Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juni 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2013, en de daarin genoemde productie 6 zijdens [eiseres] in het geding gebracht;
- de brief van mr. Vilé voornoemd van 24 september 2013 naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie.
2.De feiten
Artikel 3 Opeising:
Artikel 3 Opeising:
(…).
- Nieuwe termijn van 10 jaar aansluitend op de huidige termijn.
- Huidige samenwerking loopt tot 11-12-2012
- Nieuwe termijn tot 11-12 2022.
- Te ontvangen bedrag van [naam 2] €2.950.000, uitbetaling december 2012.
- Bij verkoop van het bedrijf aan [naam 2] binnen de looptijd van de samenwerking termijn zal de ontvangen binding bijdrage na rato worden verrekend met de koopsom.
- [naam 2] krijgt éérste recht van koop met stuiterbeding.
Indien CVC het bedrijf [naam 2] verkoopt, wil [eiseres] kunnen vertrekken met terugbetaling van restant, hiermee zijn we niet akkoord gegaan en is nu geen issue meer.”
Hierbij bevestigen wij hetgeen is overeengekomen in ons gesprek van 9 april jl. inzake de verlenging van onze samenwerking m.b.t. uw C1000 vestiging te Oldenzaal, gevestigd aan [straatnaam 1].
Naar aanleiding van de door u en C1000 B.V. overeengekomen afspraken welke zijn vastgelegd in de afsprakenbrief van 22 juni 2009 willen wij u het volgende melden:
Artikel 3. Opeising
Indien Kredietnemer binnen de looptijd van onderhavige overeenkomst het supermarktbedrijf (…) verkoopt aan C1000 (…), zal het niet gekweten gedeelte van de bindingspremie worden verrekend met de koopsom.”
behalve indien er een overstap naar AH of Jumbo van de exploitatie plaats zal vinden dan is de vordering opeisbaar”. zouden worden toegevoegd.
3.Het geschil
- een bedrag van € 2.950.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 2.000,-- exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- de kosten van de procedure.
.. de formule-overeenkomst en/of leveringsovereenkomst met de kredietgever is geëindigd.”, zoals in artikel 3 sub j van de concept geldleningsovereenkomst is bepaald. De renteloze geldlening is ook in 1997 uitbetaald vóór ondertekening van de geldleningsovereenkomst. C1000 is gehouden op grond van hetgeen partijen in 2009 zijn overeengekomen tot uitbetaling over te gaan van de renteloze geldlening cq bindingspremie.
4.De beoordeling
Bij verkoop van het bedrijf aan [naam 2] binnen de looptijd van de samenwerking termijn zal de ontvangen binding bijdrage na rato worden verrekend met de koopsom.” in het memo van 9 april 2009 noch uit de zin “
Indien u binnen de looptijd van het contract uw bedrijf verkoopt aan [naam 2], zal het niet gekweten gedeelte van de premie worden verrekend met de koopsom.” in punt 2 van de afsprakenbrief worden afgeleid dat de enige opeisingsgrond voor de renteloze geldlening, naast algemene opeisingsgronden als wanprestatie, de verkoop van de supermarkt door [eiseres] aan C1000 was. De zinsneden hebben betrekking op een verrekeningsafspraak. Het woord opeising komt in het memo en in de afsprakenbrief niet voor. De omstandigheid dat, zoals [eiseres] heeft betoogd en C1000 heeft betwist, de afspraak over verrekening zo logisch is dat afzonderlijke regeling daarvan overbodig is, neemt niet weg dat uit de geciteerde zinsneden niet blijkt dat is overeengekomen dat, naast gebruikelijke opeisingsgronden, de enige opeisingsgrond verkoop van de supermarkt aan C1000 was.