ECLI:NL:RBAMS:2013:7671

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
FA RK 13-984
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van huwelijk op grond van wilsonbekwaamheid

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan over de nietigverklaring van een huwelijk dat op 16 april 2012 tussen de man en de vrouw is gesloten. De officier van justitie verzocht om de nietigverklaring op basis van artikel 1:69 juncto artikel 1:32 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting lijdt aan subcorticale dementie, waardoor zij niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder al bewind en mentorschap voor de vrouw was ingesteld, en dat er een procedure tot ondercuratelestelling aanhangig was. De man heeft zich verweerd door te stellen dat hij de vrouw al lange tijd kent en dat er op het moment van de huwelijkssluiting geen vastgestelde wilsonbekwaamheid was. Hij betwistte de onafhankelijkheid van het rapport van de gedragsneuroloog en voerde aan dat de notaris en de ambtenaar van de burgerlijke stand geen twijfels hadden geuit over de handelingsbekwaamheid van de vrouw.

De rechtbank oordeelde echter dat de man onvoldoende had onderbouwd dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting handelingsbekwaam was. De rechtbank concludeerde dat de geestesvermogens van de vrouw zodanig gestoord waren dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie tot nietigverklaring van het huwelijk toegewezen, met terugwerkende kracht tot het moment van de huwelijksvoltrekking. De verzoeken van de man werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/535793 / FA RK 13-984 (HHA/DB/RT – IZ)
Beschikking van 14 augustus 2013 betreffende nietig verklaring huwelijk
in de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de officier van justitie,
tegen
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
[naam 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. I.R. Feddema te Amsterdam.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 27 juni 2013.
Gehoord zijn:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw;
  • de curator, bijgestaan door zijn advocaat.
De officier van justitie heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

2. De vaststaande feiten

Aan de hand van de stukken is het volgende komen vast te staan:
- de goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw zijn bij beschikking van deze rechtbank van 28 oktober 2010 onder bewind gesteld en [naam 4] (hierna: [naam 4]) is tot bewindvoerder benoemd;
- een mentorschap ten behoeve van de vrouw is ingesteld bij beschikking van deze rechtbank van 23 mei 2011 en [naam 4] is tot mentor benoemd;
- op 15 maart 2012 heeft de dochter van de vrouw bij deze rechtbank een verzoek tot ondercuratelestelling ingediend;
- dat de man en de vrouw op 16 april 2012 om acht uur en 16 minuten ten overstaan van de notaris huwelijksvoorwaarden zijn aangegaan;
- op 16 april 2012 te [plaats 1] zijn de man en de vrouw met elkaar in het huwelijk getreden;
- van dit huwelijk is opgemaakt een huwelijksakte, welke onder [nummer] is ingeschreven in het register van huwelijken van de gemeente [plaats 1] over het jaar 2012;
- op verzoek van de kantonrechter van deze rechtbank in het kader van voornoemd verzoek tot ondercuratelestelling heeft [naam 5], gedragsneuroloog te Amsterdam in mei 2012 en juni 2012 een gedragneurologisch onderzoek verricht bij de vrouw. Hij heeft op 22 juni 2012 een rapport uitgebracht;
- de vrouw is bij beschikking van 13 augustus 2012 ondercuratele gesteld, waarbij [naam 4] tot curator is benoemd;
- bij beschikking van 23 april 2013 is [naam 4] op eigen verzoek met ingang van 23 april 2013 uit de functie van curator ontslagen en met ingang van 23 april 2013 is [naam 3] tot opvolgend curator benoemd, voor de duur van drie maanden.

3.Het verzoek, het verweer en de overige standpunten

Het verzoek
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om nietigverklaring van het tussen de man en de vrouw op 16 april 2012 voltrokken huwelijk, op grond van artikel 1:69 juncto artikel 1:32 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er was volgens de officier van justitie bij de vrouw sprake van een subcorticale dementie waardoor de geestesvermogens van de vrouw zodanig gestoord waren dat zij niet in staat was haar wil te bepalen, dan wel de betekening van haar verklaring te begrijpen. Er werd derhalve niet voldaan aan de vereisten om een huwelijk aan te gaan.
Het verweer
De man verweert zich tegen het verzoek. Hij stelt dat hij de vrouw al een hele lange tijd kent en uit liefde met haar is gehuwd. Op het moment van ondertekening van het samenlevingscontract en de huwelijkse voorwaarden was er volgens de man nog geen sprake van een vastgestelde wilsonbekwaamheid van de vrouw. De notaris heeft de akten verleden in aanwezigheid van hen beiden. De notaris heeft nimmer geconstateerd dat de vrouw niet in staat was om de akten te ondertekenen of te begrijpen. De ambtenaar van de burgerlijke stand (verder: ABS) heeft dit evenmin geconstateerd. Ter zitting heeft de man verzocht de notaris en de ABS zo nodig als getuigen te horen. Daarnaast stelt hij niets te hebben geweten van de ingediende verzoeken tot onderbewindstelling, mentorschap en onder curatele stelling. Hij ontving omstreeks 13 maart 2012 een brief van de rechtbank waarbij hij werd uitgenodigd als belanghebbende bij het verzoek tot onder curatele stelling van de vrouw, echter daarna heeft hij niets meer van de rechtbank vernomen. Groot was zijn verbazing dan ook dat de vrouw sinds 13 augustus 2012 onder curatele zou zijn gesteld. De man stelt daarnaast dat het gedragneurologisch onderzoek geen inzicht geeft in de periode waarin de dementie is ontstaan of sinds wanneer de dementie is opgetreden. Ook is de man van mening dat [naam 5] niet onafhankelijk is nu hij in zijn eindconclusie stelt dat hij het als storend heeft ervaren dat de man zich heeft bemoeid met het onderzoek. De man stelt dat de rapportage ervoor bedoeld lijkt te zijn om toe te werken naar een onder curatele stelling van de vrouw. De man is dan ook van mening dat het rapport slechts een momentopname betreft en niet ziet op de mentale toestand van de vrouw ten tijde van het aangaan van het huwelijk tussen partijen.
De man betoogt dat hij er “zo mogelijk mee kan instemmen” dat er een (onafhankelijke) second opinion wordt geïnitieerd, waarbij de vraag dient te worden gesteld of de vrouw ten tijde van het aangaan van het huwelijk in staat kon worden geacht om haar wil te bepalen.
Volgens de man bestaat er geen rechtsbelang bij nietigverklaring van het huwelijk. De enkele omstandigheid dat partijen onder het maken van huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd en de man derhalve niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de schulden van de vrouw is geen reden tot nietigverklaring van het huwelijk. De man stelt dat de voormalige curator slechts nietigverklaring verlangt om redenen dat hij, de man, weigert om alle kosten ten behoeve van de vrouw te voldoen. De man is van mening dat de verhouding tussen de voormalige curator en hemzelf de reden is waarom zij het Openbaar Ministerie heeft verzocht om tot nietigverklaring van het huwelijk over te gaan. De man verzoekt dan ook de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel subsidiair het verzoek af te wijzen