ECLI:NL:RBAMS:2013:7244

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
AMS 13-1001
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen op basis van geboortedatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een in Marokko wonende man, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser had een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Sociale verzekeringsbank had een fictieve geboortedatum van 1 juli 1947 gehanteerd, terwijl eiser claimde dat zijn geboortedatum 5 april 1947 was, zoals vastgesteld door een Marokkaanse rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank niet had aangetoond dat er een onderzoek was gedaan naar de werkelijke geboortedatum, zoals vereist door hun eigen beleid. De rechtbank concludeerde dat eiser met terugwerkende kracht recht had op AOW-pensioen vanaf 5 april 2012, en vernietigde het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank stelde vast dat eiser consistent de geboortedatum 5 april 1947 had gebruikt in Nederland en dat er geen reden was om aan deze datum te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en bepaalde dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het griffierecht aan eiser moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/1001

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

wonende te[woonplaats] (Marokko),
eiser,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
verweerder,
gemachtigde mr. A. van der Weerd.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser per 1 juli 2012 een pensioen toegekend ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Bij besluit van 30 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2013. Eiser is niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser is geboren in 1947. Hij is op 7 december 1978 vanuit Marokko aangekomen in Nederland. Op 31 december 1986 is hij vertrokken uit Nederland.
1.2.
De rechtbank in Marokko heeft bij uitspraak van 22 november 2006 de geboortedatum van eiser vastgesteld op 5 april 1947.
1.3.
Op 9 september 2011 heeft eiser een AOW-pensioen aangevraagd. Op dit aanvraagformulier heeft eiser aangegeven geboren te zijn op 5 april 1947 en daartoe onder andere een afschrift van een ‘copie intégrale de l’acte de naissance’ (de copie integrale) overgelegd. Op de akte staat – in het Frans – aangegeven dat eiser in 1947 is geboren, alsmede in een later toegevoegde tekst dat gelet op de in 1.2 genoemde uitspraak de datum van geboorte 5 april 1947 is.
1.4.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een AOW-pensioen toegekend met ingang van 1 juli 2012. Verweerder is daarbij uitgegaan van de fictieve geboortedatum 1 juli 1947.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweer heeft hiertoe – kortgezegd – overwogen dat uit het door eiser overgelegde afschrift van de copie intégrale enkel het geboortejaar 1947 volgt. Verweerder houdt op grond van haar beleid geen rekening met de uitspraak van de rechtbank in Marokko waarbij eisers geboortedatum is vastgesteld op 5 april 1947, nu de aan dit vonnis onderliggende gegevens niet van doorslaggevende betekenis zijn.
1.6.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij volgens het Marokkaanse geboorteregister is geboren op 5 april 1947. Ten tijde dat eiser in Nederland woonachtig was, was alleen bekend dat hij 1947 geboren is. Vervolgens is door de rechtbank in Marokko op 22 november 2006 zijn geboortedatum vastgesteld op 5 april 1947. Eiser voert voorts aan dat hij lijdt aan diabetes en verzoekt de rechtbank om hem alsnog een AOW-pensioen toe te kennen over de maanden april tot en met juni 2012.
2.
Wettelijk kader
2.1.
Ingevolge artikel 7 van de AOW bestaat recht op een ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van deze wet voor degene die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en ingevolge deze wet verzekerd is geweest in het tijdvak, aanvangende met de dag waarop de aanvangsleeftijd is bereikt en eindigende met de dag voorafgaande aan de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1.
Niet in geschil is dat eisers geboortejaar 1947 is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder op goede gronden ervoor heeft gekozen om bij toekenning van het AOW-pensioen aan eiser als fictieve geboortedatum 1 juli 1947 aan te houden. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
3.2.
Uit de stukken, met name de informatie uit het schakelregister, leidt de rechtbank af dat bij aankomst van eiser in Nederland bij de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters enkel is geregistreerd dat eiser geboren is in 1947. Een exacte geboortedatum ontbreekt. Gelet op de copie integrale was dit kennelijk ook de toentertijd in Marokko geregistreerde geboortedatum. Uit het beleid van verweerder (beleidsregel SB1001) volgt dat in gevallen waarin wel het geboortejaar maar niet de precieze geboortedatum bekend is, een onderzoek wordt ingesteld naar de werkelijke geboortedatum. Pas wanneer verweerder de werkelijke geboortedatum niet kan vaststellen, wordt uitgegaan van de fictieve geboortedatum 1 juli. Van een dergelijk door verweerder verricht onderzoek is de rechtbank, ondanks navraag hierover op de zitting, in zijn geheel niet gebleken.
