ECLI:NL:RBAMS:2013:7092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
1401709 / HA EXPL 13-372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kracht van gewijsde in civiele vordering na bestuursrechtelijke uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Barneveld en twee gedaagden. De Gemeente vorderde betaling van een lening die zij aan de gedaagden had verstrekt, maar de gedaagden verweerden zich door te stellen dat de Gemeente niet bevoegd was om de lening terug te vorderen zonder een terugvorderingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders (B&W). De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat een dergelijk besluit noodzakelijk was voor de terugvordering van de VSK-lening, en deze uitspraak had gezag van gewijsde. De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente niet kon afwijken van deze eerdere uitspraak door een andere juridische grondslag aan te voeren voor haar vordering. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de Gemeente niet kon worden toegewezen, omdat de mogelijke uitkomst van de zaak in strijd was met de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 500 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van de kracht van gewijsde en de noodzaak voor een terugvorderingsbesluit in het kader van de VSK-lening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1401709 \ HA EXPL 12-372
Uitspraak: 21 augustus 2013

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
Gemeente Barneveld,
gevestigd te Barneveld,
eiseres,
nader te noemen de gemeente,
gemachtigde [gemachtigde],
t e g e n
1.
[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen [gedaagden],
2.
[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen [gedaagden],
gedaagden,
gemachtigde [gemachtigde 2].

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 6 december 2012 inhoudende de vordering van de gemeente,
  • het proces-verbaal van de rolzitting van 19 december 2012 inhoudende het antwoord van [gedaagden] en [gedaagden], met producties,
  • het vonnis van 16 januari 2013, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2013 en de daarin genoemde stukken,
  • de bij fax van 17 juli 2013 van de gemeente toegestuurde producties, bestaande uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland, team bestuursrecht d.d. 23 april 2013 en een schriftelijke toelichting daarop van de gemeente,
  • het proces-verbaal van voortzetting comparitie van 18 juli 2013.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
Op 15 maart 2007 hebben de gemeente en [gedaagden] een overeenkomst van geldlening gesloten. In deze overeenkomst staat, samengevat weergegeven en voor zover relevant, dat de gemeente een geldlening van € 15.500 aan [gedaagden] heeft verstrekt op grond van de Verordening Sociale Kredietverlening gemeente Barneveld 1998 (hierna: de Verordening) en dat de over de lening verschuldigde rente en aflossing in 60 maandelijkse termijnen van € 293,78 moet worden voldaan, voor het eerst op 1 januari 2008.
1.2
In een herziene beschikking van 25 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld (hierna: B&W) het volgende besluit genomen:
“Geachte[gedaagden] en [gedaagden],
Op 14 maart 2007 heeft u een aanvraag ingediend voor een geldlening op grond van de Verordening (…) ter voorkoming van bestaansmoeilijkheden.
Besluit
Wij hebben besloten u een geldlening toe te kennen van maximaal € 15.500,- (…) deze lening moet u vanaf 1 januari 2008 in 60 maandelijkse termijnen voldoen. (…) U heeft een leenovereenkomst ondertekend. Een getekend exemplaar heeft u reeds ontvangen.(…)”
1.3
Op de lening is nooit rente of aflossing betaald.
1.4
Naast deze lening van de gemeente uit hoofde van de Verordening (hierna: de VSK-lening) heeft de gemeente aan [gedaagden] en [gedaagden] ook een renteloze geldlening op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: de Bbz lening) verstrekt.
1.5
Bij brief van 4 januari 2012 heeft de gemeente aan [gedaagden] en [gedaagden] onder meer bericht:
“U heeft bij ons een tweetal schulden open staan. Deze zijn:
1. [
[Bbz lening, kantonrechter]
2.
VSK lening tot een bedrag van € 17.627,04
Op 13 december 2011 heeft u een aanmaning ontvangen om deze bedragen binnen 14 dagen (…) te voldoen. Helaas hebben wij tot op heden geen (...) betaling ontvangen. (…) wij stellen u bij deze in gebreke. Dit betekent dat wij u voor de laatste keer in de gelegenheid stellen aan uw betalingsverplichting te voldoen. (…) Op 3 januari 2012 hebben wij telefonisch met elkaar gesproken. Afgesproken is dat ik u tot 15 januari uitstel van betaling geef. Hiermee geef ik u de gelegenheid dat uw contactpersoon (…) contact met mij zal opnemen voor overleg. (…)”
1.6
In een gesprek van 20 januari 2012 met de gemeente is namens [gedaagden] en [gedaagden] verzocht de invordering van de Bbz-lening en de VSk-lening terug te draaien. Bij besluit van B&W van 3 februari 2012 is dat verzoek afgewezen.
1.7
Tegen het besluit van 3 februari 2012 hebben [gedaagden] en [gedaagden] bezwaar ingesteld. Bij besluit van 31 oktober 2012 van B&W is dit bewaar ongegrond verklaard. Hierin staat, onder meer:
“Er is geen aanleiding in de uitkomst van deze procedure om de VSK-vordering af te boeken.”
1.8
Tegen het besluit van 31 oktober 2012 hebben [gedaagden] en [gedaagden] beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland, team bestuursrecht. Op 23 april 2013 is uitspraak gedaan. Hierin staat, onder meer:
“(…)
4.
De rechtbank stelt vast dat (…) ter zake van de VSK-lening geen terugvorderingsbesluit is genomen.
5.
De Verordening (…) is door de gemeenteraad van Barneveld op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgesteld. Ingevolge dit artikel maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. De rechtbank acht hiermee – anders dan verweerder [de gemeente, kantonrechter] voorstaat – de publiekrechtelijke grondslag gegeven.
6.
Artikel 11 van de Verordening bepaalt ten aanzien van de inning als volgt:
1.
Burgemeester en wethouders bewaken de nakoming van de voorwaarden en de tijdige betaling van rente en aflossing.
2.
De belanghebbende die niet aan de rente- en aflossingverplichting voldoet, wordt door burgemeester en wethouders tot betaling gemaand.
3.
Indien de belanghebbende in gebreke blijft, vorderen burgemeester en wethouders het geleende bedrag en de achterstallige rente – beide verhoogd met de wettelijke rente – terug, zonodig door middel van het voeren van een rechtsgeding.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt dit artikel de bevoegdheidsgrondslag voor de terugvordering van de VSK-lening. De rechtbank concludeert dat, nu geen terugvorderingsbesluit genomen is, verweerder niet heeft kunnen beslissen op het verzoek van eisers [[gedaagden] en [gedaagden], kantonrechter] om terug te komen op de terugvordering van de VSK-lening.
7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit voor zover deze ziet op de terugvordering van de VSK-lening vernietigen. (…)”

