ECLI:NL:RBAMS:2013:7843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
C-13-529944 - HA ZA 12-1343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis met vragen aan Internationaal Juridisch Instituut omtrent Syrisch recht bij opzeggen distributie-overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een geschil tussen de rechtspersoon Syrian Electronic Business Equipment Co. Ltd. (hierna: Sebeco) en de besloten vennootschap Ricoh International B.V. (hierna: Ricoh). De rechtbank heeft op 11 december 2013 een tussenvonnis uitgesproken waarin zij vragen heeft geformuleerd voor het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de toepassing van Syrisch recht met betrekking tot een distributieovereenkomst. De procedure is gestart met een eis van Sebeco tegen Ricoh, waarbij Sebeco zich in conventie en Ricoh in reconventie heeft verweerd. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 17 augustus 2013, vastgesteld dat er behoefte is aan nadere uitleg over het Syrische recht, vooral met betrekking tot de opzegging van de distributieovereenkomst.

De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de geformuleerde vragen te delen. Sebeco heeft aanvullende vragen ingediend, waarop Ricoh ook heeft gereageerd. De rechtbank heeft de vragen aangepast en verduidelijkt, waarbij zij zich richt op de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op een distributieovereenkomst tussen een Syrische onderneming en een internationale onderneming. Belangrijke vragen die aan het IJI zijn voorgelegd, zijn onder andere of een vertrouwensbreuk kan leiden tot opzegging en welke gevolgen er zijn als er niet wordt voldaan aan een schriftelijke sommatie.

De rechtbank heeft besloten om de zaak op de parkeerrol te plaatsen in afwachting van het rapport van het IJI, dat voor 1 april 2014 moet worden ingediend. Partijen hebben de mogelijkheid om na ontvangst van het rapport hun standpunten opnieuw in te dienen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het IJI-rapport is ontvangen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/529944 / HA ZA 12-1343
Vonnis van 11 december 2013
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SYRIAN ELECTRONIC BUSINESS EQUIPMENT CO. LTD.,
gevestigd te Damascus,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICOH INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sebeco en Ricoh genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2013,
  • de akte van Sebeco van 2 oktober 2013,
  • de akte van Ricoh van 2 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis van 17 augustus 2013 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank overwogen dat zij het noodzakelijk acht om zich nader te laten voorlichten over de inhoud van het recht van de staat Syrië, omtrent de in het tussenvonnis onder 4.4 genoemde punten. De rechtbank heeft vragen geformuleerd (r.o. 4.4 van het tussenvonnis) die zij voornemens is ter beantwoording voor te leggen aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) en vervolgens Sebeco en Ricoh in de gelegenheid gesteld zich over deze voorgenomen vragen (bij voorkeur op basis van onderling overleg) uit te laten. Partijen hebben zich ieder bij afzonderlijke akte uitgelaten.
2.2.
Sebeco heeft een aantal aanvullende vragen geformuleerd. Ricoh heeft één aanvullende vraag geformuleerd. In de door partijen geformuleerde aanvullende vragen ziet de rechtbank aanleiding om haar voorgenomen vragen aan te passen als hierna.
2.3.
De aanvullende vragen van partijen, genoemd onder 20 in de akte van Sebeco en onder 4 in de akte van Ricoh, leiden tot de volgende nieuwe vraag:
Als sprake is van een distributieovereenkomst van een Syrische onderneming met een in Nederland gevestigde internationale onderneming, welke Syrische wettelijke bepalingen zijn daarop dan van toepassing?
2.4.
De opmerkingen van Sebeco die betrekking hebben op de vertrouwensbreuk als opzeggingsgrond, geven de rechtbank aanleiding onder vraag 4 twee aanvullende vragen te stellen:
Kan een vertrouwensbreuk een reden zijn tot opzegging? Zo ja, in welke gevallen is er op grond van Syrisch recht sprake van een vertrouwensbreuk?
2.5.
De opmerkingen van Sebeco met betrekking tot de gevolgen bij uitblijven van een sommatie (indien die volgens Syrisch recht nodig zou zijn) geven aanleiding om vraag 5 als volgt aan te vullen:
Indien een schriftelijke sommatie en/of ingebrekestelling nodig is, wat zijn de gevolgen onder Syrisch recht indien daaraan niet is voldaan?
2.6.
De rechtbank zal het verzoek van Sebeco om een aanvullende vraag te stellen over de mogelijkheid een overeenkomst op te zeggen als de distributieovereenkomst zelf geen expliciete bepaling kent aangaande opzegging respectievelijk beëindiging, niet honoreren. De voorgenomen vraag (thans vraag 2) is dermate ruim geformuleerd dat de rechtbank deze toevoeging niet nodig acht.
2.7.
De rechtbank zal de gestelde feiten en omstandigheden niet in de vraagstelling opnemen, zoals door Sebeco is verzocht. Het is immers de rechtbank die het recht toepast op de gestelde feiten en omstandigheden. Het IJI hoeft de rechtbank slechts voor te lichten over het toepasselijk recht.
2.8.
De rechtbank zal Ricoh, ondanks haar verzoek daartoe, niet nogmaals in de gelegenheid stellen te reageren op de thans geformuleerde vragen, nu de aanpassingen daartoe geen aanleiding geven.
2.9.
Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank de vragen zoals verwoord in overweging 4.4 van het tussenvonnis en met inachtneming van de wijzigingen als hiervoor aangegeven, aan het IJI zal voorleggen. Na het uitbrengen van het rapport van het IJI zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover bij akte uit te laten.
2.10.
De zaak zal in afwachting van de IJI-rapportage op de parkeerrol worden geplaatst. Het staat Sebeco en Ricoh vrij de zaak van de parkeerrol op de rol te doen plaatsen voor conclusie na IJI-rapportage indien het rapport gereed is of indien voortprocederen anderszins gewenst is.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
3.1.
verzoekt het IJI, gevestigd aan de R.J. Schimmelpennincklaan 20-22, 2517 JN te ’s-Gravenhage, om met betrekking tot de in de in rechtsoverweging 4.3 tot en met 4.16 van het tussenvonnis van 17 augustus 2013 weergegeven geschilpunten rapport uit te brengen vóór 1 april 2014, en verzoekt het IJI in zijn rapport de volgende vragen te beantwoorden:
Als sprake is van een distributieovereenkomst van een Syrische onderneming met een internationale onderneming, welke Syrische wettelijke bepalingen zijn daarop dan van toepassing?
Kent het Syrisch recht de mogelijkheid van opzegging van een distributieovereenkomst door middel van een opzeggingsbrief en dus anders dan door middel van een declaratoir vonnis?
In welke gevallen is er volgens Syrisch recht sprake van een gegronde reden voor opzegging? Wat voor soort feiten en omstandigheden mogen worden meegewogen? Is een vertrouwensbreuk een reden tot opzegging? Zo ja, in welke gevallen is er op grond van Syrisch recht sprake van een vertrouwensbreuk?
Is volgens Syrisch recht altijd een schriftelijke sommatie en/of ingebrekestelling nodig alvorens tot opzegging kan worden overgegaan, ook als de reden van opzegging een vertrouwensbreuk is? Indien een schriftelijke sommatie en/of ingebrekestelling nodig is, wat zijn de gevolgen onder Syrisch recht indien daaraan niet is voldaan?
Indien een schending van een (contractuele) verplichting komt vast te staan en de betreffende partij in beginsel verplicht is tot het betalen van schadevergoeding, kan de omvang van die schadevergoeding naar Syrisch recht worden beïnvloed door ‘eigen schuld’ of een vergelijkbaar leerstuk? Aan de hand van welk criterium wordt een en ander beoordeeld en welk soort omstandigheden kunnen in zo’n geval een rol spelen?
Bestaat er in de rechtspraak en in de juridische wetenschap van de staat Syrië verschil van inzicht over de beantwoording van voornoemde vragen? Zo ja, wat moet als de heersende leer in rechtspraak en wetenschap worden beschouwd?
Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beslissing van het geschil van belang kunnen zijn?
3.2.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis en de overige processtukken aan het IJI zal doen toekomen;
3.3.
verwijst de zaak naar de
parkeerrol van 2 april 2014voor conclusie na IJI-rapportage, eerst aan de zijde van Sebeco, daarna aan de zijde van Ricoh;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013. [1]

Voetnoten

1.type: