ECLI:NL:RBAMS:2013:7286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
EA VERZ 13-819
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een staflid bij een ziekenhuis na verstoorde werkrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een staflid bij het VUmc. De zaak betreft een verstoorde werkrelatie tussen het staflid en de leidinggevende, die zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld door verschillende factoren, waaronder cultuurverschillen en gebrekkige communicatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkrelatie onherstelbaar verstoord is geraakt, mede door de opstelling van het staflid en de leidinggevende in het conflict. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertrouwensrelatie tussen partijen is verdwenen, waardoor een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is.

De kantonrechter heeft in zijn beschikking de feiten en omstandigheden van de zaak uiteengezet, waaronder eerdere gesprekken en rapportages die de verstoorde werkrelatie bevestigen. Het staflid heeft herhaaldelijk ontkend dat er een probleem was, terwijl de leidinggevende en externe deskundigen de situatie als onwerkbaar hebben gekwalificeerd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het staflid niet heeft meegewerkt aan het herstel van de werkrelatie, wat heeft geleid tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Daarnaast heeft de kantonrechter een vergoeding van € 20.000,00 bruto toegekend aan het staflid, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van het staflid en de financiële gevolgen van de ontbinding. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, tenzij het verzoek door VUmc wordt ingetrokken. De beschikking is openbaar uitgesproken en de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 november 2013.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer: EA VERZ 13-819
Beschikking van: 14 oktober 2013
F.no.: 497

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting VU-VUMC

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: VUmc
gemachtigde: mr. O. van der Kind
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A. Versteeg

VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij beschikking van 16 september 2013 is een voortgezette mondelinge behandeling gelast, welke is bepaald op 9 oktober 2013. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft VUmc bij fax van 27 september 2013 een verzoek ingediend tot een voortgezette behandeling achter gesloten deuren. [verweerder] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 3 oktober 2013 aanvullende producties toegezonden.
Op de voortgezette mondelinge behandeling is VUmc verschenen bij [naam 1] (manager bedrijfsvoering divisie II en III) en [naam 2] (hoofd afdeling klinische genetica), vergezeld van haar gemachtigde. [verweerder] is, vergezeld van zijn gemachtigde, eveneens verschenen. Op verzoek van de kantonrechter is op uitnodiging van beide partijen voorts verschenen [naam 3].
De kantonrechter heeft eerst het verzoek van VUmc tot een voortgezette behandeling achter gesloten deuren behandeld. Ter toelichting heeft VUmc aangevoerd, dat zij met dit verzoek wil bereiken dat de inhoud van het gesprek van 21 maart 2013, waarover partijen vertrouwelijkheid zijn overeengekomen, niet binnen een bredere kring bekend raakt dan strikt noodzakelijk is. [verweerder] heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd. De kantonrechter heeft het verzoek tot een voortgezette behandeling achter gesloten deuren mondeling afgewezen. De kantonrechter heeft kort gezegd geoordeeld, dat de wet tot uitgangspunt neemt dat gerechtelijke zittingen openbaar zijn en slechts in uitzonderlijke gevallen een behandeling achter gesloten deuren kan plaatsvinden. Op het verzoek van VUmc is artikel 27 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing. Het verzoek valt niet onder één van de categorieën als genoemd onder artikel 27 lid 1 Rv.
Vervolgens hebben [naam 2], [verweerder] en [naam 3] de vragen van de kantonrechter over de voorbereiding van het gesprek op 21 maart 2013, hetgeen op 21 maart 2013 is besproken en de rapportering van [naam 3] aan VUmc over de uitkomst van dat gesprek, beantwoord zonder dat een vraag met een beroep op de geheimhoudingsclausule onbeantwoord is gelaten. Daarna hebben beide partijen hun standpunten verder toegelicht.
De griffier heeft van het verhandelde ter zitting handgeschreven aantekeningen gemaakt, welke aan het procesdossier zijn toegevoegd. De zaak staat voor het geven van een beschikking.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.
In de beschikking van 16 september 2013 heeft de kantonrechter de feitelijke uitgangspunten vastgesteld, het verzoek weergegeven en het verweer samengevat. Voorts heeft de kantonrechter in zijn beoordeling van het verzoek een aantal inhoudelijke overwegingen gegeven en onder meer geoordeeld dat kennelijk het breekpunt in de werkrelatie tussen [verweerder] en [naam 2] de uitkomst van het gesprek onder leiding van [naam 3] op 21 maart 2013 is geweest. De kantonrechter heeft aan partijen nadere inlichtingen verzocht en daarbij VUmc uitdrukkelijk uitgenodigd er voor zorg te dragen dat [naam 2] op de voortgezette behandeling aanwezig is (zij was wegens vakantie voor de eerste mondelinge behandeling verhinderd) en beide partijen uitgenodigd er voor zorg te dragen dat ook [naam 3] op de voortgezette behandeling verschijnt.
2.
Uit hetgeen ter zitting is verklaard en partijen aan stukken hebben overgelegd, leidt de kantonrechter het navolgende af.
