ECLI:NL:RBAMS:2013:7349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
C/13/535419 / HA ZA 13-157
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vloerbedekking en geluidsoverlast in appartementsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en zijn bovenburen, gedaagden, over de aanbrenging van een vloer die volgens de eiser niet voldoet aan de eisen van het Modelreglement van de Vereniging van Eigenaren (VvE). De eiser, eigenaar van een appartementsrecht, stelt dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door een vloer aan te brengen die hinderlijke contactgeluiden veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vloer moet voldoen aan de eisen van het Modelreglement, dat een contactgeluidisolatie-index van Ico = +10dB vereist. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om te meten of de vloer aan deze eisen voldoet. De eiser heeft ook de VvE aangeklaagd, omdat deze volgens hem niet adequaat heeft gehandeld in het handhaven van de reglementen. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van gedaagde 3 afgewezen, die eiser aansprakelijk wilde stellen voor proceskosten, omdat de dagvaarding aan hem geen enkele overweging wijdde. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor het deskundigenonderzoek, dat moet uitwijzen of de vloer voldoet aan de gestelde eisen. Indien de vloer niet voldoet, zal de rechtbank de vraag naar de schadeplichtigheid van de gedaagden en de VvE beoordelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/535419 / HA ZA 13-157
Vonnis van 20 november 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. E.W. van der Graaf,
tegen
1. de vereniging
[VvE],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.A. Vermeulen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Sluiter,
3.[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Sluiter.
Partijen zullen hierna [eiser], [VvE], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden en voor zover gedaagden gezamenlijk bedoeld worden zullen zij [gedaagden gezamenlijk] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 mei 2012 van [eiser], met producties (1),
  • de akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis van [eiser] (2),
  • de brief van 3 juli 2012 van de zijde van [eiser] met daarin een verzoek tot voeging (3),
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagde 3], met producties (4),
  • de incidentele conclusie tot verwijzing tevens conclusie van antwoord tevens akte uitlating verzoek tot voeging van [VvE], met producties (5),
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 2], met producties (6),
  • de akte houdende bezwaar tegen wijziging van eis van [gedaagde 2] (7),
  • de akte houdende bezwaar tegen voeging van [gedaagde 2] (8),
  • de akte houdende bezwaar tegen wijziging van eis van [gedaagde 3] (9),
  • de akte houdende bezwaar tegen voeging van [gedaagde 3] (10),
  • de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening van [gedaagde 3] (11),
  • de conclusie van repliek tevens van incidenteel antwoord van [eiser] (12),
  • de conclusie van repliek tevens van antwoord in het incident van [eiser], met producties (13)
  • de akte uitlating van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (14),
  • het vonnis van de kantonrechter in het verwijzingsincident van 18 januari 2013 (15),
  • de conclusie van repliek van [eiser], met producties (16),
  • de conclusie van dupliek van [VvE] (17),
  • de akte houdende wijziging van eis van [eiser], met producties (18),
  • de akte uitlating wijziging van eis van [VvE] (19),
  • de akte houdende bezwaar tegen wijziging van eis van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (20),
  • de rolbeslissing van 12 juni 2013 waarin de akte wijzing van eis is toegestaan,
  • het vonnis in incident van 24 juli 2013 (21),
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 september 2013 met de daarin genoemde stukken (22),
  • de brief van mr. Van der Graaf van 25 september 2013 in reactie op het proces-verbaal (23),
  • de brief van mr. J.A. Vermeulen van 2 oktober 2013 (24),
  • de brief van mr. Van der Graaf van 9 oktober 2013 (25).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 1 december 2001 eigenaar van het appartementsrecht aan het [adres].
2.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn sinds 3 augustus 2010 eigenaar van het appartementsrecht aan het [adres]. Dit appartement ligt recht boven het appartement van [eiser].
2.3.
De appartementsrechten van [eiser] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds, maken deel uit van het bij notariële akte van 9 november 1993 (hierna: de splitsingsakte) in appartementsrechten gesplitste perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente], [kadastraalnummer]. Tevens is bij deze akte [VvE] opgericht en is het splitsingsreglement als bedoeld in artikel 5:111 aanhef sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) vastgesteld. Op de splitsing is het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 1992 (hierna: het Modelreglement) van toepassing met de daarop in de splitsingsakte opgenomen wijzigingen en toevoegingen.
