ECLI:NL:RBAMS:2013:7337

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
C-13-532447 - HA ZA 12-1515
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen in televisieprogramma en de afweging tussen vrijheid van meningsuiting en bescherming van de eer

In deze zaak vorderde eiser een verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door uitlatingen over hem te doen tijdens een uitzending van een televisieprogramma. Eiser stelde dat deze uitlatingen een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormden en vorderde schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat het recht van gedaagden op vrijheid van meningsuiting in dit geval prevaleerde boven het recht van eiser op bescherming van zijn eer en goede naam. De rechtbank overwoog dat de uitlatingen feitelijk juist waren en dat eiser, als public figure, zich meer moest laten welgevallen in de media. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af, omdat de uitlatingen niet onrechtmatig waren. De rechtbank concludeerde dat de uitlatingen niet bijdroegen aan een maatschappelijk debat, maar dat de vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder woog dan de belangen van eiser. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/532447 / HA ZA 12-1515
Vonnis van 6 november 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J. Frissen te ‘s-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vennootschap 1],
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser], [vennootschap 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. Voor zover gedaagden gezamenlijk bedoeld worden zullen zij [vennootschap 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 december 2012, met producties,
  • het rectificatie-exploot van de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord van [vennootschap 1] c.s., met producties,
  • het tussenvonnis van 5 juni 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 september 2013, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 11 mei 2012 heeft RTL4 een aflevering van het programma
[titel A]uitgezonden. Het programma wordt geproduceerd door [vennootschap 1] In het programma ontmoet [gedaagde 2] nationale en internationale bekendheden.
2.2.
In de uitzending van 11 mei 2012 werd [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) geïnterviewd door [gedaagde 2]. [persoon 1] is de broer van [eiser].
2.3.
Vlak voor de reclame zegt de voice-over van het programma :
“Zometeen zorgen we ervoor dat [persoon 1] bijna wordt aangehouden in Parijs en vertelt hij zeer openhartig over de ruzies met [persoon 2] en met zijn broer [eiser], maar ook over zijn relatie met [persoon 3] en [persoon 4].”
2.4.
Op het moment dat de voice-over spreekt, wordt een ANP-foto van (onder meer) [eiser] in beeld gebracht.
2.5.
Vervolgens wordt de uitzending onderbroken voor een reclameblok.
2.6.
Na de reclame wordt door de voice-over het volgende aangekondigd:
Zo meteen meer opmerkelijke onthullingen van [persoon 1] in Parijs.
2.7.
Enige minuten later komt de relatie tussen [persoon 1] en [eiser] ter sprake. In het vraaggesprek volgt dan de volgende dialoog (waarbij [G] staat voor [gedaagde 2] en [P1] voor [persoon 1]):
[G]: Ben je wel vergevingsgezind in je persoonlijke leven?
[P1]: Ik ben het in mijn zakelijke leven ook wel, dat was een strikvraag hè, maar, ja het hangt er van af, als het er echt om gaat en er speelt echt wat dan kan ik naar waarheid niet zeggen dat ik vergevingsgezind ben, nee dat ben ik niet.
[G]: Ik vraag dat omdat jij natuurlijk een broer hebt waar je het eigenlijk nooit over hebt.
[P1]: Nee.
[G]: Die zelfs in je boek eigenlijk afwezig is.
[P1]: Ja.
2.8.
In beeld is vervolgens kort wederom de ANP-foto van [eiser] te zien waarna de voice-over zegt:
“[eiser] was drugsverslaafd en werd zelfs uit de advocatuur gezet vanwege wantoestanden op zijn kantoor. Hij is het zwarte schaap van de familie.”
2.9.
Het beeld schakelt daarna terug naar [gedaagde 2] en [persoon 1]. Het vervolg van het interview luidt, voor zover hier van belang:
[G]: Die zie je niet meer toch?
[P1]: Nee.
[G]: Pijnlijk toch?
[P1]: Soms gaan de dingen zo in het leven, [voornaam gedaagde 2].
2.10.
Na correspondentie over en weer tussen [eiser] en de raadsman van [vennootschap 1] c.s. heeft [gedaagde 2] aan het begin van de daarop volgende uitzending van
[titel A]op 18 mei 2012 het volgende gezegd:
“Goedenavond. Voordat we echt gaan beginnen wil ik eerst nog even terugkomen op onze uitzending van vorige week vrijdag. In het interview met [persoon 1] ging het kort over zijn broer [eiser]. Die liet ons na de uitzending weten dat hij er veel waarde aan hechtte dat we vermelden dat hij al 25 jaar geleden is hersteld van zijn drugsverslaving en dat hij alweer jaren werkzaam is als jurist in [plaats]. Bovendien ziet hij zichzelf niet als het zwarte schaap van de familie. [eiser] heeft inmiddels weer goed contact met het grootste deel van die familie, waaronder zijn vader.”
2.11.
De uitzending van 11 mei 2012 is na één week van internet verwijderd.
2.12.
[eiser] en de besloten vennootschap [vennootschap 2] hebben op 13 juni 2012 [vennootschap 1] c.s. in kort geding gedagvaard, waarbij eisers een voorschot op schadevergoeding hebben gevorderd en waarin zij hebben gevorderd om [vennootschap 1] c.s. te gebieden om de op internet gepubliceerde afbeelding van [eiser] en de in uitzending gebezigde uitlatingen over [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden.
2.13.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 12 juli 2012 [vennootschap 1] c.s. geboden ervoor zorg te dragen dat de in de uitzending van 11 mei 2012 en op internet gepubliceerde uitlating “[eiser] was drugsverslaafd” verwijderd zal blijven. De vordering van [eiser] is voor het overige afgewezen.
2.14.
Op 21 februari 2013 heeft [eiser] in een uitzending van het programma
[titel B]in een interview gereageerd op de ontwikkelingen in de tuchtzaak tegen [persoon 1]. In het interview wordt door de voice-over gezegd, voor zover hier van belang:
“[eiser] was lange tijd het zwarte schaap van de familie, met zijn drugsverslaving en een gevangenisstraf wegens bankfraude bracht hij de naam van de advocatenfamilie regelmatig in diskrediet.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (na wijziging van eis) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
-[vennootschap 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding,
-voor recht te verklaren dat [vennootschap 1] c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het uitzenden van de uitlatingen van [gedaagde 2] over [eiser] in de uitzending van “
[titel A]” op 11 mei 2012 en te bepalen dat de daardoor door [eiser] geleden schade nader dient te worden opgemaakt bij staat,
-[vennootschap 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten waaronder de nakosten, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2012 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
[vennootschap 1] c.s. heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld doordat de voice-over heeft gezegd dat [eiser] drugsverslaafd was en het zwarte schaap is van de familie. Er was geen journalistieke noodzaak om deze uitlatingen over hem te doen. De uitzending was immers gewijd aan zijn broer [persoon 1]. Bovendien betroffen de uitlatingen geen nieuws, maar feiten uit het verleden die [eiser] niet langer nagedragen hoeven te worden. Door niet te vermelden dat de drugsverslaving van ruim 25 jaar geleden dateert in combinatie met het tonen van de foto van [eiser], wordt de indruk gewekt dat [eiser] nog altijd met een drugsverslaving kampt. De geloofwaardigheid van de uitlatingen wordt versterkt door de setting van de uitlatingen, namelijk tijdens een televisieprogramma over de privésituatie van [persoon 1]. Deze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer weegt zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting van [vennootschap 1] c.s. Als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft [eiser] zowel materiële als immateriële schade geleden. De immateriële schade is ontstaan doordat niet alleen [eiser] in persoon, maar ook zijn gezin als gevolg van de uitlatingen is getroffen. [eiser] lijdt onder het verdriet dat hij als gevolg van de uitlatingen bij zijn kinderen waarneemt. De materiële schade bestaat uit de schade die [eiser] in zijn praktijk heeft ondervonden doordat bestaande cliënten zaken hebben teruggetrokken en potentiële cliënten zich niet meer tot zijn praktijk hebben gewend, aldus steeds [eiser].
3.3.
[vennootschap 1] c.s. voert verweer en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De gevorderde schadevergoeding vormt een beperking op het recht van vrijheid van meningsuiting van [vennootschap 1] c.s. Een dergelijke beperking is slechts toegestaan indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van het recht om niet te worden aangetast in eer en goede naam en privacy. Voor het antwoord op de vraag welk recht zwaarder weegt moeten de belangen van partijen worden afgewogen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. De omstandigheden dat de uitlatingen feitelijk juist zijn, [eiser] een public figure is die zelf de media opzoekt en als gevolg van zijn eigen handelen voortdurend negatief in het nieuws komt, leiden ertoe dat de vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt dan het recht op privacy. De vorderingen van [eiser] dienen dan ook te worden afgewezen, aldus steeds [vennootschap 1] c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil tussen partijen is of [vennootschap 1] c.s. onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld doordat de voice-over in de uitzending van het programma
[titel A]op 11 mei 2012 heeft gezegd dat [eiser] drugsverslaafd was en dat hij het zwarte schaap is van de familie.
4.2.
Bij beantwoording van die vraag dient voorop te worden gesteld dat op grond van artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. De vordering tot schadevergoeding gebaseerd op onrechtmatige daad, zoals door [eiser] ingesteld, vormt een beperking van dit recht. Of een dergelijke beperking is toegelaten dient te worden beoordeeld aan de hand van het tweede lid van artikel 10 EVRM, dat bepaalt onder welke omstandigheden aan het recht op vrijheid van meningsuiting beperkingen mogen worden gesteld. Volgens dit artikellid mag het recht op vrijheid van meningsuiting slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving.
4.3.
Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [vennootschap 1] c.s. onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De vraag of de uitlatingen onrechtmatig zijn ligt in het spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam. Voor het antwoord op de vraag welk recht in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan beweringen die zijn eer en goede naam aantasten. Dat recht vindt erkenning in artikel 8 lid 1 EVRM, dat onder meer bepaalt dat een ieder recht heeft op bescherming van zijn privéleven. Het belang van [vennootschap 1] c.s. is erin gelegen dat hij in het kader van de vrijheid van meningsuiting [persoon 1] moet kunnen interviewen en daarbij ook zijn broer [eiser] ter sprake moet kunnen brengen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder bijvoorbeeld de vraag of de uitlating een bijdrage levert aan een debat dat in de algemene belangstelling staat, of er sprake is van een feitelijk bericht of een waarde-oordeel, hoe bekend de persoon is over wie de uitlating is gedaan, hoe deze persoon zich in het verleden heeft gedragen (waaronder de vraag of hij voorafgaand aan de uitlating zelf de publiciteit heeft opgezocht), de inhoud, vorm en gevolgen van de uitlating en de vraag wie de uitlating heeft gedaan.
4.4.
[eiser] heeft naar voren gebracht dat het onrechtmatige karakter van de uitzending is gelegen in het gegeven dat hij wordt weggezet als een outcast doordat hij in verband wordt gebracht met drugsgebruik en doordat hij het zwarte schaap van de familie wordt genoemd. [eiser] heeft daarbij aangegeven dat het hem er niet om gaat dat zijn foto is getoond. De rechtbank zal om die reden beoordelen in hoeverre de uitlatingen met betrekking tot het drugsverleden en ‘het zwarte schaap’ uit de uitzending onrechtmatig zijn jegens [eiser].
4.5.
Alvorens in te gaan op de relevante omstandigheden van het geval in het kader van de afweging van de wederzijdse belangen, stelt de rechtbank voorop dat uit artikel 257 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat zij niet gebonden is aan de beslissing van de voorzieningenrechter.
De zin “[eiser] was drugsverslaafd”
4.6.
In de bewuste uitzending heeft de voice-over gezegd: “[eiser] was drugsverslaafd”. Bij het antwoord op de vraag of deze uitlating als onrechtmatig dient te worden beschouwd, heeft de rechtbank de volgende omstandigheden betrokken.
4.7.
De bewuste uitlating is gedaan door de voice-over in het programma
[titel A], dat zoals [gedaagde 2] c.s. onbetwist stelt - door 1,7 miljoen kijkers is bekeken. De uitzending is ook nog een week lang op internet te zien geweest. De uitzending heeft dus een groot publiek bereikt.
Uit vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat journalisten een grote mate van vrijheid hebben. De pers heeft immers als rol in een democratische samenleving om het publiek te informeren. De betreffende uitlating droeg echter naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan een debat dat in de maatschappelijke belangstelling stond. De uitlating is weliswaar gedaan tijdens een interview met [persoon 1], wiens privé-leven -dus ook een drugsverslaving van zijn broer- als bekend (voormalig) strafrechtadvocaat nu eenmaal in de publieke belangstelling staat, echter van enige bijdrage aan een debat over dit onderwerp is geen sprake. Daar staat tegenover dat de uitlating een feitelijk bericht is, dat bovendien juist is. [eiser] heeft immers erkend dat hij drugsverslaafd was. In de uitzending is onvermeld gebleven dat deze verslaving inmiddels van ruim 25 jaar geleden dateert. De stelling van [eiser], dat de gemiddelde kijker gemakkelijk kan denken dat [eiser] nog altijd met een drugsverslaving kampt, deelt de rechtbank ondanks dat gegeven niet. De uitlating is immers uitdrukkelijk in de verleden tijd gedaan. De rechtbank is het daarentegen wel met [eiser] eens dat iemand die met een drugsverslaving heeft gekampt, zeker na verloop van zoveel jaren nadat die verslaving is overwonnen, mag verlangen dat dat gegeven hem niet meer publiekelijk wordt nagedragen. Onder omstandigheden kan dit echter anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de betreffende persoon zelf ook publiekelijk over zijn voormalige drugsverslaving spreekt of heeft gesproken. Hiervan is in deze zaak sprake. [eiser] heeft in een interview met tijdschrift [titel C] in september 2007 openlijk over zijn verslaving gesproken. Ook na de uitzending van het programma heeft hij, in een interview met het [titel D] dat op 11 augustus 2012 verscheen, weer (kort) gesproken over zijn verslaving. Daarnaast heeft hij een interview gegeven aan het programma [titel B], waarin (door de voice-over) melding is gemaakt van zijn voormalige drugsverslaving, waartegen [eiser] overigens niet heeft geprotesteerd.
Naast het feit dat [eiser] zelf openhartig is geweest over zijn verslaving, was dit feit ook reeds in diverse andere schriftelijke publicaties vermeld, waaronder in zijn biografie op Wikipedia.
De rechtbank acht voorts van belang dat [eiser] een public figure is, die zich meer dan een minder bekend persoon moet laten welgevallen dat over hem wordt bericht. Dat [eiser] een public figure is, is niet alleen het gevolg van het feit dat hij uit een bekende advocatenfamilie komt, maar ook van zijn eigen handelen. Niet alleen zoekt hij zelf met enige regelmaat de publiciteit waarbij hij details over zijn privé-leven prijsgeeft, ook is [eiser] in enige mate bekend door de wijze waarop hij negatief in het nieuws is gekomen, door onder meer de schrapping van het advocatentableau, zijn strafrechtelijke veroordeling en het faillissement van zijn onderneming.
4.8.
Al deze omstandigheden afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het recht van [vennootschap 1] c.s. op vrijheid van meningsuiting in dit geval prevaleert boven het recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam. Dat betekent dat [vennootschap 1] c.s. niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zodat de vorderingen onder 1 en 2, voor zover het de uitlating “[eiser] was drugsverslaafd” betreft, zullen worden afgewezen.
De zin “Hij is het zwarte schaap van de familie”
4.9.