In ieder geval in 2011 zijn er problemen op de afdeling klinische genetica ontstaan, waarvoor een aantal stafleden – waaronder [verweerder] – op de stafvergadering van 10 januari 2012 aandacht vragen. [naam 4], werkzaam bij het bureau Dignitas Mediation Coaching & Conflict Management, wijt in haar rapport van september 2012 de problemen op de afdeling aan een viertal factoren, te weten cultuurverschillen, verschillende stijlen van leidinggeven, gebrekkige communicatie en vertraging van de werkwijze van de zorgadministratie. [naam 4] stelt een aantal organisatorische maatregelen voor en adviseert onder leiding van een derde gesprekken aan te gaan om het vertrouwen tussen enkele stafleden – waaronder [verweerder] – en [naam 2] als hoofd van de afdeling te herstellen.
Vervolgens is [verweerder] na de rapportage van [naam 4] er herhaaldelijk op gewezen dat - in ieder geval vanuit het perspectief van VUmc / [naam 2] - de vertrouwensrelatie tussen hem en [naam 2] verstoord is geraakt. Zo blijkt uit de overgelegde gespreksverslagen dat dit tijdens de besprekingen met [naam 5] en [naam 6] op 16 oktober 2012 en 1 november 2012 aan [verweerder] is verteld, maken de gesprekleiders [naam 7] en [naam 8] daarvan melding in hun bevindingen bij brief van 23 november 2012, wijst [naam 5] daarop in haar brieven aan [verweerder] van 12 december 2012 en 21 december 2012 en staat dit geïllustreerd met voorbeelden in de notitie van [naam 2] d.d. 23 januari 2013.
Op de ernst van de verstoorde relatie is [verweerder] in ieder geval geattendeerd in de brief van [naam 5] van 12 december 2012, waarin [naam 5] meldt dat er “geen sprake meer is van een werkbare situatie”.
Als [verweerder] op de verstoorde werkrelatie wordt aangesproken, vraagt [verweerder] vooral aandacht voor de problemen op de afdeling en dat die problemen onvoldoende worden opgelost. [verweerder] ontkent steeds dat er tussen hem en [naam 2] een geschil of probleem is. Omdat [verweerder] in zijn beleving geen geschil met [naam 2] heeft, weigert hij aan mediation mee te werken. Zijn standpunt blijkt onder meer uit de e-mail van 29 oktober 2012 en de brief van zijn gemachtigde Versteeg van 17 december 2012.
3.
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat [naam 2] op het gesprek onder leiding van [naam 3] van 21 maart 2013 aan [verweerder] in duidelijke bewoordingen de door haar ervaren problemen met [verweerder] kenbaar heeft gemaakt. Mogelijk is de wijze waarop [naam 2] bij aanvang van het gesprek haar standpunt heeft verwoord bij [verweerder] overgekomen alsof [naam 2] niet meer met hem wilde samenwerken, maar onvoldoende aannemelijk is geworden dat [naam 2] dit standpunt in het begin van het gesprek – dat uiteindelijk ongeveer een uur heeft geduurd – daadwerkelijk heeft ingenomen.
De kantonrechter acht voorts voldoende aannemelijk dat [verweerder] de aan hem gemaakte verwijten heeft bestreden met het argument dat de perceptie van [naam 2] over zijn gedragingen jegens haar niet door de feiten worden gedragen. Voorts acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [verweerder] bij [naam 2] aandacht heeft gevraagd voor de volgens hem nog steeds bestaande problemen op de afdeling en dat hij op zichzelf bereid is onder haar als leidinggevende te blijven werken.
Tot slot is voldoende aannemelijk geworden dat voor het oplossen van de problemen op de (polikliniek van de) afdeling klinische genetica het van belang is dat de verhoudingen tussen alle stafleden en [naam 2] worden genormaliseerd.
4.
In deze procedure is niet komen vast te staan dat [verweerder] zich feitelijk jegens [naam 2] heeft gedragen, zoals in de notitie van [naam 2] van 23 januari 2013 is beschreven. Het geschil in deze procedure is evenwel niet of [verweerder] zich als zodanig heeft gedragen, maar dat [verweerder] niet onderkent dat de werkrelatie tussen [verweerder] en [naam 2] is verstoord en daardoor ook niet mee werkt aan het herstel van de werkverhoudingen.
5.
[verweerder] lijkt te veronderstellen dat van een onherstelbare verstoorde werkrelatie alleen kan worden gesproken, indien zulks objectief op basis van feiten met weglating van de persoonlijke percepties van de betrokkenen kan worden vastgesteld. Van een verstoorde werkrelatie kan evenwel ook sprake zijn als één van de betrokkenen een verstoorde werkrelatie ervaart en de andere betrokkene daaraan onvoldoende tegemoetkomt, waardoor een normalisatie van de verhoudingen voor alle betrokkenen niet mogelijk is.
6.
