ECLI:NL:RBAMS:2013:7840

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
HA ZA 13-579
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bindingspremie in het kader van een overeenkomst tussen supermarkt en exploitant

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap die supermarkten exploiteert, een bedrag van € 2.950.000,-- van de gedaagde, C1000 Supermarkten II B.V., in verband met een bindingspremie die volgens eiseres verschuldigd was op basis van een overeenkomst. De eiseres stelde dat er een perfecte overeenkomst tot stand was gekomen over de bindingspremie, die zou worden uitbetaald na ondertekening van een nieuwe formule- en leveringsovereenkomst. De rechtbank onderzocht of er daadwerkelijk overeenstemming was bereikt over alle essentialia van de overeenkomst. De rechtbank concludeerde dat er geen perfecte overeenkomst tot stand was gekomen, omdat er geen overeenstemming was over de opeisingsgronden van de lening. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en overeenstemming over alle essentiële onderdelen van een overeenkomst, met name in het kader van geldleningen en bindingspremies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/542400 / HA ZA 13-579
Vonnis van 6 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. E.J.A. Vilé te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
C1000 SUPERMARKTEN II B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. drs. T.S. Jansen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en C1000 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2013;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2013, en de daarin genoemde productie 6 zijdens [eiseres] in het geding gebracht;
  • de brief van mr. Vilé voornoemd van 24 september 2013 naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert supermarkten. Eén van de door haar geëxploiteerde supermarkten ligt aan [straatnaam 1].
C1000 is de rechtsopvolgster van onder meer [bedrijf 1] Partijen werken sinds 1997 samen in verband met de exploitatie van de supermarkt aan [straatnaam 1]. Partijen hebben in dat kader in 1997 een formule- en een leveringsovereenkomst gesloten. Verder hebben partijen in 1997 een geldleningsovereenkomst gesloten, op basis waarvan de rechtsvoorgangster van C1000 een renteloze lening van fl. 1.500.000,-- aan [eiseres] heeft verstrekt. Aflossing van de renteloze lening, ook wel bindingspremie genoemd, vond plaats door jaarlijks een bedrag van
fl. 100.000,-- aan [eiseres] kwijt te schelden. Al deze overeenkomsten hadden een looptijd van 15 jaar.
2.2
Op 31 januari 2006 heeft [eiseres] een overeenkomst van renteloze geldlening met C1000 gesloten.
In deze overeenkomst is onder meer bepaald:

Artikel 3 Opeising:
Het restantkrediet zal tezamen met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds opeisbaar en rente dragend zijn indien:
(…)
j. de formule-overeenkomst en/of leveringsovereenkomst met de Kredietgever is geëindigd.
2.3
Op 26 november 2007 heeft [eiseres] opnieuw een overeenkomst van renteloze geldlening met C1000 gesloten.
In deze overeenkomst is onder meer bepaald:

Artikel 3 Opeising:
Het restantkrediet zal tezamen met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds opeisbaar en rente dragend zijn indien:
(…)
i. de formule-overeenkomst en/of leveringsovereenkomst met de Kredietgever is geëindigd.
2.4
Begin 2009 zijn [eiseres] en C1000 over de voortzetting van de samenwerking na 11 december 2012 (de datum waarop de overeenkomsten uit 1997 zouden aflopen) met elkaar in overleg getreden.
2.5
In een gespreksverslag van 9 april 2009 van [naam 1], destijds medewerker van de rechtsvoorgangster van C1000, staat onder meer het volgende vermeld:

(…).
Gesprek te Oldenzaal over een tweetal onderwerpen t.w. binding C1000 [eiseres] [straatnaam 1] en (…).
Binding C1000 [eiseres] [straatnaam 1]:
  • Nieuwe termijn van 10 jaar aansluitend op de huidige termijn.
  • Huidige samenwerking loopt tot 11-12-2012
  • Nieuwe termijn tot 11-12 2022.
  • Te ontvangen bedrag van [naam 2] €2.950.000, uitbetaling december 2012.
(…)
  • Bij verkoop van het bedrijf aan [naam 2] binnen de looptijd van de samenwerking termijn zal de ontvangen binding bijdrage na rato worden verrekend met de koopsom.
  • [naam 2] krijgt éérste recht van koop met stuiterbeding.
(…)

Indien CVC het bedrijf [naam 2] verkoopt, wil [eiseres] kunnen vertrekken met terugbetaling van restant, hiermee zijn we niet akkoord gegaan en is nu geen issue meer.
2.6
Bij brief van 22 juni 2009 heeft C1000 onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Hierbij bevestigen wij hetgeen is overeengekomen in ons gesprek van 9 april jl. inzake de verlenging van onze samenwerking m.b.t. uw C1000 vestiging te Oldenzaal, gevestigd aan [straatnaam 1].
(…).
Het volgende is overeengekomen;
[bedrijf 1] en [eiseres] sluiten een nieuwe Formule- en Leveringsovereenkomst (…) voor een periode van 10 jaar aansluitend op de huidige termijn. (…).
Indien de nieuwe Formule- en Leveringsovereenkomst getekend van u retour zijn ontvangen, betaald [bedrijf 1] per 11 december 2012 u een zgn. bindingspremie ter grootte van € 2.950.000,-, zegge tweemiljoennegenhonderdvijftigduizend euro. Uitbetaling zal plaatsvinden per 11 december 2012. U ontvangt deze bijdrage in de vorm van een Lening met Kwijting. De kwijting zal over een periode van 10 jaar plaatsvinden. Indien u binnen de looptijd van het contract uw bedrijf verkoopt aan [naam 2], zal het niet gekweten gedeelte van de premie worden verrekend met de koopsom. (…).
(…).
(…).
In deze brief hebben wij getracht de hoofdpunten vast te leggen. Nadere details zullen in separate overeenkomsten met u worden vastgelegd.
Op 1 juli 2009 is de brief van 22 juni 2009 (hierna: de afsprakenbief) door onder meer [eiseres] en C1000 voor akkoord ondertekend.
2.7
Bij brief van 12 december 2012 heeft C1000 onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Naar aanleiding van de door u en C1000 B.V. overeengekomen afspraken welke zijn vastgelegd in de afsprakenbrief van 22 juni 2009 willen wij u het volgende melden:
C1000 Supermarkten is bereid om de in de afsprakenbrief van 22 juni 2009 genoemde bindingslening met kwijting van € 2.950.000,- (…) aan u uit te betalen, onder de voorwaarde dat u onvoorwaardelijk de bijgevoegde leningsovereenkomst met C1000 B.V. zult paraferen en ondertekenen.
Hierbij wijzen wij u met name op artikel 3j van de overeenkomst van renteloze geldlening. In dit artikel is opgenomen dat indien de Formule en Leveringsovereenkomst tussen u en C1000 B.V. zal worden beëindigd, per datum van beëindiging het openstaande saldo van de lening met kwijting dient te worden terugbetaald.
2.8
In artikel 3 van de door C1000 aan [eiseres] gezonden concept leningsovereenkomst is het volgende bepaald:

Artikel 3. Opeising
Het restantkrediet zal tezamen met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds opeisbaar en rente dragend zijn indien:
de Kredietnemer ophoudt met de exploitatie van zijn levensmiddelenbedrijf;
in geval van overlijden of onder curatelestelling van (één) de(r) statutair directeur(en);
de Kredietnemer surséance van betaling of faillissement aanvraagt of in staat van faillissement wordt verklaard dan wel een akkoord buiten faillissement aanbiedt;
executoriaal dan wel conservatoir beslag wordt gelegd op een belangrijk deel van de roerende en/of onroerende zaken van de Kredietnemer;
de Kredietnemer naar het oordeel van de Kredietgever tekort schiet in de nakoming van enige op hem rustende verplichting jegens de Kredietgever;
de supermarkt van de Kredietnemer wordt omgezet in enige andere rechtsvorm zonder schriftelijke toestemming van de Kredietgever;
de zeggenschap over de besloten vennootschap direct of indirect om welke reden of in welk opzicht dan ook wijzigt, ondermeer als gevolg van een wijziging in het bestuur of de verkoop van aandelen in de besloten vennootschap of in de moedervennootschap van de besloten vennootschap;
ingeval van veroordeling van (één) de(r) statutair directeur(en) tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan zes maanden;
de Kredietnemer enige op hem rustende verplichting uit hoofde van de formuleovereenkomst en/of leveringsovereenkomst, resp. afsprakenbrief met de Kredietgever niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt;
de formule-overeenkomst en/of leveringsovereenkomst met de Kredietgever is geëindigd.