In de bewuste uitzending heeft de voice-over over [eiser] gezegd: “Hij is het zwarte schaap van de familie”. Bij het antwoord op de vraag of deze uitlating als onrechtmatig dient te worden beschouwd, heeft de rechtbank de volgende omstandigheden van het geval betrokken.
4.10.
Ook hier geldt, net zoals in r.o. 4.7 is overwogen, dat de pers een grote mate van vrijheid heeft, maar dat de uitlating niet bijdroeg aan een debat dat in de maatschappelijke belangstelling stond. Voorts geldt ook in dit verband dat [eiser] een publiek figuur is die voorafgaand aan de uitlating ook zelf met enige regelmaat de publiciteit heeft gezocht. De rechtbank acht naast voorgenoemde omstandigheden relevant dat de bewuste uitlating een waardeoordeel betreft. Voor waardeoordelen geldt niet de eis dat zij bewezen moeten kunnen worden, maar wel geldt dat voor vergaande waardeoordelen enige feitelijke basis is vereist. Vast staat dat [eiser] de afgelopen jaren regelmatig op een negatieve wijze in het nieuws is geweest als gevolg van zijn eigen handelen. Dat betreft niet alleen zijn drugsverslaving, maar ook de wijze waarop hij zijn werk als advocaat heeft uitgeoefend, hetgeen heeft geleid tot schrapping van het tableau, zijn strafrechtelijke veroordeling en het faillissement van zijn onderneming. De uitlating dat hij, ook al is hij zelf een andere mening toegedaan, het zwarte schaap van de familie is, heeft dan ook voldoende feitelijke basis. Dat [eiser], zoals hij onbetwist heeft gesteld, inmiddels weer contact heeft met een groot deel van zijn familie doet daaraan niet af.
De stelling dat [eiser] het zwarte schaap is van de familie, is bovendien een waardeoordeel dat al in zoveel schriftelijke publicaties is vermeld, dat zonder nadere toelichting, niet valt in te zien dat met de uitzending een nieuw of groter publiek is bereikt dat met dit waardeoordeel tot op dat moment onbekend was gebleven.
4.11.
De rechtbank is, al deze omstandigheden afwegend, dan ook van oordeel dat het recht van [vennootschap 1] c.s. op vrijheid van meningsuiting in dit geval prevaleert boven het recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam. Dat betekent dat [vennootschap 1] c.s. niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zodat de vorderingen onder 1 en 2, ook voor zover het de uitlating “Hij is het zwarte schaap van de familie” betreft, zullen worden afgewezen.
Ten slotte
4.12.
[eiser] heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij het [gedaagde 2] c.s. kwalijk neemt dat in de uitzending is gesproken over ‘onthullingen’over hem, louter en alleen om kijkers te trekken.
4.13.
Uit de hierboven weergegeven feiten en de chronologie daarvan (met name r.o.’s 2.5. tot en met 2.7.) blijkt echter dat de aangekondigde ‘onthullingen’ niet in verband worden gebracht met [eiser], zodat dit bezwaar feitelijke grondslag ontbeert.
4.14.
[eiser] heeft ten slotte betoogd dat uit het gegeven dat [gedaagde 2] in de uitzending van 18 mei 2012 uitlatingen uit de gewraakte uitzending heeft gerectificeerd volgt dat de gewraakte uitzending een onrechtmatig karakter droeg.
4.15.
[gedaagde 2] c.s. heeft daar tegenover gesteld dat de uitzending van 18 mei 2012 beschouwd dient te worden als een onverplichte en vrijwillige aanvulling op de daaraan voorafgaande uitzending.
4.16.
Het gegeven dat [gedaagde 2] op verzoek van [eiser] nadere informatie heeft verstrekt – los van de vraag hoe deze gekenschetst zou kunnen worden - vormt voor de rechtbank geen omstandigheid die op zichzelf aanleiding geeft tot een andersluidend oordeel over de rechtmatigheid van de gewraakte uitlatingen.
Proceskosten
4.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [vennootschap 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht
1.789,00
- salaris advocaat
1.788,00
(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal
3.577,00
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [vennootschap 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.577,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. E. de Rooij en mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: MGV