wegens het ontbreken van (wettelijke) gronden, al dan niet na het aanvragen van een second opinion naar de geestesvermogens van de vrouw ten tijde van de overeenkomst c.q. het afsluiten van het huwelijk tussen partijen. Tevens verzoekt hij de officier van justitie te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Hij verzoekt ten slotte om [naam 6] te benoemen als bijstandverlener voor de vrouw, zodat zij door haar kan worden bijgestaan. De reden van dit verzoek is dat de man geen vertrouwen heeft in de voormalig curator van de vrouw.
Het standpunt van de curator
De curator ondersteunt het verzoek van de officier van justitie. De curator stelt dat het geestesvermogen van de vrouw zodanig gestoord was ten tijde van de huwelijkssluiting dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen. De curator voert hiertoe aan dat in het rapport van [naam 5] is vermeld dat blijkens onderzoek de vrouw in mei 2012 - derhalve één maand na de huwelijkssluiting - niet in staat is om haar wil te bepalen. Volgens de curator staat vast dat de man ten tijde van de huwelijkssluiting op de hoogte was van het bewind en het mentorschap. Verder wist hij dat er een procedure tot onder curatele stelling liep. Hij was immers op de zitting van 20 maart 2012 waar dit aan de orde was, aanwezig.
De curator geeft te kennen dat de man in februari 2012 ten onrechte een algehele notariële volmacht van de notaris heeft verkregen waarvoor de notaris later ter verantwoording is geroepen bij de kantonrechter. Deze notaris is naar de curator heeft begrepen inmiddels oneervol ontslagen. Het feit dat deze notaris de akten heeft gepasseerd zegt natuurlijk onder deze omstandigheden niets over de wilsbekwaamheid van de vrouw. De kantonrechter heeft verklaard dat de volmacht niet geldig was. Hierover is ter zitting van 20 maart 2012 gesproken en de man was dan ook op de hoogte van het standpunt van de kantonrechter. De man kan dan ook moeilijk volhouden dat hij er niet van op de hoogte was dat allerlei mensen ernstig twijfelden aan de wilsbekwaamheid van de vrouw. Er is volgens de curator geen enkele reden om de onafhankelijkheid van [naam 5] in twijfel te trekken. Hij constateert subcorticale dementie ten gevolge waarvan de vrouw in ieder geval in mei 2012 niet meer in staat was om haar wil te bepalen. Het lijkt de curator hoogst onwaarschijnlijk dat als een deskundige vaststelt dat iemand in mei 2012 ten gevolge van dementie niet in staat is om haar wil te bepalen dat dit nog wel het geval was in april 2012. De curator is dan ook van mening dat de rapportage van [naam 5] ruim voldoende is om aan te nemen dat de vrouw ten tijde van het aangaan van het huwelijk niet in staat was om haar wil te bepalen. Mocht de rechtbank hieraan twijfelen dan heeft de curator geen bezwaar tegen een second opinion mits hieraan voor de vrouw geen kosten zijn verbonden.
Ten slotte voert de curator aan dat het van groot belang is voor de vrouw dat het huwelijk nietig wordt verklaard nu de vrouw door het huwelijk geen inkomen meer heeft en de man niet voldoet aan zijn onderhoudsplicht waardoor de vrouw in ernstige financiële problemen is geraakt. Zodra het huwelijk nietig is verklaard komt de vrouw weer in aanmerking voor een uitkering van de Sociale Dienst en wordt zij aldus vrijgesteld van het betalen van een eigen bijdrage voor de AWBZ.
Het standpunt van de vrouw
De vrouw stelt dat zij niet wil scheiden. Zij voert daartoe aan dat de man al 30 jaar haar vriend is. De man is volgens haar erg trouw en komt elke dag bij haar langs.