In artikel 7 van de concept leningsovereenkomst is bepaald:

Indien Kredietnemer binnen de looptijd van onderhavige overeenkomst het supermarktbedrijf (…) verkoopt aan C1000 (…), zal het niet gekweten gedeelte van de bindingspremie worden verrekend met de koopsom.
2.9
In december 2012 heeft [eiseres] de nieuwe formuleovereenkomst getekend. De leningsovereenkomst wilde [eiseres] alleen ondertekenen indien aan artikel 3 sub j van die overeenkomst de woorden “
behalve indien er een overstap naar AH of Jumbo van de exploitatie plaats zal vinden dan is de vordering opeisbaar”. zouden worden toegevoegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert  samengevat - veroordeling van C1000 bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van:
  • een bedrag van € 2.950.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • een bedrag van € 2.000,-- exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen samengevat het volgende ten grondslag.
Partijen hebben in 2009 afspraken gemaakt over de verlenging van de samenwerking per 11 december 2012. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in het gespreksverslag van 9 april 2009 en in de afsprakenbrief. In de afsprakenbrief staat dat uitbetaling van de renteloze lening cq de bindingspremie plaatsvindt per 11 december 2012 zodra de formule- en leveringsovereenkomst ondertekend retour zijn ontvangen. [eiseres] heeft deze overeenkomsten ondertekend retour gezonden. In punt 2 van de afsprakenbrief staat verder expliciet dat de renteloze lening (althans het restant daarvan) uitsluitend hoeft te worden terugbetaald indien de supermarkt aan C1000 te koop wordt aangeboden. Andere opeisingsgronden, behoudens de gebruikelijke als wanprestatie, zijn niet overeengekomen. [eiseres] wist in 2009 dat inmiddels een Engels hedge fund aandeelhouder van C1000 was en dat deze investeringsmaatschappij C1000 zou gaan verkopen. [eiseres] wilde niet het risico lopen dat zij, indien de C1000 formule binnen de looptijd van 10 jaar zou ophouden te bestaan, het restant van de renteloze lening zou moeten terugbetalen. Partijen zijn niet overeengekomen dat de geldlening tussentijds door C1000 kan worden opgeëist, indien “
.. de formule-overeenkomst en/of leveringsovereenkomst met de kredietgever is geëindigd.”, zoals in artikel 3 sub j van de concept geldleningsovereenkomst is bepaald. De renteloze geldlening is ook in 1997 uitbetaald vóór ondertekening van de geldleningsovereenkomst. C1000 is gehouden op grond van hetgeen partijen in 2009 zijn overeengekomen tot uitbetaling over te gaan van de renteloze geldlening cq bindingspremie.
3.3.