VUmc stelt dat de werkrelatie tussen [naam 2] en [verweerder] ernstig is verstoord. [naam 2] ervaart de opstelling van [verweerder] in 2012/2013, zoals beschreven in haar notitie van 23 januari 2013, dat zij door [verweerder] niet gerespecteerd wordt en dat hij haar gezag niet aanvaard. Externen - zoals [naam 4], [naam 7] en [naam 8], die met [naam 2], [verweerder] en anderen gesprekken hebben gevoerd - concluderen een verstoorde werkrelatie tussen [verweerder] en [naam 2]. Het hoofd van de divisie II en III [naam 5] kwalificeert eind 2012 de ontstane situatie tussen beiden als onwerkbaar.
In deze context kan [verweerder] niet volstaan met een betwisting/ontkenning van een door [naam 2] ervaren verstoorde werkrelatie. Van hem mocht - mede gezien zijn positie binnen VUmc, zijn leeftijd en zijn werkervaring (ook als voormalig leidinggevende) - worden verwacht dat hij tenminste zou erkennen dat zijn gedragingen bij [naam 2] anders overkomen dan hij bedoelt en dat hij bereid is zijn gedragingen aan te passen. Door dit na te laten, zelfs te betwisten dat [naam 2] op grond van zijn gedragingen kan veronderstellen dat hij haar als leidinggevende ondermijnde en slechts aandacht te vragen voor de buiten zijn persoon staande problemen op de afdeling is een situatie ontstaan waarin de basis ontbreekt om tot een normalisatie van de verhoudingen te komen. Deze situatie duurt al meer dan een jaar, waarbij [verweerder] al bijna een half jaar met behoud van loon is vrijgesteld van werkzaamheden.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een onherstelbare verstoorde werkrelatie, waarin bij het VUmc het noodzakelijk vertrouwen in een vruchtbare samenwerking blijvend is komen te ontbreken. De kantonrechter zal derhalve de arbeidsovereenkomst ontbinden.
7.
Ingevolge artikel 7:685 lid 8 BW kan de rechter bij inwilliging van het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verandering in de omstandigheden ten laste van die werkgever aan de werknemer een vergoeding toekennen, indien dat de kantonrechter met het oog op alle omstandigheden van het geval billijk voorkomt.
8.
Bij het bepalen van de vergoeding naar billijkheid betrekt de kantonrechter onder meer de navolgende omstandigheden.
De voor [verweerder] geldende nadelige financiële gevolgen van het einde van het dienstverband worden in belangrijke mate beperkt door de WW-uitkering en de - volledig voor VUmc komende - bovenwettelijke uitkering (BWUMC-uitkering).
Uit r.ov. 6 volgt dat aan [verweerder] een verwijt kan worden gemaakt voor het laten voortbestaan van een verstoorde werkrelatie. Bij de weging van het verwijt betrekt de kantonrechter onder meer ten nadele van VUmc dat de opstelling van [verweerder] – mede gezien de houding van enkele andere stafleden – kennelijk mede was ingegeven doordat [verweerder] (en enkele andere stafleden) zich binnen VUmc niet veilig voelde om individuele gesprekken met [naam 2] aan te gaan.
Ook weegt mee dat beide partijen zich (lange tijd) weinig coöperatief hebben opgesteld door vast te houden aan hetzij individuele (mediation) gesprekken (standpunt [naam 2]/VUmc) hetzij gezamenlijke gesprekken met alle betrokkenen stafleden met [naam 2] (standpunt van [verweerder]).
Voorts weegt onder meer mee dat:
  • [verweerder] op zijn vakgebied goed presteert en tot en met 2011 goede beoordelingen heeft gehad;
  • gezien de (vergaande) specialisatie van [verweerder] het aantal vacatures op de arbeidsmarkt voor hem beperkt is;
  • de leeftijd van [verweerder] (42 jaar);
  • de duur van het dienstverband (circa 15 jaar);
  • het salaris (€ 9.505,00 bruto per maand, exclusief einde jaarsuitkering, vakantietoeslag en overige emolumenten);
  • het tijdstip van ontbinding en de opzegtermijn.
Na afweging van de omstandigheden van het geval kent de kantonrechter aan [verweerder] een vergoeding naar billijkheid van € 20.000,00 bruto toe.
9.
Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend, zal de kantonrechter VUmc in de gelegenheid stellen haar verzoek in te trekken.
10.
Gelet op de aard van de procedure compenseert de kantonrechter de proceskosten, behoudens in het geval VUmc haar verzoek intrekt. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet van een zodanige uitzonderlijke aan VUmc te wijten situatie sprake dat [verweerder] aanspraak kan maken op vergoeding van zijn werkelijke advocaatkosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2013;
kent aan [verweerder] een vergoeding toe ten laste van VUmc ter hoogte van € 20.000,00 bruto;
veroordeelt VUmc tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door VUmc uiterlijk op 25 oktober 2013 wordt ingetrokken;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval VUmc het verzoek intrekt, in welk geval VUmc wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] gevallen, tot op heden begroot op € 545,- voor salaris van de gemachtigde, voorzover verschuldigd, inclusief btw;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.