2.4.
Artikel 17 lid 5 van het Modelreglement luidt, na wijziging in de splitsingsakte:
“Ter beperking van hinderlijke contactgeluiden zoals het lopen en het schuiven van meubilair in het gebouw is het verboden min of meer harde vloerbedekking, zoals parket, plavuizen, marmer en dergelijke aan te brengen, tenzij wordt aangetoond, dat de contactgeluidisolatie van de kale vloer inclusief de vloerbedekking een waarde bereikt van Ico= + 10dB of meer. Dit betekent, dat harde vloerbedekking zoals genoemd uitsluitend is toegestaan wanneer het aanbrengen op deskundige wijze zal geschieden met een zogenaamde “zwevende vloer”, zodat deze vloerbedekking niet in rechtstreeks contact staat met de ondervloer of de wanden en geen hinder kan ontstaan voor de overige eigenaren en/of gebruikers van het gebouw.”
2.5.
[VvE] heeft op 11 oktober 1994 een Huishoudelijk Reglement vastgesteld. Artikel 7c van het Huishoudelijk Reglement houdt in:
“In verband met harde vloerbedekking worden eigenaars geattendeerd op onder andere blz.35 van het Reglement van Splitsing. De contactgeluidisolatie –index van de kale vloer inclusief vloerbedekking moet aantoonbaar een waardeverbetering geven van Ico = 10 dB of meer.”
2.6.
Op 21 mei 2010 heeft [eiser] per e-mail aan (het bestuur van) [VvE] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Het lijkt erop dat nr 86 is verkocht. Jaren geleden reeds problemen gehad met huidige eigenaar Timmer inzake plavuizen vloer en contactgeluiden, enigszins verholpen door aanbrengen tapijt en veelvuldige leegstand.
(…) Ik vertrouw erop dat de VvE hierin dezelfde medewerking verleent zoals zij dat eerder deed (…).”
2.7.
[VvE] heeft hier op 25 mei 2010 per e-mail op geantwoord:
“(…) Dankjewel voor je melding alvast. Houd ons op de hoogte aub.”
2.8.
In september 2010 hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op de kale vloer van het appartement een ondervloer (de 820 EUROCOL DIM FLOOR) met daarop een marmeren vloer aangebracht.
2.9.
De folder behorend bij de ondervloer die [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in hun appartement hebben gelegd houdt, voor zover hier van belang, in:
“(…)
Materiaaldikte 4,0 mm.
Contactgeluidsisolatie Een verbetering van Ico met max. 16 dB (volgens DIN-EN-ISO 140-8) of 5 dB (volgens NEN-EN-ISO 140-8) is te behalen, afhankelijk van de constructie en toepassing.*
(…)
* De gemeten waarden zijn laboratoriumwaarden. De uiteindelijke verbetering van de contactgeluidsisolatie hangt af van de Ico van de bestaande situatie (Ico = de index voor contactgeluidsisolatie die geldt voor de kale draagvloer, kan nul, negatief of positief zijn).”
2.10.
Op 14 juni 2011 heeft [eiser] aan [VvE] per e-mail geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Ik heb de bovenburen op [huisnummer] uitgenodigd voor overleg; helaas zijn we niet verder gekomen dan een welles-nietes-gesprek in de deuropening.
Van de bovenbuurman ontving ik bij die gelegenheid de folder (zie bijlage!) waarin de waarden van zijn ondervloer staan vermeld:
Max 16 dB volgensDIN-EN-ISO 140-8 of max 5 dB volgensNEN-EN-ISO 140-8.
(…) Daar een dialoog (…) geen soelaas biedt, vrees ik dat een en ander dient te worden aangetoond zoals het Huishoudelijk Reglement voorschrijft en thans is voor mij dat moment aangebroken en daarvoor nodig ik het bestuur van de VvE (…) dan ook uit (…).”
2.11.
Op 2 augustus 2011 heeft [VvE] aan [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Er zal een geluidsonderzoek gaan plaatsvinden om te constateren of de waarden voldoen qua ondervloer/vloer [huisnummer].
Voor de duidelijkheid willen wij alvast aangeven dat als de waarden voldoen de kosten van de meting doorbelast worden aan [eiser] (…).”
