ECLI:NL:RBAMS:2013:7101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
2096675 CV EXPL 13-14819
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetebeding in huurovereenkomst en de gevolgen van het gebruik als hennepkwekerij

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rijsterborgh Vastgoed B.V. (hierna: Rijsterborgh) betaling van een boete van € 15.000,00 van de gedaagde, die de woning had gehuurd. De huurovereenkomst bevatte een verbod op het inrichten van de woning als hennepkwekerij, met een bijbehorende boete bij overtreding. De gedaagde had de woning ontruimd na een politie-inval, waarbij een wietplantage was aangetroffen. Rijsterborgh vorderde daarnaast schadevergoeding voor de geleden schade, die in totaal € 15.440,12 bedroeg, maar deze werd beperkt tot € 15.000,00. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet zelf de woning als plantage had ingericht en dat de boete niet in verhouding stond tot de schade.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter bevestigde dat het inrichten van de woning als hennepkwekerij niet was toegestaan en dat de gedaagde aansprakelijk was voor de gevolgen. De boete van € 15.000,00 werd als gefixeerde schadevergoeding aangemerkt, waardoor Rijsterborgh geen aanvullende schadevergoeding kon vorderen. De kantonrechter wees de vordering van Rijsterborgh toe tot een bedrag van € 7.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde had geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, omdat de vereiste 14-dagen brief ontbrak. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Rolnummer: 2096675 CV EXPL 13-14819
Vonnis van: 22 oktober 2013 (bij vervroeging)
F.no.: 590
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJSTERBORGH VASTGOED B.V.
gevestigd te Amstelveen
eiseres
nader te noemen Rijsterborgh
gemachtigde: mr. J.M. Hesselink
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
gemachtigde: mr. S. Akkas
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 11 juni 2013 inhoudende de vordering van Rijsterborgh met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde];
- tussenvonnis van 13 augustus 2013 waarbij een verschijning van partijen ter terechtzitting is bevolen;
- zitting van 8 oktober 2013. Verschenen zijn Rijsterborgh bij [naam 1] en haar gemachtigde en [gedaagde] met zijn gemachtigde.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
Sinds omstreeks [periode] huurt [gedaagde] van Rijsterborgh de woning aan de [adres] tegen thans een huurprijs van € 1.804,00 per maand.
1.2.
In artikel 10.8 van de huurovereenkomst is opgenomen een verbod het gehuurde op enigerlei wijze als hennepkwekerij in te richten of te gebruiken.
1.3.
Artikel 10.9 van de huurovereenkomst stelt op overtreding van het verbod een boete van € 15.000,00, onverminderd het recht om schadevergoeding te vorderen.
1.4.
Op [datum] heeft de politie een inval in de woning gedaan en een wietplantage aangetroffen.
1.5.
Rijsterborgh heeft op 12 april 2013 bij de politie aangifte van vernieling van de woning gedaan.
1.6.
[gedaagde] heeft de woning ontruimd en weer ter beschikking van Rijsterborgh gesteld.
1.7.
Rijsterborgh heeft bij [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling van de verbeurde boete.
1.8.
[gedaagde] heeft niets betaald.
1.9.
[gedaagde] heeft bij aanvang van de huur een borg van € 8.000,00 betaald.
1.10.
Rijsterborgh verrekent die boete niet met de door [gedaagde] in haar ogen verbeurde boete, maar met de door haar geleden schade.

2.Vordering

Rijsterborgh vordert de veroordeling van [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 15.000,00 met de wettelijke rente, € 400,00 terzake van buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Aan zijn vorderingen legt Rijsterborgh de onder 1 vermelde feiten alsmede het navolgende ten grondslag. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Rijsterborgh vordert de door [gedaagde] verbeurde boete. Voor het geval die niet wordt vergoed, wordt de geleden schade gevorderd, te weten € 15.440,12, die beperkt wordt tot € 15.000,00. De schade bestaat uit:
  • € 2.432,59 schadeherstel schilderwerkzaamheden (bon wordt overgelegd);
  • € 551,76 vervangen gordijnen (bon);
  • € 713,90 reparatie slaapkamer (bon);
  • € 1.916,50 opruimen, container, reparatie (bon);
  • € 330,72 schoonmaak (bon);
  • € 320,65 reiniging vloerbedekking (bon);
  • € 1.574,00 leeghalen woning en afvoer (bon);
  • € 500,00 ex. BTW afvoer grond;
  • € 1.600,00 ex BTW firma Heta;
  • € 5.000,00 verbruik energie.

