ECLI:NL:RBAMS:2013:7604

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
13/701781-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in strafzaak met betrekking tot meerdere diefstallen en pogingen daartoe, met bijzondere aandacht voor klinische opname en reclassering

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een meervoudige strafkamer. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen daartoe. In een eerder tussenvonnis van 1 augustus 2013 had de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard, maar nog geen eindbeslissing genomen over de straffen. De rechtbank oordeelde dat opname in een klinische setting in het belang van de verdachte leek, maar dat er onvoldoende informatie was over de uitvoering van deze opname. Tijdens de zittingen op 18 juli, 1 augustus en 20 september 2013 zijn deskundigen gehoord die de noodzaak van een klinische behandeling bevestigden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een Forensisch Psychiatrische Afdeling. De verdediging pleitte voor hulp in plaats van een hoge straf, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn verstandelijke beperking. De rechtbank volgde het advies van de reclassering en legde de gevorderde straf op, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat zonder klinische behandeling de kans op recidive groot zou zijn. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade door de verzekering was vergoed. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van negen maanden, met een proeftijd van twee jaar en specifieke voorwaarden voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/701781-13 (Promis) en 13/660959-10 (TUL)
Datum uitspraak: 4 oktober 2013
op tegenspraak (raadsman gemachtigd)
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres] en aldaar gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “[locatie], Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Het verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 1 augustus 2013 heeft de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard (op de wijze als in dat vonnis vermeld), de bewezen geachte feiten strafbaar geoordeeld en ook verdachte strafbaar geacht. De rechtbank heeft in het tussenvonnis nog geen eindbeslissing genomen ten aanzien van de op te leggen straffen en maatregelen. De rechtbank heeft overwogen dat opname in een klinische setting het meest in het belang van verdachte lijkt te zijn, maar dat de rechtbank met betrekking tot een dergelijke opname nog over onvoldoende informatie beschikt. In het reclasseringsadvies van 25 juni 2013 staat onvoldoende duidelijk omschreven hoe de klinische opname moet worden gerealiseerd en aan welke instelling concreet moet worden gedacht. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting daarom op 1 augustus 2013 heropend en geschorst tot de terechtzitting van 20 september 2013 om op deze zitting de volgende getuigen te horen over een klinische opname:
  • [deskundige 1], Hoofd Inforsa JVz Amsterdam;
  • [deskundige 2] van het NIFP-IFZ te Amsterdam.
Dit (eind)vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 juli 2013, 1 augustus 2013 en 20 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J.J. Mul, naar voren heeft gebracht.

2.De verdere beoordeling ten aanzien van de straffen en maatregelen

2.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de Inforsa reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder een opname in de Forensisch Psychiatrische Afdeling [locatie] voor de duur van maximaal 1 jaar.
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd met 1 jaar dient te worden verlengd en de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen onder nummer 1 tot en met 13 van de beslaglijst, heeft zij gevraagd deze te bewaren ten behoeve van de rechthebbenden.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte hulp nodig heeft. Verdachte heeft al eenmaal de ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar de destijds beloofde hulp is niet van de grond gekomen. Verdachte krijgt geen adequate begeleiding naar belangrijke afspraken. Hij maakt mogelijk aanspraak op een WAJONG-uitkering, maar een uitkering en huisvesting zijn nog niet geregeld. Nu verdachte eigenlijk hulp nodig heeft, wordt hem met een hoge straf tekort gedaan. De raadsman acht het met het oog op de geadviseerde bijzondere voorwaarden verder dubbelop als de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen en vraagt in plaats daarvan verlenging van de proeftijd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde opname in de FPA [locatie] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, omdat hij van [deskundige 3] van de Inforsa reclassering heeft vernomen dat verdachte wisselend verklaard over deze opname. De ene dag wil hij wel, maar de andere dag niet. Het is echter in belang van verdachte, en dat hebben de deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 1] vandaag ook verklaard, dat verdachte zo snel mogelijk wordt opgenomen in de FPA [locatie].
2.3.
Het oordeel van de rechtbank
2.3.1.
Strafoplegging
De rechtbank zal aan verdachte de straf opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht deze straf in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzittingen is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich meerdere malen heeft schuldig gemaakt aan auto-inbraken of pogingen daartoe. Door auto-inbraken worden gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de samenleving en wordt schade aan de eigenaren van de auto’s toegebracht. De rechtbank heeft verder bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde vermogensdelicten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 26 augustus 2013 veelvuldig voor strafbare feiten veroordeeld en verdachte heeft van 2008 tot en met 2010 al de ISD-maatregel doorlopen. Gebleken is dat de hulpverlening hierbij voor verdachte niet adequaat van de grond is gekomen, waarna verdachte opnieuw is vervallen in het plegen van vermogensdelicten.
Volgens het reclasseringsadvies van Inforsa van 25 juni 2013 is verdachte een kwetsbare en afhankelijke man met een verstandelijke beperking. Zijn zwakbegaafdheid en de daarmee gepaard gaande gedragsproblemen vormen het hoofdprobleem. In het verleden is hij verslaafd geweest aan heroïne en cocaïne. Hij heeft geen inkomsten en wel schulden. Als gevolg van zijn verstandelijke handicap is hij gevoelig voor de druk van anderen en heeft hij beperkte probleemoplossende vaardigheden. Hij heeft tijdens de ISD-maatregel de COVA-training niet kunnen volgen, omdat hij vanwege gedragsproblemen groepsongeschikt is. Er is sprake van een beperkt probleembesef. Verdachte beseft wel dat het niet goed met hem gaat en dat hij hulp nodig heeft. Hij staat positief tegenover verdere begeleiding vanuit de Reclassering en verdere hulpverlening. Hij wil zijn leven op een andere manier vormgeven, maar is daartoe zelf niet in staat. Verschillende interventies in een vrijwillig kader zijn niet van de grond gekomen, omdat verdachte zich niet aan afspraken hield. Het is van belang dat er een vertrouwenspersoon in zijn leven komt, waarmee hij zijn psychische problematiek kan bespreken en de overige problemen op andere leefgebieden kan aanpakken. Gespecialiseerde zorg door een instelling die hand-in-hand begeleiding kan geven aan mensen met een verstandelijke beperking lijkt als eerste geïndiceerd. Inforsa adviseert de rechtbank om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een behandelverplichting – ambulante behandeling;
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten: de verplichting om financiële hulpverlening te aanvaarden en opname in een zorginstelling.
Met betrekking tot deze laatste bijzondere voorwaarde adviseert Inforsa verdachte te verplichten om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een door IFZ bepaalde kliniek of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar van die instelling zullen worden gegeven.
Ter terechtzitting van 18 juli 2013 heeft deskundige [ambulant woonbegeleider], ambulant woonbegeleider van verstandelijk beperkten, verbonden aan Stichting SIG, verklaard dat verdachte moeite heeft de maatschappij te begrijpen en dat het voor hem moeilijk is te voldoen aan simpele eisen, zoals op tijd komen op afspraken. Hij heeft structuur nodig en daarom is teruggaan naar zijn moeder geen goede optie. Voor begeleid wonen zijn wachtlijsten. Hij moet heel intensief begeleid worden en een klinische setting zou het beste voor hem zijn.
Ter terechtzitting van 20 september 2013 heeft deskundige [deskundige 2], verpleegkundig specialist voor de geestelijke gezondheidszorg, verklaard dat door het NIFP-IFZ inmiddels een indicatiestelling voor een klinische behandeling is afgegeven. Verdachte kan op korte termijn worden opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling [locatie].
Zowel deskundige [deskundige 2] als de eveneens ter zitting van 20 september 2013 gehoorde deskundige [deskundige 1], hoofd reclassering Inforsa GGZ en tevens maatschappelijk werker, hebben verklaard dat een termijn voor de duur van 1 jaar nodig is, omdat de FPA [locatie] geen vast behandelingsprogramma heeft. In de bijzondere voorwaarde dient te worden opgenomen dat verdachte zich laat opnemen in de FPA [locatie], of een soortgelijke intramurale instelling, teneinde zich gedurende genoemde periode te laten behandelen, of zoveel korter als zijn behandelaars dat nodig achten.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering in haar rapport van 25 juni 2013 en de aanvulling daarop op de terechtzitting van 20 september 2013 over. Verdachte dient allereerst voor de (maximale) duur van 1 jaar te worden opgenomen in de FPA [locatie], of een soortgelijke intramurale instelling. De rechtbank acht een klinische behandeling het meest in het belang van verdachte en de maatschappij. Zonder een klinische behandeling acht de rechtbank de kans groot dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen. Een klinische behandeling zou deze kans kunnen verkleinen. De rechtbank acht het van belang dat deze behandeling zo snel mogelijk zal starten.
2.3.2.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde en wel tot een bedrag van
€ 175,00 bestaande uit:
1. cilinderslot* verzekering € ?
2. autoradio - 75,00
3. TomTom XL Live - 100,00.
Op de bij het voegingsformulier gevoegde brief van Slachtofferhulp Nederland staat vermeld dat de verzekering de schade volledig heeft vergoed. Of de verzekering de schade inderdaad volledig heeft vergoed of slechts de schade met betrekking tot het cilinderslot (zie * op de vordering), vereist nader onderzoek. De zaak zou dan moeten worden aangehouden en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
2.3.3.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 14 mei 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/660959-10, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 4 oktober 2010, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot 8 dagen gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich een mededeling, waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor onder 2.3.1. heeft overwogen over de op leggen straf, in het bijzonder met betrekking tot de gewenste spoedige klinische behandeling, is er geen strafvorderlijk belang bij de tenuitvoerlegging van genoemde niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals in rubriek 5 van het tussenvonnis van 1 augustus 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd en waarbij de rechtbank overwegingen van het interlocutoir vonnis overneemt, is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan aldaar is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het 1 en 3 bewezen verklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het 2, 4 en 5 bewezen verklaarde:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt de volgendealgemene voorwaarden:
1. Veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
2. Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
3. Veroordeelde moet zijn medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt de volgendebijzondere voorwaarden:

1.Meldingsgebod

Veroordeelde moet zich na het onherroepelijk worden van zijn vonnis melden bij de Inforsa Justitiële Verslavingszorg (JVz), op het adres [adres] te [plaats] en zich hier blijven melden zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.

2.Opname in een zorginstelling

Veroordeelde moet zich gedurende 1 jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars dat wenselijk achten, laten opnemen bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling [locatie] of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.

3.Behandelverplichting – Ambulante behandeling

Veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen en begeleiden voor zijn verstandelijke beperking bij Stichting Amsta (Forensische) verstandelijke gehandicaptenzorg, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Inforsa reclassering. Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven.
Veroordeelde wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor zijn verslavingszorg bij de Jellinek FAZ (Forensisch Ambulante Zorg) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Inforsa reclassering. Veroordeelde dient gedurende de proeftijd zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven.

4.Andere voorwaarde(n) het gedrag betreffendeVeroordeelde wordt verplicht om financiële hulpverlening te aanvaarden, zoals bewindvoering en schuldhulpverlening, zolang de Inforsa reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.

Geeft aan de Inforsa Justitiële Verslavingszorg (JVz) opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13/660959-10.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
- 1 navigator, MIO M610 (4506750);
- 1 radio, SONY CDXGT220 (4506751);
- 1 stuk grijs gereedschap (4506755);
- 1 gele schroevendraaier (4506752);
- 1 zonnebril REVEX (4506757);
- 1 parfum, JUST ORANGE (4506758);
- 1 paar schoenen (4506760);
- 1 handschoen, HEMA (4506762);
- 2 acculaders (4506763);
- 1 kompas (4506764);
- 1 leeslamp (4506765).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. E. Diepraam en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2013.