ECLI:NL:RBAMS:2013:7185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
81.188.660.11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Mijnbouwwet door schipper van vissersvaartuig binnen veiligheidszone

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als schipper van een vissersvaartuig op de Noordzee zich zonder ontheffing bevond binnen een veiligheidszone rond een mijnbouwinstallatie. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte artikel 43 lid 2 van de Mijnbouwwet had overtreden. De zaak kwam ter terechtzitting na een eerdere aanhouding op verzoek van de officier van justitie. Tijdens de zitting op 11 oktober 2013 zijn de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, mr. ing. J.A. Hoekstra, gehoord, evenals een getuige-deskundige. De officier van justitie had gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 2.500,--, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 29 april 2011, als schipper van een vissersvaartuig, zich zonder ontheffing bevond binnen de veiligheidszone van een mijnbouwinstallatie. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet bekend kon zijn met de veiligheidszone, omdat deze niet op de beschikbare zeekaarten was aangegeven. De kantonrechter verwierp dit verweer, omdat de beschikking waarin de veiligheidszone was vastgesteld, gepubliceerd was en dus kenbaar voor de verdachte. De keuze van de zeekaarten viel onder de verantwoordelijkheid van de verdachte.

De kantonrechter oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was en dat er geen rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgronden aanwezig waren. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 2.500,--, met de voorwaarde dat bij niet-betaling 35 dagen hechtenis zou worden opgelegd, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 81.188.660.11
Datum uitspraak: 25 oktober 2013
Op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1958] te [plaats]
wonende te ([postcode]) [plaats]
[adres]

1.Het onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting is, nadat de behandeling van de zaak op 19 april 2013 op verzoek van de officier van justitie is aangehouden, voortgezet op 11 oktober 2013.
Gehoord zijn de officier van justitie, en de raadsman van verdachte mr. ing. J.A. Hoekstra. Tevens is als getuige-deskundige gehoord [A] ([vennootschap 1]), die als zodanig de eed heeft afgelegd.
Na de sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter bepaald dat schriftelijk vonnis wordt gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op 25 oktober 2013.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd
Dat hij op of omstreeks 29 april 2011, op de Noordzee als schipper van het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig genaamd “
[naam 1]”, voorzien van het visserijregistratienummer “
[nummer 1]” zich daarmee zonder ontheffing van Onze Minister (van Economische zaken ) heeft bevonden binnen een krachtens artikel 43 lid 1 van de Mijnbouwwet vastgestelde veiligheidszone (bij Beschikking nummer
E/EP/MA/00042989d.d. 10 juli 2000) rond een mijnbouwinstallatie genaamd “
[nummer 2]”, welke verankerd is in de bodem van de Noordzee, te weten in de geografische positie 54’56’26” noorderbreedte en 004 35’45” oosterlengte, zijnde een positie gelegen binnen het Nederlandse deel van het continentaal plat, buiten het rechtsgebied van een Rechtbank, anders dan ten behoeve van het verrichten van een verkenningsonderzoek of het op grond van een vergunning opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte of het opslaan van stoffen, immers was genoemd visserschip verstrikt geraakt in de zogenoemde messenger-line, welke lijn verbonden is met vermelde mijnbouwinstallatie en zich maximaal uitstrekt tot
280meter van die
Mijnbouwinstallatie, in elk geval binnen de in artikel 43, 1e lid van de Mijnbouwwet genoemde afstand van
500meter:
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de Mijnbouwwet
artikel 2 lid 1, 43 en 133 lid 1 Mijnbouwwet
artikel 2 lid 1 Wet installaties Noordzee
(artikel 43 lid 2 Mijnbouwwet)

3.De vordering van de Officier van Justitie

De Officier van Justitie heeft ter zitting van 19 april 2013 gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 2.500,--, bij gebreke van betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ter zitting van 11 oktober 2013 heeft de officier van justitie deze eis gehandhaafd.

4.Verweer:

De raadsman van verdachte heeft zich, op grond van de inhoud van een ter zitting overgelegde pleitnota en op grond van de inhoud van enkele aan een op 4 oktober 2013 gedateerde brief gevoegde bijlagen, op het standpunt gesteld dat verdachte primair dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en subsidiair hem te ontslaan van rechtsvervolging, omdat verdachte door de instructie van de [naam 2] op de verkeerde koers is gezet en derhalve verontschuldigbaar gedwaald heeft. De raadsman heeft – kort en zakelijk samengevat – aangevoerd dat verdachte niet hoefde bekend te zijn met enige veiligheidszone om de TMLS, nu deze niet stond aangegeven op de zijdens de Duitse en Engelse Hydrografische diensten uitgegeven kaarten en evenmin op zijn elektronische kaart, waarvan de basis is de internationaal erkende C-MAP. Daarenboven blijkt uit de berichten aan zeevarenden van 30 januari 2011 dat er geen sprake is van een veiligheidszone, gegevens die in de berichten aan zeevarenden worden opgenomen, op verzoek van [vennootschap 2], belanghebbende bij de TMLS.

5.Beoordeling van het verweer:

De kantonrechter overweegt als volgt:
Het verweer, dat verdachte niet bekend kon zijn met de mijnbouwinstallatie [nummer 2] en de daarbij behorende veiligheidszone, gaat niet op nu de beschikking waarbij de veiligheidszone is vastgesteld is gepubliceerd. De veiligheidszone was derhalve kenbaar voor verdachte. Aan dit oordeel doet niet af dat de veiligheidszone, zoals de ter zitting gehoorde getuige-deskundige [A] heeft verklaard, niet was aangegeven op de aan boord aanwezige officiële zeekaarten. Uit het bericht van de Dienst der Hydrografie van 31 mei 2011 aan de KLPD, dat zich in het dossier bevindt, blijkt dat de bedoelde veiligheidszone is afgebeeld op de papieren kaart 1037 en in de ENC-cel NL21037P. De keuze van de zeekaarten is de verantwoordelijkheid van verdachte als schipper. Op die grond wordt ook het subsidiaire beroep op verontschuldigbare dwaling omtrent het bestaan van de veiligheidszone verworpen.
Verdachte heeft zich meer subsidiair verweerd met een beroep op afwezigheid van alle schuld aan de overtreding, nu hij op instructies van de wachtboot [naam 2] zijn koers zodanig heeft verlegd dat de [nummer 1] in de veiligheidszone en met de schroef in de messengerline is terechtgekomen.
De kantonrechter gaat uit van het strafdossier, waarin onder meer het aanvullend proces-verbaal van verhoor van de kapitein van het wachtschip [naam 2] dd 19 juli 2013 en zijn verklaring dd 29 april 2011. Daaruit volgt dat de [naam 2] op 29 april 2011 tussen 19.45 en 20.15 tevergeefs een aantal malen heeft getracht via het marifoonkanaal 16 contact met de [nummer 1] te krijgen, en dat de [nummer 1] op de aanwijzing van de [naam 2] om naar bakboord uit te wijken in het Engels reageerde met “Maak je geen zorgen, geen probleem”. Enkele minuten na het eerste contact meldde de [nummer 1] dat zij met de schroef vastzat in een lijn.
De omstandigheid dat de [nummer 1] geruime tijd niet heeft gereageerd op oproepen via het gebruikelijke marifoonkanaal 16 en vervolgens niet aan de [naam 2] heeft gevraagd wat er aan de hand was maar, -zij het meer naar bakboord- met onverminderde snelheid is blijven doorvaren, staat in de weg aan een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld.

6.Beslissing:

Het bewezen verklaarde feit is strafbaar. Van een rechtvaardigingsgrond is de kantonrechter niet gebleken, evenmin als van een schulduitsluitingsgrond.
De gevorderde straf acht de kantonrechter, gelet op alle omstandigheden, in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 43 lid 2 Mijnbouwwet.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 2.500,--, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis geheel voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.