3.Verweer

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Rijsterborgh in de kosten van het geding. Ten verwere voert hij het navolgende aan: hij heeft de woning niet zelf als plantage ingericht, dat heeft de onderhuurder gedaan en [gedaagde] had zelf geen toegang meer tot de woning. Hij heeft dan ook niet het in de huurovereenkomst opgenomen verbod overtreden. De hoogte van de boete staat in geen enkele verhouding tot de geleden schade. De geleden schade wordt niet onderbouwd. Tot een bedrag van € 7.840,12 legt Rijsterborgh bonnen over, bij welke bonnen hij vraagtekens plaatst. De overige kosten worden niet aangetoond. Bovendien heeft Rijsterborgh de borg ad € 8.000,00 niet gerestitueerd. De tussen de gemachtigden gevoerde briefwisseling rechtvaardigt geen € 400,00 aan buitengerechtelijke kosten.

4.Beoordeling van de standpunten

4.1.
[gedaagde] heeft de huurovereenkomst met Rijsterborgh gesloten en was gehouden zijn met Rijsterborgh overeengekomen verplichtingen na te komen.
4.2.
Het inrichten van de woning als hennepkwekerij is krachtens artikel 10.8 van de huurovereenkomst niet toegestaan. Voor de gevolgen is hij aansprakelijk. Deze komen voor zijn rekening.
4.3.
[gedaagde] heeft overigens in dit geval willens en wetens het risico genomen dat met de door hem gehuurde woning ontoelaatbare dingen zouden gebeuren: door een derde is hem de borg ad € 8.000,00 ter hand gesteld, hij zou van die derde meer huur krijgen dan hij aan Rijsterborgh diende te betalen, hij heeft de woning zelf niet gebruikt, enkele dagen na de aanvang van de huurovereenkomst heeft hij de sleutel van de woning aan die derde afgegeven en hij heeft geen enkele controle op de woning uitgeoefend.
4.4.
Op het overtreden van het verbod het gehuurde als hennepkwekerij te gebruiken is in artikel 10.9 een boete gesteld van € 15.000,00. Deze boete is in de huurovereenkomst zelve en niet in de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene bepalingen opgenomen. Niet gesteld of anderszins is gebleken dat het boetebeding niettemin onder de definitie van de algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 6: 231a Burgerlijk Wetboek (BW) valt. Aan een beoordeling van de vraag of het boetebeding is aan te merken als algemene voorwaarde komt de kantonrechter dan ook niet toe.
4.5.
De vordering tot het betalen van het bedrag ad € 15.000,00, voorzover gegrond op het overtreden van het boetebeding, wijst de kantonrechter dan ook toe.
4.6.
Gelet op artikel 6: 92 BW treedt het boetebeding in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet. Rijsterborgh had de keuze of de boete met aanvullende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6: 94 lid 2 BW te vorderen of vergoeding van de schade (“onverminderd de aanspraak op vergoeding van de schade”). Als primaire grondslag heeft zij gekozen voor de boete. Ter rechtvaardiging van de hoogte van de overeengekomen boete voert zij aan dat het bedrag van € 15.000,00 overeenkomt met de gemiddeld door haar bij een hennepplantage in een woning geleden schade. Daarmee is de boete aan te merken als een gefixeerde schadevergoeding en vervalt de aanspraak van Rijsterborgh op daarnaast nog een vergoeding van de schade. Die schade vordert zij in deze procedure ook niet naast de boete, maar wel wil zij de door [gedaagde] betaalde borg verrekenen met de door haar geleden schade. Dat kan dus niet. De borg dient verrekend te worden met de verbeurde boete. Op meer dan een bedrag van € 7.000,00 kan Rijsterborgh in de gegeven omstandigheden geen aanspraak maken. Ook al doet [gedaagde] geen uitdrukkelijk beroep op verrekening, de kantonrechter kan - met aanvulling van rechtsgronden - niet meer toewijzen dan waarop Rijsterborgh recht heeft.
4.7.
Er is onvoldoende ten verwere aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging van de boete eist. De aard en ernst van de overtreding van de huurovereenkomst en de hoogte van de boete in verhouding tot de daadwerkelijk door Rijsteborgh geleden schade neemt de kantonrechter bij dit oordeel in aanmerking.
4.8.
De vordering van Rijsterborgh wordt toegewezen tot een bedrag van € 7.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.9.
Op vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft Rijsterborg geen recht bij gebreke van de sinds 1 juli 2012 verplichte 14-dagen brief als bedoeld in artikel 6: 96 lid 6 BW.
4.10.
[gedaagde] wordt in de kosten van de procedure veroordeeld, zij het dat aan griffierecht niet het daadwerkelijk door Rijsterborgh verschuldigde bedrag wordt toegewezen, maar het bedrag dat verschuldigd is als een vordering ten bedrage van € 7.000,00 zou zijn ingesteld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Rijsterborgh van:
- € 7.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2013 tot aan de voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Rijsterborgh tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 448,00
-kosten dagvaarding: € 94,45
-salaris gemachtigde: € 500,00
--------------
totaal: € 1.042,45
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter