In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rijsterborgh Vastgoed B.V. (hierna: Rijsterborgh) betaling van een boete van € 15.000,00 van de gedaagde, die de woning had gehuurd. De huurovereenkomst bevatte een verbod op het inrichten van de woning als hennepkwekerij, met een bijbehorende boete bij overtreding. De gedaagde had de woning ontruimd na een politie-inval, waarbij een wietplantage was aangetroffen. Rijsterborgh vorderde daarnaast schadevergoeding voor de geleden schade, die in totaal € 15.440,12 bedroeg, maar deze werd beperkt tot € 15.000,00. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet zelf de woning als plantage had ingericht en dat de boete niet in verhouding stond tot de schade.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter bevestigde dat het inrichten van de woning als hennepkwekerij niet was toegestaan en dat de gedaagde aansprakelijk was voor de gevolgen. De boete van € 15.000,00 werd als gefixeerde schadevergoeding aangemerkt, waardoor Rijsterborgh geen aanvullende schadevergoeding kon vorderen. De kantonrechter wees de vordering van Rijsterborgh toe tot een bedrag van € 7.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde had geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, omdat de vereiste 14-dagen brief ontbrak. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.