2.7.Het arbitrale vonnis in hoger beroep luidt, voor zover hier relevant:
“
Grief 2
Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg in de overwegingen 55 en 56 van vonnis 2008 overwogen:
Aanneemster beroept zich voorts op het verlopen zijn van de garantietermijn.
Opdrachtgeefster beroept zich echter niet op de garantie, maar op de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken. (..) Uit de verstrekking van de garantie volgt niet dat de aansprakelijkheid uit hoofde van aansprakelijkheid voor verborgen gebreken wegvalt of wordt verkort. Het enige gevolg van het verstreken zijn van de garantietermijn ten tijde van het beroep op het gebrek is dat opdrachtgeefster zich niet kan bedienen van de bewijslastverdeling, zoals die volgt uit de garantie. Het is dus aan opdrachtgeefster aan te tonen dat de tekortkoming aan de combinatie kan worden toegerekend.
Grief 3
Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg in overweging 58 van vonnis 2008 overwogen dat er ten aanzien van cilinder 1 sprake was van een gebrek zoals bedoeld in de verborgen gebrekenregeling.
Grief 4
Ten onrechte zijn arbiters in eerste aanleg voorbij gegaan aan het verweer van aanneemster met de strekking dat het optreden van corrosie geen gebrek is maar inherent is aan hetgeen opdrachtgeefster heeft voorgeschreven en er dus sprake was van een ontwerpfout dan wel functionele ongeschiktheid die aanneemster niet kan worden toegerekend.
Grief 6
Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg in hun vonnis 2008 in overweging 73 overwogen dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van aanneemster voor wat betreft de cilinders 1,2 en 4.
20. Appelarbiters zien aanleiding deze grieven gezamenlijk te behandelen (..)
22. Appelarbiters constateren dat sprake is van een zeer precieze omschrijving van hetgeen gedurende de garantietermijn zich niet mag voordoen: geen afschilfering, geen putvorming, geen blaasvorming, geen uitgebroken stukjes keramisch materiaal. Voorts moet tijdens de garantietermijn de bescherming tegen corrosie blijken uit een gaaf oppervlak van het keramische materiaal en geen roestpartikeltjes. Bij een zo precieze omschrijving van hetgeen opdrachtgeefster eist gedurende drie jaar mag aanneemster ervan uitgaan dat na die drie jaar zij ten aanzien van deze specifieke eisen niet meer aansprakelijk is. Hetgeen opdrachtgeefster onder 5.3 en 5.4 feitelijk beschrijft is het achterwege blijven van zichtbare gevolgen van corrosie van het substraat. Daar moet aanneemster gedurende de garantietermijn voor instaan. Tussen partijen staat vast dat deze zichtbare gevolgen van corrosie tijdens de garantietermijn niet zijn opgetreden. Opdrachtgeefster heeft derhalve in de procedure ook geen beroep gedaan op de garantie.
23. Opdrachtgeefster heeft die zichtbare gevolgen wel geconstateerd buiten de garantietermijn en heeft een deskundige aangezocht om te bewijzen dat de corrosie te wijten was aan de schuld van aanneemster. In de aan de orde zijnde grieven worden de overwegingen van arbiters in eerste aanleg bestreden, die ten grondslag liggen aan het oordeel dat aanneemster ook na de garantietermijn aansprakelijk kon worden gehouden voor de beschreven gevolgen van corrosie en voorts dat die corrosie daadwerkelijk te wijten was aan de schuld van aanneemster.
24. Appelarbiters merken allereerst op dat voor andere gebreken dan de onder de garantiebepaling beschreven gebreken aanneemster zowel gedurende als na de garantietermijn van drie jaar aansprakelijk kan worden gehouden, mits haar schuld aan die gebreken wordt aangetoond door opdrachtgeefster. Bij de beoordeling van een dergelijk verborgen gebrek kan onder meer de stand van de wetenschap ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en de uitvoering ervan meewegen.
25. Appelarbiters zijn voorts van oordeel dat keramisch materiaal op zich niet afdoende kan beschermen tegen corrosie van het basismateriaal, door partijen ook “substraat” genoemd, omdat keramisch materiaal poreus is. Gedurende de garantietermijn staat aanneemster er desalniettemin voor in dat zichtbare corrosieaantasting van het basismateriaal zal uitblijven. Dit impliceert dat bij het desalniettemin optreden van de in de artikelen 5.3 en 5.4 bedoelde verschijnselen aanneemster gehouden zal zijn tot herstel en vergoeding van schade.
26. Dat neemt niet weg dat corrosie van het basismateriaal zelf nog wel als verborgen gebrek kan worden beschouwd, nu die corrosie zelf niet onder de precieze garantieomschrijving is te vatten. Derhalve bleef het opdrachtgeefster vrij staan in of na de garantietermijn van ontdekte optredende corrosie van het basismateriaal te bewijzen dat aanneemster daar schuld aan zou hebben. Opdrachtgeefster heeft terzake rapporten van TNO geproduceerd. Deze rapportage focust zich op de toestand van de Ni-Cr-laag tussen het keramische materiaal en het basismateriaal, de stalen zuigerstang. Deze Ni-Cr-laag is aangebracht als hechtlaag, maar heeft tevens corrosie werende werking, welke werking sterker wordt naar mate de laag dikker is aangebracht. Als grensdikte wordt 50µ aangehouden. Uit niets blijkt dat de Ni-Cr-laag zijn hechtfunctie niet naar behoren heeft uitgeoefend. Wel bleek die laag herhaaldelijk dunner dan 50µ te zijn en daardoor kon volgens TNO corrosie optreden.
27. In dit verband merken appelarbiters op dat zij zich scharen achter de conclusies van TNO inzake de oorzaak van de corrosie en niet achter de conclusies van Metalogic. Naar het oordeel van appelarbiters wordt in het rapport van Metalogic de samenhang van mechanische beschadigingen en het schadebeeld op de keramische laag onvoldoende aannemelijk gemaakt, omdat het axiale schadepatroon niet overeenkomt met de willekeurige spreiding van de “bobbels en schilfers” zoals aangetroffen in de keramische laag.
28. Appelarbiters constateren dat in het bestek de betreffende Ni-Cr-laag niet is beschreven. Slechts is in de bijlage onder 4.4 beschreven dat de keramische bedekking moet hechten aan de zuigerstang. Aan die eis voldeed de keramische bedekking kennelijk dankzij de Ni-Cr-laag. Deze hechting was dan ook de taak van die laag. Uit niets blijkt dat in het bestek of in de bijlage ook de eis is gesteld dat de aan te brengen hechtlaag tevens corrosie werend dient te zijn. Het enkele feit dat die laag na verloop van tijd niet voldoende corrosie werend bleek te zijn, kan derhalve niet als gebrek worden aangemerkt waarvoor aanneemster aansprakelijk is. Immers, in een RAW-bestek als het onderhavige dient de bestekschrijver/ontwerper te beschrijven langs welke weg een resultaat moet worden bereikt. Het gaat derhalve niet om een resultaatsbestek. Aanneemster moet de leveringen doen en werkzaamheden uitvoeren, zoals die staan omschreven en daarmee wordt het resultaat behaald dat de ontwerper voor ogen staat. Dat ook dat resultaat in het bestek plaatselijk wordt omschreven doet daar niet aan af.
29. Nu de bestekschrijver ervan is uitgegaan dat de keramische bedekking een corrosie werende werking zou hebben, mocht daarvan ook door aanneemster worden uitgegaan, tenzij op grond van de stand van de wetenschap aan aanneemster ten tijde van de opdracht en de uitvoering, derhalve in de periode 1994 tot 1996, bekend was of moest zijn dat het betreffende keramische materiaal onvoldoende corrosie werend was, in welk geval op aanneemster een waarschuwingsplicht ter zake zou rusten. Een dergelijke waarschuwingsplicht is door opdrachtgeefster niet gesteld. Opdrachtgeefster kon ter zitting desgevraagd niet onderbouwen welke indertijd de stand van de wetenschap was. Aanneemster verklaarde onweersproken dat de betreffende keramische materialen indertijd nieuw waren en de eigenschappen daarvan nog niet voldoende bekend waren.
30. Onder de garantie is niet van belang welke de stand van de wetenschap is; aanneemster aanvaardt ter zake het risico voor nog onbekende eigenschappen van de bouwstof. Onder de verborgen gebrekenregeling is dat anders: als aanneemster redelijkerwijs niet bekend behoefde te zijn met de corrosie werende eigenschappen van keramisch materiaal, dan kan haar geen verwijt treffen dat die corrosiewering korter duurt dan opdrachtgeefster had gehoopt. Kennelijk is ook opdrachtgeefster destijds ervan uitgegaan dat niet zeker is dat die corrosiewering langer dan drie jaar geëist kon worden, anders is de garantietermijn tot het beloop van deze termijn niet te verklaren.
31. Dat betekent dat enerzijds een niet in het bestek beschreven Ni-Cr-hechtlaag is aangebracht, waarvan het bestek niet eiste dat die tevens voldoende corrosie werend zou zijn, terwijl anderzijds wel een keramische bedekking is voorgeschreven die gedurende de garantietermijn aantoonbaar corrosie werend moest zijn, maar waarvan na die termijn de corrosiewering niet meer zonder meer mocht worden aangenomen. Slechts wanneer opdrachtgeefster alsnog zou aantonen dat de keramische bedekking zelf gebreken zou vertonen leidend tot een mindere corrosiewering dan verwacht mocht worden van een gave keramische bedekking, zou aanneemster daarop kunnen worden aangesproken. Appelarbiters constateren dat een gebrek in de keramische laag niet door opdrachtgeefster is gesteld en dat een dergelijk bewijs daarom ook niet door opdrachtgeefster is geleverd.
32. Appelarbiters merken volledigheidshalve op dat onder bestekpostnummer 513: conserveren van alle onderdelen hydraulische installatie (pagina 29 van het bestek) de zuigerstangen niet zijn vermeld. Onder artikel 56.23.08.01 wordt de keramische bedekking vermeld, maar wordt daarvoor uitsluitend verwezen naar de hiervoor bedoelde bijlage bij het bestek.
33. Een en ander betekent dat grief 2 faalt, nu de overweging van arbiters in eerste aanleg in zijn algemeenheid juist is en ook in het onderhavige geval niet onjuist genoemd kan worden. De grieven 3,4 en 6 slagen echter, nu arbiters in eerste aanleg ten onrechte (a) geen onderscheid hebben gemaakt tussen het specifieke gebrek waarvoor garantie was afgegeven en het verborgen gebrek en (b) ten onrechte de Ni-Cr-laag gebrekkig hebben geoordeeld, waar het aanbrengen van deze laag niet tot de verplichtingen van aanneemster behoorde. Arbiters in eerste aanleg hebben voorts ten onrechte niet onderkend dat aan de keramische laag een eis van corrosiewering werd gesteld, die helemaal niet aan die laag kan worden gesteld. Het gevolg daarvan is dat arbiters in eerste aanleg ten onrechte de schuld van aanneemster aan het onderhavige gebrek hebben aangenomen, zodat het vonnis in zoverre dient te worden vernietigd. (...)
Grief 23
Ten onrechte hebben arbiters in eerste aanleg de vordering in verband met het driecilinderbedrijf ad. € 2.515,29 toegewezen.
(…)
38. Tussen haakjes voegt aanneemster in haar toelichting toe: “verborgen gebrek”. Vereisten voor het aannemen van een verborgen gebrek zijn onder meer nauwlettend toezicht bij de uitvoering en bij de oplevering. Bij de oplevering is het driecilinderbedrijf niet beproefd, omdat dat volgens opdrachtgeefster te gecompliceerd zou zijn: de software had wel kunnen worden gecontroleerd, maar dan had ook de fysieke kant moeten worden gecontroleerd, hetgeen slechts zou kunnen bij het geheel loskoppelen van een cilinder. Dit vond opdrachtgeefster destijds een te grote opgave. In eerste aanleg is aanneemster uitgenodigd bewijs te leveren dat die beproeving wel mogelijk zou zijn geweest. Aanneemster heeft dit bewijs niet geleverd.
39. Appelarbiters achten het niet aannemelijk dat de betreffende software slechts te beproeven is tezamen met de fysieke werking. Appelarbiters zijn dan ook van oordeel dat arbiters in eerste aanleg ten onrechte het bewijs ter zake aan aanneemster hebben opgedragen. De directie had bij een normaal zorgvuldige oplevering kunnen en moeten eisen dat aangetoond zou worden dat de software ook met drie cilinders zou functioneren. Nu zij dit heeft nagelaten, kan niet langer gesproken worden van een bij oplevering verborgen gebleven gebrek, zodat opdrachtgeefster geacht wordt het eventuele gebrek te hebben aanvaard. Op die aanvaarding kan zij achteraf niet terug komen. Derhalve slagen de grieven en dienen de vonnissen in eerste aanleg te worden vernietigd voor zover daarbij aanneemster aansprakelijk is gesteld voor de schade door het disfunctioneren van het driecilinderbedrijf en veroordeeld is tot het betalen van de kosten van herstel.
(…)