Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek van het LBIO
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) namens de moeder, woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, verzocht om een onderhoudsbijdrage van de vader voor hun dochter. De rechtbank Amsterdam heeft op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in deze kwestie. De vader woont in Nederland en de rechtbank heeft de rechtsmacht en bevoegdheid gebaseerd op de Europese Alimentatieverordening. De rechtbank oordeelt dat het LBIO bevoegd is om het verzoek in te dienen zonder advocaat, maar enkel voor de periode dat de dochter minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlandse recht van toepassing is op basis van het Protocol van 23 november 2007 inzake onderhoudsverplichtingen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het LBIO de behoefte van de dochter onvoldoende heeft onderbouwd. Het verzoek is deels niet bevoegd verklaard, deels niet-ontvankelijk en deels afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het LBIO enkel ontvankelijk is voor de periode van 14 december 2007 tot 7 december 2012, en dat het verzoek voor de periode na 7 december 2012 niet ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de moeder en het LBIO niet-ontvankelijk zijn voor het verzoek dat ziet op de periode voor 14 december 2007. De beslissing is genomen met inachtneming van de proceskosten, die door elke partij zelf gedragen dienen te worden.