3.3.
Uit de door eiser bij zijn aanvraag overgelegde stukken volgt dat eiser in ieder geval reeds in 1980, zijnde enkele jaren na aankomst in Nederland, als geboortedatum 5 april 1947 heeft gebruikt. Deze geboortedatum heeft eiser zowel gebruikt ten behoeve van registratie bij zijn werkgever als voor zijn inschrijving in het ziekenfonds. Dit blijkt uit een verklaring van een werkgever van 28 augustus 1981 en bewijzen van lidmaatschap van het ziekenfonds uit 1980 en 1981. In dit kader wijst de rechtbank er tevens op dat onduidelijk is welke datum op de door verweerder ingebrachte informatie van de Belastingdienst (te weten een loonbelastingkaart 1981) staat vermeld, maar dat niet is uit te sluiten dat (anders dan verweerder heeft gesteld) ook dit de datum 5 april 1947 is. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser in de periode dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt als geboortedatum 5 april 1947 gebruikte. Anders dan bijvoorbeeld in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 februari 2004, met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2004:AO5861, bestaat er geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser de datum 5 april 1947 heeft gebruikt in verband met andere uitkeringsrechten in Nederland. De rechtbank merkt in dit kader op dat, gelet op de beleidsregel SB1001, de gedragslijn van verweerder is gebaseerd op de werkafspraken inzake de vaststelling van de geboortedata zoals vastgelegd in de Circulaire van de voormalige Sociale Verzekeringsraad van 12 december 1986 (Circulaire). Deze gedragslijn is door de CRvB in zijn uitspraak van 7 april 1995 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:1995:ZB3290 bevestigd. Gelet op voornoemde uitspraak, is met de Circulaire beoogd aansluitingsproblemen te voorkomen, in die zin dat de verzekerde bij beëindiging van de ene sociale verzekeringsuitkering niet direct in aanmerking zou kunnen komen voor een andere, en ter coördinatie van de uitvoeringspraktijken van de verschillende uitvoeringsorganen. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat deze situatie hier niet speelt aangezien niet aannemelijk is dat eiser vóór zijn AOW-pensioen een andere uitkering genoten heeft uit Nederland.
3.4.
In tegenstelling tot de in de uitspraken van de CRvB van 25 maart 1987 en 23 maart 1988 (achtereenvolgend met kenmerk ECLI:NL:CRVB:1987:AN1371 en met kenmerk ECLI:NL:CRVB:1988:AK8053) aan de orde zijnde situaties, is er in het geval van eiser geen sprake van een situatie waarin eiser wenst af te wijken van een eerder opgegeven geboortedatum. Er is sprake van een situatie waarin de exacte geboortedatum in Nederland nooit officieel is vastgelegd, doch uitsluitend het geboortejaar. De geboortedatum 5 april 1947 is echter wel door eiser consistent in het economisch verkeer tijdens zijn verblijf in Nederland gebruikt. De datum is nadien bevestigd door het vonnis van de rechtbank in Marokko, zoals vermeld in 1.2. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank om die redenen geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze geboortedatum, zodat er ook geen reden bestaat om bijzondere eisen te stellen aan de kwaliteit van de bewijsmiddelen en de wijze waarop eiser aannemelijk moet maken dat 5 april 1947 zijn geboortedatum is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit had moeten gaan van de geboortedatum 5 april 1947, in plaats van de fictieve geboortedatum 1 juli 1947.
3.5.
Ten aanzien van het argument van verweerder dat zijn beleid is ingegeven door de wens om willekeur te voorkomen, overweegt de rechtbank dat in de gevallen waarin een exacte geboortedatum bekend is, het niet zo kan zijn dat door verweerder om die reden alsnog een fictieve geboortedatum wordt gehanteerd. De rechtbank merkt hierbij nog op dat in de situatie dat de geboortedag blijkt te zijn gelegen na 1 juli, uiteraard die geboortedag en niet 1 juli behoeft te worden gehanteerd. Van willekeur is om die reden geen sprake.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
3.7.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Het in de vorige paragraven overwogene brengt met zich mee dat eiser met terugwerkende kracht recht heeft op een AOW-pensioen met ingang van 5 april 2012.
3.8.
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.M. Schenk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 november 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB