ECLI:NL:RBAMS:2013:7838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
HA ZA 13-709
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft gedaagde in de hoofdzaak een incident ingediend met het verzoek om zekerheidstelling voor de proceskosten. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 november 2013 uitspraak gedaan in dit incident. Gedaagde stelde dat eiseres in de hoofdzaak haar woonplaats niet in Nederland heeft, maar vermoedelijk in Suriname verblijft. Eiseres heeft echter betwist dat zij haar gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft en heeft bewijs geleverd in de vorm van een verklaring van haar dochter, waarin staat dat zij sinds april 2012 bij haar dochter in Nederland woont.

De rechtbank heeft de argumenten van gedaagde en eiseres zorgvuldig afgewogen. Volgens de rechtbank is gedaagde er niet in geslaagd om voldoende bewijs te leveren dat eiseres geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die de voorwaarden voor woonplaats en gewone verblijfplaats definiëren. De rechtbank concludeert dat eiseres haar woonplaats in Nederland heeft, en dat het verzoek van gedaagde tot zekerheidstelling voor de proceskosten moet worden afgewezen.

De rechtbank heeft gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00. De zaak zal op 20 november 2013 weer op de rol komen voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 6 november 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/544814 / HA ZA 13-709
Vonnis in incident van 6 november 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E.V. Brunings,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.W.M. Heijlaerts.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juni 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incident tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Rv, met producties,
  • de antwoordakte in het incident, met producties,
  • de brief van mr. Brunings van 29 augustus 2013, met 1 productie,
  • de akte uitlaten producties in het incident, tevens uitvoerbaar bij voorraad verklaring in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het verlies van haar sieraden;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 30.480,00, bij wijze van voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. over te gaan tot benoeming van een deskundige om de werkelijke waarde van de sieraden vast te stellen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de werkelijke waarde van de sieraden;
IV. te bepalen dat [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag dat hij werkelijk aan [eiseres] verschuldigd blijkt te zijn;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2.
[gedaagde] heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] heeft in de periode april 2012 tot en met juni 2012 een groot deel van haar sieraden beleend bij de Stadsbank van Lening. Zij heeft [gedaagde] verzocht het beleenrecht van € 2.954,68 aan de Stadsbank van Lening te voldoen. [gedaagde] heeft aan dit verzoek onder voorwaarden voldaan, welke voorwaarden door [eiseres] zijn geaccepteerd. [gedaagde] heeft ten onrechte de beleende sieraden opgenomen en tot een klomp goud omgesmolten. Als gevolg daarvan kan hij niet meer voldoen aan zijn verplichting tot teruggave aan [eiseres] van de akten van belening dan wel haar sieraden.
2.3.
[gedaagde] voert verweer.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert [eiseres] te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten ex artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.2.
[gedaagde] legt daaraan ten grondslag dat volgens het afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam van 5 juli 2013, [eiseres] op 25 juni 2012 met onbekende bestemming uit de gemeente Amsterdam is vertrokken. Vermoedelijk woont [eiseres] in Suriname, aldus [gedaagde].
3.3.
[eiseres] voert verweer. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit en is sinds 1976 in Nederland woonachtig. In april 2012 heeft de verhuurder van de woning in Amsterdam waar [eiseres] tot dat moment in woonde, de huurovereenkomst laten ontbinden. Sinds dat moment heeft [eiseres] haar werkelijke verblijf op het adres van haar dochter aan [straatnaam 1]. Zij verblijft slechts voor vakantie- en/of familiebezoek om de zoveel tijd in Suriname. Het centrum van haar sociale en economische activiteiten bevindt zich in Nederland. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen, volgens [eiseres]. Bovendien geldt volgens haar dat redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een eventuele veroordeling tot betaling van de proceskosten in Nederland mogelijk is, zodat het verzoek ook op die grond dient te worden afgewezen. Ten slotte, aldus nog steeds [eiseres], geldt zelfs als juist zou zijn dat zij haar gewone verblijfplaats in Suriname heeft, dat het verzoek op grond van artikel 224 lid 2 onder b Rv dient te worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] heeft in reactie op het verweer van [eiseres] aangevoerd dat op grond van het verweer van [eiseres] onduidelijk blijft of zij haar gewone verblijfplaats in Nederland dan wel in Suriname heeft. Tegen die achtergrond dient het verzoek tot zekerheidstelling voor de proceskosten te worden toegewezen, aldus [gedaagde].
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten. Die verplichting bestaat op grond van artikel 224 lid 2 onder b Rv niet, indien de proceskostenveroordeling executabel is in het woonland van de eisende partij. Ook bestaat die verplichting op grond van artikel 224 lid 2 onder c Rv niet indien redelijkerwijs aannemelijk is dat er in Nederland een verhaalsmogelijkheid voor de proceskostenveroordeling zal zijn.
4.2.
Partijen twisten over de vraag of [eiseres] haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Volgens artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een natuurlijk persoon zijn woonplaats daar waar zijn woonstede is. Het antwoord op die vraag wordt volgens een arrest van de Hoge Raad van 19 januari 1980 bepaald aan de hand van de vraag waar iemand woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, waar hij zijn zaken behartigt en waar hij zijn goederen en eigendommen beheert. Het begrip gewone verblijfplaats staat volgens artikel 2 Rv voor de maatschappelijke verblijfplaats van een persoon, hetgeen in grote mate een kwestie is van waardering van de feiten van het geval. Wel is een zekere duur van het verblijf vereist, volgens het commentaar op dit artikel. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde], in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres], onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [eiseres] geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Nederland. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [eiseres] een verklaring van haar dochter in het geding heeft gebracht waarin staat dat [eiseres] sinds april 2012 bij haar in haar woning aan [straatnaam 1] woont. Deze verklaring is door [gedaagde] niet betwist. De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] kennelijk met grote regelmaat in Suriname verblijft en aldus niet haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland zou hebben, wordt verworpen, nu deze stelling slechts is gebaseerd op de mededeling van [eiseres] dat zij ‘om de zoveel tijd’ in Suriname vertoeft voor vakantie- en/of familiebezoek. Het verzoek tot zekerheidsstelling wordt derhalve afgewezen.
4.3.
Voorgaande betekent dat de incidentele vordering zal worden afgewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 november 2013voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: MGV