uitkomst van de conventionele procedure wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen.

beoordeling in reconventie

9.
[gedaagde] heeft gesteld dat Telfort op 26 juni 2009, 24 juli 2009, 29 juli 2009 en 27 augustus 2009 voor in totaal € 982,77 heeft afgeschreven van zijn rekening. Nu [gedaagde] geen toestemming had gegeven aan Telfort voor het incasseren van deze bedragen, vordert [gedaagde] deze dan ook van [eiseres] terug uit hoofde van onverschuldigde betaling c.q. ongerechtvaardigde verrijking.
10.
[eiseres] heeft als verweer aangevoerd dat de bedragen van 25 juni 2009 (€ 95,65) en 27 augustus 2009 (€ 55,06) niet zijn betaald maar gestorneerd. Reden waarom deze bedragen door [eiseres] in conventie worden gevorderd. De andere twee bedragen zijn de verschuldigde factuurbedragen welke Telfort op grond van de machtiging die was afgegeven in het contract bevoegd was af te schrijven. Alle vier bedragen komen volgens [eiseres] niet voor terugbetaling in aanmerking en als dat al was dan dient [gedaagde] zich rechtstreeks tot Telfort te wenden.
11.
De kantonrechter stelt voorop dat uit het in conventie overwogene volgt dat tussen Telfort en [gedaagde] geen overeenkomst tot stand is gekomen, zodat de titel tot overdracht van de door [eiseres] beweerde vordering uit overeenkomst van Telfort op [gedaagde] ontbreekt en daarmee ook geen vordering van Telfort op [gedaagde] rechtsgeldig aan [eiseres] is overgedragen.
12.
[gedaagde] acht [eiseres] op grond van het bepaalde in artikel 6:130 BW gehouden de aan Telfort onverschuldigd betaalde bedragen terug te betalen.
De kantonrechter acht artikel 6:130 BW in dit geval niet van toepassing. Deze wettelijke bepaling stelt als vereiste dat er een vordering onder bijzondere titel moet zijn overgegaan. In dit geval is, zoals hiervoor overwogen, daarvan geen sprake geweest. Bovendien ziet deze bepaling op verrekening van een tegenvordering op de oorspronkelijke schuldeiser en niet op het instellen van een reconventionele vordering.
13.
[gedaagde] stelt onverschuldigd aan Telfort te hebben betaald. Alsdan zal [gedaagde] ook Telfort daarop hebben aan te spreken. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] onverschuldigd aan [eiseres] heeft betaald.
14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de reconventionele vordering wordt afgewezen. [gedaagde] wordt veroordeeld als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

verklaart [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 600,00 wegens salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

in reconventie

verklaart [gedaagde] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die aan de zijde van [eiseres] tot op heden worden begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.