2.12.
Op 11 augustus 2011 heeft [VvE] aan [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Zowel in het HHR als in de Splitsingsakte staat dat er aan Ico=10dB voldaan moet worden. Er staat nergens vastgelegd dat er aan deDIN-EN-ISO 140-8 of max 5 dB volgens deNEN-EN-ISO 140-8 voldaan moet worden. (…)”
2.13.
Op 29 september 2011 heeft [VvE] aan [eiser] een e-mail van [naam], werkzaam bij [bedrijf] (het bureau dat het geluidsonderzoek zou uitvoeren), doorgestuurd. Deze e-mail houdt, voor zover hier van belang, in:
“(…) De bewoners van de woning aan het [adres]bleken niet aanwezig, zodat wij geen toegang hadden tot de woning. Aan ons werd telefonisch medegedeeld dat zij niet wensten mee te werken aan het onderzoek en dat zij de zaak hadden overgedragen aan hun advocaat.
Ook werd door hen opgemerkt dat zij alleen bereid zijn mee te werken wanneer de meting wordt uitgevoerd volgens de Duitse norm (DIN) en niet volgens de Nederlandse norm (NEN). (…)”
2.14.
Op 10 oktober 2011 is de advocaat van [gedaagde 2] verzocht om mee te werken aan een geluidsmeting. Dit verzoek is op 24 oktober 2011 herhaald.
2.15.
Op 5 december 2011 heeft [eiser] aan [VvE] geschreven, voor zover hier van belang:
“Kan niet gezegd worden dat de klacht die ik zes (!) maanden geleden bij u heb ingediend serieus wordt genomen!
Inmiddels heb ik stukken opgevraagd en ook daar wordt door u niet op gereageerd. (…)”
2.16.
Op 6 december 2011 heeft [VvE] laten weten dat zij de zaak uit handen heeft gegeven aan haar advocaat.
2.17.
Op 13 januari 2012 heeft [eiser] aan [VvE] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) De overlast die ik van [huisnummer] ondervind, waar ik u inmiddels anderhalf jaar geleden op attendeerde houdt aan en is de grens van het onbetamelijke overschreden.
Het bevreemd mij dat het bestuur de haar toekomende verplichting enerzijds doch ook de haar toekomende en mogelijk te nemen maatregelen anderzijds in het geheel niet aanwendt en deze (onleesbaar, rb) gewoon laat voortduren. Ten aanzien van het Splitsingsreglement (januari 1992) alsmede het Huishoudelijk Reglement (oktober 1994) doel ik op de volgende bepalingen: (…)
Mag ik u aanraden deze artikelen nog eens op u in te laten werken en tot de handelingen over te gaan waar ik u reeds herhaaldelijk om verzocht heb? (…)”
2.18.
Op 16 januari 2012 heeft [eiser] aan [VvE] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Wel verwijt ik het bestuur dat ze er geen druk achter zetten. (…)
Hamvraag in deze – en daar is dat rapport nu juist zo belangrijk voor: kan deze nulmeting i.c.m. dat Forbo-systeem al aantonen of de vloer aan de + 10 dB eis voldoet? Zo nee: is waarneming voldoende om aan te tonen dat Forbo-systeem niet aan de + 10 dB eis voldoet? Zo nee: geluidsmeting.
Kan ik er nu op rekenen dat dit een vervolg krijgt? (…)”
2.19.
Op 17 januari 2012 heeft [VvE] geantwoord:
“Gewoon laten meten.
Ben nog steeds aan het zoeken.
Voor uitoefenen druk: dit zou [naam 2]moeten doen (of de advocaat).”
2.20.
Op 4 maart 2012 heeft [eiser] aan [VvE] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) (onleesbaar, rb) hinder staat voldoende vast, evenals de omstandigheid dat het de verantwoordelijkheid en taak van de vereniging was en is om tijdig maatregelen te treffen. Dat u daarbij in gebreke bent gebleven en blijft staat mijns inziens (…) eveneens voldoende vast. (…)
Uw nalatigheid in deze tijdig en adequaat op te treden levert een ernstige inbreuk van mijn appartementsrecht op en vormt als zodanig een grove aantasting van mijn woongenot; voor deze schade stel ik u aansprakelijk. (…)”
2.21.
Op 27 maart 2012 heeft de advocaat van [VvE] een brief geschreven aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] waarin is aangegeven dat uit een rapport waarbij de geluidswaarde van de kale vloer is gemeten op 19 januari 1996, is gebleken dat de kale vloer een geluidsisolerende waarde haalt van minimaal 0 dB. De VVE heeft voorts geschreven dat, naar aanleiding van de ontvangen specificaties van de vloer, de conclusie kan worden getrokken dat slechts een verbetering kan worden behaald van 6 dB en dat zolang niet wordt aangetoond dat de norm van 10 dB of meer wordt gehaald zij bij haar verzoek blijft om de vloer te verwijderen.
2.22.
Op 27 april 2012 heeft [VvE] de advocaat van [gedaagde 2] verzocht om te reageren op de brief van 27 maart 2012.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] heeft, na wijziging van eis, gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (samengevat):
[VvE] te veroordelen om een procedure te voeren tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot verwijdering en verwijderd houden van hun harde vloerbedekking inclusief ondervloer,
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen hun harde vloerbedekking inclusief ondervloer te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom,
[gedaagden gezamenlijk] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding ter hoogte van € 12.792,00, te vermeerderen met wettelijke rente,
[VvE] te veroordelen tot betaling van € 12,00 per dag voor iedere dag dat zij na 15 mei 2013 niet is overgegaan tot het voeren van een procedure tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot verwijdering en verwijderd houden van hun harde vloerbedekking inclusief ondervloer, te vermeerderen met wettelijke rente,
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen tot betaling van € 12,00 per dag voor iedere dag dat zij na 15 mei 2013 niet zijn overgegaan tot het verwijderen en verwijderd houden van hun harde vloerbedekking inclusief ondervloer, te vermeerderen met wettelijke rente,
te bepalen dat deze betalingsveroordelingen hoofdelijk zijn,
[gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door bij het leggen van een vloer in hun woning onvoldoende geluidsisolerende maatregelen te treffen ter voorkoming van (geluids)hinder. [VvE] heeft, in strijd met artikel 5:126 lid 3 BW, nagelaten de daarvoor bestemde reglementen op adequate wijze te handhaven en heeft daardoor de geluidshinder laten voortduren als gevolg waarvan zij eveneens onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, aldus steeds [eiser].
3.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben betwist dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Volgens de bij de vloer behorende folder valt met de vloer, gemeten naar de DIN-norm, een geluidsverbetering van 16 decibel te behalen. Nu in de splitsingsakte wordt vermeld dat de vloer een waardeverbetering van 10 decibel moet geven (zonder dat daarin staat dat moet worden gemeten naar de NEN-norm), voldoet de vloer aan zowel de splitsingsakte als aan het Bouwbesluit 2003, aldus [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Ook [VvE] heeft betwist dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Immers, zo heeft zij aangevoerd, zolang onduidelijkheid bestaat over de uitleg van de splitsingsakte, kan niet worden vastgesteld dat er een verplichting uit de splitsingsakte is geschonden en kan [VvE] niet zorgen voor nakoming van de verplichtingen uit de akte. Het was aan de leden van [VvE] om duidelijkheid te geven aan de splitsingsakte, aldus steeds [VvE].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde 3] heeft in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd om [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.856,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.6.
[gedaagde 3] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [eiser] misbruik heeft gemaakt van procesrecht door hem zonder enige noodzaak in een procedure te betrekken. [eiser] heeft immers in het lichaam van de dagvaarding geen enkele overweging aan hem gewijd en ook in het petitum van de dagvaarding is niets van hem gevorderd. [eiser] is dan ook gehouden om de advocaatkosten ad € 2.856,00 die [gedaagde 3] heeft gemaakt, te vergoeden.
3.7.
[eiser] heeft verweer gevoerd. Volgens hem heeft hij ‘gedaagde 2’ in eerste instantie omschreven als (kort gezegd) [gedaagde 2] en [gedaagde 3], maar heeft de deurwaarder dit gewijzigd in (kort gezegd) [gedaagde 2] als gedaagde 2 en [gedaagde 3] als gedaagde 3, zonder daarbij acht te slaan op de doorwerking daarvan in het lichaam en het petitum van de dagvaarding. Gezien de redactie van de dagvaarding kon [gedaagde 3] begrijpen dat hij in de procedure werd betrokken, zeker nadat hem dit door middel van een akte van wijziging van eis van 5 juli 2012 kenbaar was gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde 3] ook inhoudelijk verweer gevoerd, aldus steeds [eiser].
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in reconventie

4.1.
Om redenen van doelmatigheid zal de rechtbank allereerst ingaan op de vordering in reconventie.
4.2.
[gedaagde 3] heeft niet betwist dat [eiser] oorspronkelijk gedaagde 2 heeft omschreven als [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en dat de deurwaarder dit later heeft gewijzigd. Anders dan waar zowel [eiser] als [gedaagde 3] kennelijk vanuit gaan, heeft de deurwaarder [gedaagde 3] na wijziging (net als [gedaagde 2]) omschreven als: ‘hierna te noemen: gedaagde 2’. Daar waar in de dagvaarding wordt gesproken over gedaagde 2, wordt derhalve zowel gedoeld op [gedaagde 2] als op [gedaagde 3].
4.3.
Nu niet is gesteld of gebleken dat de dagvaarding anderszins niet zou voldoen aan de eisen die daar op grond van artikel 45 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan worden gesteld, wordt de vordering in reconventie afgewezen.
4.4.
[gedaagde 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
226,00(1 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 226,00
in conventie
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat zij de vordering in conventie, voor zover die inhoudt dat de harde vloerbedekking en ondervloer moeten worden verwijderd en verwijderd moeten worden gehouden, gelet op hetgeen mr. Van der Graaf daarover ter comparitie heeft aangegeven, zo begrijpt dat daarmee wordt bedoeld dat de harde vloerbedekking en ondervloer moeten voldoen aan de daarvoor geldende normen.
Ten aanzien van gedaagden [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
4.6.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld door een vloer aan te brengen die niet voldoet aan de eisen die artikel 17 lid 5 van het in de splitsingsakte gewijzigde Modelreglement (hierna: artikel 17 lid 5 van het Modelreglement) daaraan stelt.
4.7.
Als vast komt te staan dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in strijd handelen met artikel 17 lid 5 van het Modelreglement, handelen zij onrechtmatig jegens [eiser]. De norm die voor hen als appartementseigenaren geldt is dan immers overtreden en de geluidsoverlast die door [eiser] in voldoende mate is gesteld wordt daarmee aangenomen. Dat de vloer zou voldoen aan het Bouwbesluit 2003 doet, als dit al zou vaststaan, aan het bovenstaande niet af. Het betoog van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] dat zij op pantoffels lopen, hun meubels op vilt staan en dat [eiser] bekend zou staan als iemand die snel reageert op het handelen in zijn omgeving doet niet ter zake. Juist om dat soort discussies te vermijden bepaalt het Modelreglement de norm. Ook het betoog van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] dat [eiser] zou hebben ingestemd met de door hen gelegde vloer kan hen niet baten. [eiser] heeft toegelicht dat, voor zover hij zou hebben laten weten akkoord te zijn met het leggen van de vloer, hij destijds is afgegaan op de folder van de ondervloer die door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan hem werd getoond en waarin stond dat de ondervloer een verbetering van 16 decibel zou geven. Om die reden veronderstelde [eiser] toen dat de vloer aldus in overeenstemming was met de norm. Aangezien dat thans tussen partijen in debat is kan niet worden aangenomen dat [eiser] toestemming zou hebben gegeven voor het aanbrengen van een vloer die – mogelijk – niet aan de norm voldoet.
4.8.
De norm zoals vastgelegd in artikel 17 lid 5 van het Modelreglement bepaalt dat een harde vloer verboden is tenzij wordt aangetoond dat de contactisolatie een waarde bereikt van Ico= +10dB of meer:
Ter beperking van hinderlijke contactgeluiden zoals het lopen en het schuiven van meubilair in het gebouw is het verboden min of meer harde vloerbedekking, zoals parket, plavuizen, marmer en dergelijke aan te brengen, tenzij wordt aangetoond, dat de contactgeluidisolatie van de kale vloer inclusief de vloerbedekking een waarde bereikt van Ico= +10 dB of meer.
4.9.
Dit betekent dat de contactisolatie van de kale vloer inclusief de vloerbedekking een waarde dient te bereiken van Ico = +10dB. Anders dan [eiser] stelt is dat op basis van de thans overgelegde stukken en toelichting daarop niet vast te stellen. Derhalve dient een deskundige de contactisolatie van de (gehele) vloer van [gedaagde 2] en [gedaagde 3], in casu derhalve de kale vloer inclusief de ondervloer en de marmeren vloer, te meten.
4.10.
Partijen verschillen van inzicht over op welke wijze dit gemeten dient te worden.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben daarover aangevoerd dat uit het Modelreglement niet volgt of dit naar Duitse norm (DIN) of naar Nederlandse norm (NEN) dient te worden gemeten. Zij zijn destijds afgegaan op de specificaties van de ondervloer, die aangaf dat deze een geluidsverbetering zou opleveren van 16dB gemeten volgens DIN. Voorts brengen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] naar voren dat dient te worden gemeten naar de norm die gold toen zij de vloer in hun appartement aanbrachten, aangezien de NEN norm de laatste jaren strenger is geworden. Volgens [eiser] moet het Modelreglement zo worden uitgelegd dat moet worden gemeten naar de Nederlandse norm. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst [eiser] onder meer op de e-mail van [naam] van [bedrijf] waarin staat:
Daar in het reglement van de Vereniging van Eigenaren een eis is gesteld aan de isolatie-index voor contactgeluid Ico (volgend uit de Nederlandse normering), dient de meting naar onze mening uitgevoerd te worden volgens de NEN en niet op een andere wijze.
4.11.
In verband met deze verschillende standpunten dient de rechtbank te beoordelen op welke wijze het artikel uit het Modelregelment moet worden uitgelegd voor wat betreft de norm die gehanteerd dient worden bij het meten. Grammaticale uitleg van het artikel, hetgeen op zichzelf in de rede ligt nu partijen van rechtswege lid zijn geworden van [VvE] en daarmee automatisch zijn gebonden aan de akte van splitsing en het daarop van toepassing zijnde Modelreglement, biedt geen antwoord op de vraag of gemeten moet worden naar de Nederlandse norm. Dat betekent dat aansluiting moet worden gezocht bij wat in het normale maatschappelijke verkeer onder een bepaald begrip of een bepaalde regeling moet worden verstaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu het een Nederlands Modelreglement betreft, om in Nederland te worden toegepast, in het normale maatschappelijk verkeer onder de bepaling dat de contactgeluidsiolatie van de vloer een waardeverbetering van 10dB moet opleveren, moet worden verstaan dat deze waarde moet worden gemeten naar de Nederlandse norm. Voor de uitleg dat deze waardeverbetering ook naar de Duitse norm mag worden gemeten, ziet de rechtbank geen aanknopingspunt. Daarbij is van belang dat gemeten dient te worden, zo mogelijk, naar de Nederlandse norm die gold op het moment dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de vloer in de woning aanbrachten. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben onbetwist gesteld dat zij de vloer in september 2010 in hun woning hebben laten aanbrengen.
4.12.
De rechtbank zal gezien het bovenstaande een deskundige benoemen om de meting te verrichten.
4.13.
Indien uit het deskundigenonderzoek blijkt dat de vloer aan de eis voldoet, zal de vordering van [eiser] jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en mitsdien ook jegens de [VvE] worden afgewezen. Indien blijkt dat de vloer niet voldoet aan de eis uit het Modelreglement, dan zal de rechtbank de vraag naar de schadeplichtigheid beoordelen.
4.14.
De rechtbank ziet in de formulering van artikel 17 lid 5 van het Modelreglement aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] moet worden gedeponeerd. Zij zijn immers de degenen die een harde vloer hebben en die dienen aan te tonen dat deze voldoet aan de norm.
4.15.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over wie de rechtbank als deskundige zal benoemen. Partijen krijgen voorts de gelegenheid om zich uit te laten over de hieronder geformuleerde vragen aan de deskundige.
Kunt u de contactgeluidisolatie van de kale vloer inclusief de vloerbedekking in de woning gelegen aan het [adres] meten en kunt u vaststellen of deze een waarde bereikt van Ico= + 10dB of meer, gemeten naar de Nederlandse norm die gold in september 2010?