4.De beoordeling

Bijstand voor de vrouw
Op grond van artikel 1:381 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de vrouw nu zij onder curatele is gesteld handelingsonbekwaam. In andere zaken dan zaken van curatele wordt de vrouw in rechte vertegenwoordigd door de curator. De rechtbank zal het verzoek van de man om [naam 6] te benoemen tot bijstandverlener van de vrouw dan ook afwijzen.
Nietigverklaring huwelijk
De officier van justitie heeft verzocht tot nietigverklaring van het huwelijk tussen de man en de vrouw en heeft hiertoe aangevoerd dat de vrouw als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand ten tijde van de huwelijkssluiting niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt voornoemde beschikkingen van de rechtbank overgelegd waarin [naam 4] tot mentor en bewindvoerder van de vrouw is benoemd.
Daarnaast heeft de officier van justitie de rapportage van [naam 5] overgelegd waaruit naar voren komt dat er -blijkens het in de maanden mei en juni 2012 bij de vrouw verrichte onderzoek- bij de vrouw sprake is van subcorticale dementie als gevolg van multiple sclerose. Blijkens het rapport ontbreekt door de dementie ziekte-inzicht, is de vrouw niet in staat de voor haar noodzakelijke zorg in te schatten, is zij ten aanzien van beslissingen omtrent haar sociaal-maatschappelijk functioneren geheel afhankelijk van anderen en is ze niet in staat haar financiële belangen naar behoren te behartigen.
De man heeft aangevoerd dat het rapport van [naam 5] onvoldoende is om te komen tot de conclusie dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen. Anders dan de man is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat [naam 5] in zijn eindconclusie aangeeft dat hij het als storend heeft ervaren dat de man zich met het onderzoek heeft bemoeid, niet met zich brengt dat [naam 5] als niet onafhankelijk moet worden beschouwd. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
De man heeft voorts aangevoerd dat [naam 5] geen inzicht geeft in de periode waarin de dementie is ontstaan of sinds wanneer de dementie is opgetreden. Voor zover de man daarmee heeft willen betogen dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting op 16 april 2012 – derhalve een maand vóór de aanvang van het onderzoek van [naam 5] – nog wel handelingsbekwaam was, had hij dit standpunt nader moeten onderbouwen. Nu hij dit niet heeft gedaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Nu de man evenmin anderszins heeft aangevoerd dan wel gemotiveerd heeft onderbouwd dat het rapport van onvoldoende kwaliteit is, ziet de rechtbank geen aanleiding om een second opinion te gelasten.
De man voert voorts aan dat zowel de notaris als de ABS ten tijde van het opstellen van de akten dan wel het aangaan van het huwelijk niet hebben getwijfeld aan de handelingsbekwaamheid van de vrouw en betwist op grond hiervan dan ook dat de vrouw ten tijde van het huwelijk wilsonbekwaam was.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Ter zitting is gebleken dat de man tegenover de ABS niets heeft gezegd over de lopende procedure bij deze rechtbank omtrent de onder curatele stelling terwijl de man hiervan op de hoogte was aangezien hij, zoals blijkt uit de beschikking van de rechtbank van 13 augustus 2012, aanwezig is geweest op de zitting van 20 maart 2012. Hij heeft slechts vermeld dat er ‘juridische problemen’ waren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de ABS onvoldoende is geïnformeerd door de man; met deze kennis van zaken mocht van de man verwacht worden dat hij de ABS voorafgaande aan het aangaan van het huwelijk concreet had verteld dat de vrouw onder bewind was gesteld, dat er ten behoeve van de vrouw een mentor was benoemd en er een procedure bij de rechtbank aanhangig was om zijn aanstaande echtgenote onder curatele te laten stellen. Aan de stelling van de man dat de ABS de vrouw handelingsbekwaam achtte, kan in het licht van deze gebrekkige voorlichting van de ABS minder waarde worden gehecht. Dit argument levert dan onvoldoende tegenwicht ten opzichte van hetgeen de officier van justitie met verwijzing naar het rapport van [naam 5] over de handelings(on)bekwaamheid van de vrouw heeft gesteld.
Het is daarnaast voor de rechtbank onduidelijk gebleven hoe de notaris tot de conclusie is gekomen dat de vrouw handelingsbekwaam was. Ter zitting is gebleken dat de notaris twee keer bij de man en de vrouw langs is geweest voor het maken van de huwelijkse voorwaarden en dat de vrouw zich dit thans niet meer kan herinneren. Gelet op de opmerking van de curator dat de notaris oneervol zou zijn ontslagen, het feit dat de vrouw zich de komst van de notaris niet meer (goed) kan herinneren en gezien het rapport van [naam 5] had het op de weg van de man gelegen om nader te onderbouwen dat, zo de notaris al (terecht) van mening zou zijn geweest dat de vrouw op dat moment handelingsbekwaam was, dit tot de gerechtvaardigde conclusie zou moeten leiden dat de vrouw tijdens de huwelijksvoltrekking handelingsbekwaam was. Nu de man dit niet gemotiveerd heeft onderbouwd, komt de rechtbank niet toe aan het verzoek van de man om de notaris op te roepen als getuige in deze zaak. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen. Ook aangaande het verzoek tot het horen van de ABS als getuige heeft de man onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot het houden van een dergelijk verhoor.
Bij haar oordeel betrekt de rechtbank de eerdere beslissingen van 28 oktober 2010 en 23 mei 2011 waarbij er toen al voldoende redenen waren om een bewindvoerder en een mentor te benoemen voor de vrouw.
Nu de man de stelling van de officier van justitie onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de onderbouwde stelling van de officier van justitie dat de geestesvermogens van de vrouw zodanig gestoord waren ten tijde van de huwelijkssluiting dat zij niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen.
De rechtbank zal dan ook het verzoek van de officier van justitie tot nietigverklaring van het huwelijk toewijzen.
Voorts blijkt uit de hiervoor weergegeven beschrijving dat de man niet te goeder trouw is geweest bij het aangaan van het huwelijk, zodat uit artikel 1: 77 lid 1 BW volgt dat na in gezag van gewijsde gaan van de nietigverklaring van het huwelijk, deze terugwerkt tot het tijdstip van de huwelijksvoltrekking.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, anders dan de man heeft betoogd, artikel 1:69 juncto artikel 1:32 BW geen ruimte laat voor een belangenafweging. De rechtbank zal de stelling van de man, dat er geen belang is gediend bij het nietig verklaren van het huwelijk, dan ook passeren.
Kostenveroordeling
De proceskosten worden op de gebruikelijke wijze gecompenseerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie niet onnodig een procedure gestart. Het verzoek van de man om een kostenveroordeling zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het op 16 april 2012 te Amsterdam tussen de man en de vrouw voornoemd
gesloten huwelijk nietig, in dier voege dat de nietigverklaring terugwerkt tot het tijdstip van
de huwelijksvoltrekking;
- wijst de verzoeken van de man af;
- bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, voorzitter, mr. D. van den Brink en mr. R.M. Troost, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.M.M. Zuidwijk, griffier, op 14 augustus 2013 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).