In deze civiele procedure heeft gedaagde in de hoofdzaak een incident ingediend met het verzoek om zekerheidstelling voor de proceskosten. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 november 2013 uitspraak gedaan in dit incident. Gedaagde stelde dat eiseres in de hoofdzaak haar woonplaats niet in Nederland heeft, maar vermoedelijk in Suriname verblijft. Eiseres heeft echter betwist dat zij haar gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft en heeft bewijs geleverd in de vorm van een verklaring van haar dochter, waarin staat dat zij sinds april 2012 bij haar dochter in Nederland woont.
De rechtbank heeft de argumenten van gedaagde en eiseres zorgvuldig afgewogen. Volgens de rechtbank is gedaagde er niet in geslaagd om voldoende bewijs te leveren dat eiseres geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die de voorwaarden voor woonplaats en gewone verblijfplaats definiëren. De rechtbank concludeert dat eiseres haar woonplaats in Nederland heeft, en dat het verzoek van gedaagde tot zekerheidstelling voor de proceskosten moet worden afgewezen.
De rechtbank heeft gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00. De zaak zal op 20 november 2013 weer op de rol komen voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 6 november 2013.