In het geval niet mogelijk is te meten naar de norm die gold in september 2010, kunt u de meting zoals hierboven onder 1) weergegeven in dat geval verrichten naar de thans geldende norm?
Kunt u toelichten of er verschil bestaat tussen de norm in september 2010 en de norm van thans? Is de norm strenger geworden?
In het geval u slechts kunt meten naar de norm die thans geldt en er sprake is van een strengere norm dan in september 2010 kunt u dan aangeven of de contactgeluidisolatie van de vloer in september 2010 naar alle waarschijnlijkheid wel of niet de waarde bereikte van Ico= + 10dB?
Indien uw bevindingen zijn dat de vloer de vereiste waarde niet bereikt, kunt u dan aangeven of en op welke wijze deze waarde wel kan worden bereikt met instandhouding van de harde vloerbedekking?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Ten aanzien van [VvE]
4.16.
Bij brief van 25 september 2013 heeft mr. Van de Graaf gesteld dat op grond van de aan het proces-verbaal van comparitie gehechte machtiging niet kan worden vastgesteld dat [naam 2] gemachtigd was om namens [VvE] het woord te voeren. Om die reden moet het ervoor worden gehouden dat [VvE] niet ter zitting is verschenen, aldus [VvE]. [VvE] heeft hierop gereageerd bij brief van 2 oktober 2013. Daarin schrijft zij dat ter zitting twee volmachten zijn overgelegd, waaruit de machtiging van [naam 2] blijkt. Los daarvan geldt dat [VvE] door aanwezigheid van haar advocaat ter zitting is verschenen, aldus [VvE]. Mr. Van der Graaf heeft daar bij brief van 9 oktober 2013 op gereageerd en heeft geschreven dat partijen niet kunnen verschijnen door middel van hun advocaten en dat bovendien de uittreksels uit het handelsregister ontbreken zodat niet kan worden nagegaan of de in de machtiging genoemde [naam 3] bevoegd was om [naam 2] te machtigen.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Abusievelijk is aan het proces-verbaal van comparitie slechts één volmacht gehecht, terwijl twee volmachten (dezelfde volmachten als thans door [VvE] bij brief van 2 oktober 2013 zijn overgelegd) zijn overgelegd. De originele volmacht van het bestuur van [VvE] aan Aevego (de beheerder van [VvE]) is derhalve weliswaar niet aan het proces-verbaal gehecht, maar bevindt zich wel in het dossier. Uit de twee volmachten blijkt dat [naam 2] gemachtigd was om namens [VvE] het woord te voeren. Het verweer van [eiser] dat [VvE] niet ter zitting is verschenen wordt dan ook verworpen. Voor het overige worden de (formele) stellingen van [eiser] gepasseerd nu deze ter zitting hadden moeten worden aangedragen.
4.18.
Materieel geldt ten aanzien van de vorderingen van [eiser] jegens [VvE] het volgende. Als naar aanleiding van het deskundigenonderzoek zou blijken dat de vloer voldoet aan de eis die daaraan is gesteld in het Modelreglement, dan staat vast dat zij niet in strijd met het Modelreglement heeft gehandeld. In dat geval ligt ook de vordering onder 1 jegens [VvE] voor afwijzing gereed.
4.19.
Indien zou blijken dat de vloer niet voldoet aan het Modelreglement en daarmee vast komt te staan dat zij in strijd met het Modelreglement heeft gehandeld, dan heeft [eiser] geen belang meer bij toewijzing van de vordering onder 1 jegens [VvE]. De vordering onder 1 zal derhalve ook in dat geval worden afgewezen. In die situatie dient wel de vraag naar de schadeplichtigheid van [VvE] te worden beoordeeld. De rechtbank zal de beoordeling van dat geschilpunt aanhouden tot na het deskundigenonderzoek.
4.20.
Houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich uitlaten over het al dan niet benoemen van een deskundige,
5.2.
bepaalt dat
beide partijenop de rol van
13 november 2013een
aktedienen te nemen waarin zij zich uitlaten over de persoon die als deskundige wordt benoemd en over de door de rechtbank voor te leggen vragen aan de deskundige, zoals geformuleerd in r.o. 4.15,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 3] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 226,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: MGV