C1000 voert samengevat het volgende verweer. Tussen partijen is geen perfecte nieuwe overeenkomst van geldlening tot stand gekomen. In de afsprakenbrief staat dat de brief de hoofdlijnen bevat en dat nadere details in separate overeenkomsten zullen worden vastgelegd. In het gespreksverslag van 9 april 2009 staat dat [naam 2] niet akkoord gaat met de wens van [eiseres] te kunnen vertrekken met terugbetaling van het restant van de geldlening indien de aandeelhouder het bedrijf van [naam 2] (thans: C1000) verkoopt. Reeds hierom is niet aannemelijk dat C1000 met de mindere variant die [eiseres] nu voor ogen staat: alleen terugbetaling van het restant van de geldlening bij verkoop van de supermarkt aan C1000, zou hebben ingestemd. Artikel 3 sub j komt ook voor in een tweetal eerdere renteloze geldleningsovereenkomsten die tussen C1000 en [eiseres] zijn aangegaan. [eiseres] had kunnen weten dat dit artikel ook nu in de overeenkomst zou worden opgenomen. C1000 zal niet van de één op de andere dag stoppen met de formule. De formule zal voor 2015 wel worden afgebouwd. Zelfstandige ondernemers worden in de gelegenheid gesteld zelf afspraken te maken met Jumbo of Albert Heijn. Het afbouwen of stoppen met de C1000 formule, vormt geen grond waarop C1000 de met [eiseres] gesloten formuleovereenkomst kan beëindigen. [eiseres] hoeft dus niet bang te zijn dat het restant van de lening op die grond zal worden opgeëist. Volgens artikel 1.3 van de formuleovereenkomst moeten partijen met elkaar in overleg treden indien de formule niet meer onderhouden of gehandhaafd kan worden. Er is tussen partijen geen overeenkomst tot stand gekomen op basis waarvan C1000 nu gehouden is een bedrag van € 2.950.000,-- aan [eiseres] te betalen.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of C1000 op basis van hetgeen tussen partijen is overeengekomen gehouden is de renteloze geldlening ten bedrage van
€ 2.950.000,-- aan [eiseres] uit te betalen.
4.2
In het kader van dit geschil is van belang dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 BW). Om van een perfecte overeenkomst te kunnen spreken, moeten aanbod en aanvaarding betrekking hebben op de essentialia van de overeenkomst.
In punt 2 van de afsprakenbrief staat dat de bindingspremie, indien de nieuwe formule- en leveringsovereenkomst getekend retour is ontvangen, per 11 december 2012 zal worden uitbetaald, maar dit is gezien de latere zin in de afsprakenbrief, dat de brief de hoofdpunten bevat en dat nadere details in separate overeenkomsten zullen worden vastgelegd, niet voldoende om te kunnen concluderen dat de renteloze geldlening c.q. de bindingspremie – zonder nadere voorwaarden – betaalbaar zou worden gesteld na enkele terugzending van de ondertekende nieuwe formule- en leveringsovereenkomst. Het andersluidende betoog van [eiseres] moet worden verworpen.
Verder is, anders dan [eiseres] heeft betoogd, het enkele feit dat de bindingspremie in 1997 is uitbetaald voordat de renteloze geldleningsovereenkomst was ondertekend niet voldoende om te kunnen aannemen dat partijen ook in 2009, voor de ondertekening van de geldleningsovereenkomst, over alle essentialia van de in 2012 te verstrekken renteloze geldleningsovereenkomst overeenstemming hadden bereikt.
Uit de afsprakenbrief en de verklaringen van partijen ter terechtzitting blijkt dat partijen over een aantal onderdelen overeenstemming hadden bereikt: de nieuwe overeenkomsten zouden een looptijd hebben van 10 jaar ingaande 11 december 2012 en de hoogte van de renteloze geldlening c.q. de bindingspremie zou € 2.950.000,-- bedragen. Dit is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat een perfecte overeenkomst van renteloze geldlening tot stand is gekomen.
Daarbij is van belang dat in de afsprakenbrief is vermeld dat nadere details in separate overeenkomsten zullen worden geregeld en dat noch uit het gespreksverslag van 9 april 2009, noch uit de afsprakenbrief kan worden afgeleid dat afspraken zijn gemaakt over de gronden waarop de lening zou kunnen worden opgeëist.
Opeisingsgronden zijn in het algemeen een essentieel onderdeel van een overeenkomst van geldlening. Partijen hebben in eerdere (in 2006 en in 2007) gesloten overeenkomsten van renteloze geldlening, in artikel 3, ook steeds opeisingsgronden opgenomen. [eiseres] stelt voorts zelf dat er een opeisingsgrond, naast de gebruikelijke opeisingsgronden, tussen partijen is overeengekomen.
Anders dan [eiseres] heeft betoogd, kan evenwel noch uit de zin “
Bij verkoop van het bedrijf aan [naam 2] binnen de looptijd van de samenwerking termijn zal de ontvangen binding bijdrage na rato worden verrekend met de koopsom.” in het memo van 9 april 2009 noch uit de zin “
Indien u binnen de looptijd van het contract uw bedrijf verkoopt aan [naam 2], zal het niet gekweten gedeelte van de premie worden verrekend met de koopsom.” in punt 2 van de afsprakenbrief worden afgeleid dat de enige opeisingsgrond voor de renteloze geldlening, naast algemene opeisingsgronden als wanprestatie, de verkoop van de supermarkt door [eiseres] aan C1000 was. De zinsneden hebben betrekking op een verrekeningsafspraak. Het woord opeising komt in het memo en in de afsprakenbrief niet voor. De omstandigheid dat, zoals [eiseres] heeft betoogd en C1000 heeft betwist, de afspraak over verrekening zo logisch is dat afzonderlijke regeling daarvan overbodig is, neemt niet weg dat uit de geciteerde zinsneden niet blijkt dat is overeengekomen dat, naast gebruikelijke opeisingsgronden, de enige opeisingsgrond verkoop van de supermarkt aan C1000 was.
4.3
[eiseres] heeft te bewijzen aangeboden dat expliciet een afwijking van de standaardbepalingen in overeenkomsten van renteloze geldlening van C1000 is overeengekomen (punt 3.2 van haar pleitnota) . Zij verwijst daartoe naar het memo van 9 april 2009 en de afsprakenbrief en biedt, indien nodig, aanvullend bewijs door getuigen aan.
Zoals gezegd blijkt noch uit het memo van 9 april 2009 noch uit de afsprakenbrief dat partijen zijn overeengekomen dat de renteloze geldlening alleen in geval van verkoop van de supermarkt aan C1000 kan worden opgeëist. Uit het memo blijkt wel dat C1000 met een voorstel van [eiseres], inhoudende: vertrek met terugbetaling van het restant van de geldlening indien de aandeelhouder het bedrijf van [naam 2] (thans: C1000) verkoopt, niet akkoord is gegaan. In het licht van die weigering van C1000 bezien, moet het in algemene bewoordingen vervatte aanbod tot het leveren van getuigenbewijs van [eiseres] als te weinig concreet worden gepasseerd.
Daar komt bij dat [eiseres] zelf stelt dat er naast de opeisingsgrond van verkoop van de supermarkt aan C1000 nog andere, gebruikelijke, opeisingsgronden als wanprestatie zouden gelden, maar welke gebruikelijke opeisingsgronden dit precies zijn wordt door [eiseres] niet inzichtelijk gemaakt, zodat ook op die grond niet tot een perfecte overeenkomst van renteloze geldlening kan worden geconcludeerd.
4.4
De slotsom is dat de vordering moet worden afgewezen. De rechtbank wijst partijen er ten overvloede op dat [eiseres], zoals C1000 ook heeft erkend, zolang de formule- en leveringsovereenkomst van kracht zijn recht heeft op een bindingspremie, zodat partijen daarover, nu al sedert 11 december 2012 geen bindingspremie aan [eiseres] is betaald, spoedig nadere afspraken moeten maken.
4.5
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van C1000 worden begroot op:
- explootkosten €  0,00
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat € 8.027,50 (2,5 punt x tarief € 3.211,00)
Totaal €  11.742,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van C1000 tot op heden begroot op €11.742,50,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H. Melissen, mr. J. Kloosterhuis en mr. E.M.L.J. Dosker en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: WAB