Vordering en verweer

2.
De gemeente vordert dat de kantonrechter [gedaagden] en [gedaagden] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
a. € 15.000 aan hoofdsom;
b. € 952 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 2.127,04 aan rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012;
d. rente over € 15.000 vanaf 1 december 2012 tot de dag van volledige betaling;
e. de proceskosten.
3.
De gemeente stelt dat [gedaagden] en [gedaagden] niet hebben voldaan aan hun verplichting uit hoofde van het toekenningbesluit van 25 april 2007 om maandelijks op de lening af te lossen. Hierdoor zijn die aflossingstermijnen nu allemaal opeisbaar en is de gemeente bevoegd die termijnen op grond van het toekenningbesluit, op te eisen.
4.
[gedaagden] en [gedaagden] voeren ter verweer aan dat uit de uitspraak van de rechtbank Gelderland d.d. 3 april 2013 volgt dat de bevoegdheid tot terugvordering van de VSK-lening pas bestaat nadat B&W daartoe een terugvorderingbesluit hebben genomen, welk terugvorderingsbesluit ontbreekt. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, aldus [gedaagden] en [gedaagden]. Daarnaast wijzen zij erop dat zij financieel niet in staat zijn om aan de vordering van de gemeente te voldoen, aldus [gedaagden] en [gedaagden].

Beoordeling

5.
[gedaagden] en [gedaagden] hebben zich beroepen op het gezag van gewijsde van de uitspraak van de rechtbank Gelderland (artikel 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de beslissingen die in die procedure zijn genomen eraan in de weg staan dat de kantonrechter in deze procedure oordeelt over de vordering van de gemeente. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Ter toelichting geldt het volgende.
6.
Door de rechtbank Gelderland is geoordeeld dat voor terugvordering van de VSK- lening een terugvorderingbesluit van B&W nodig is. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze beslissing gezag van gewijsde toekomt, noch dat deze beslissing ziet op de dezelfde rechtsbetrekking als hier aan de orde is, namelijk de rechtsbetrekking tussen de gemeente als leninggever en [gedaagden] en [gedaagden] als leningnemers in het kader van de VSK-lening.
7.
De gemeente meent dat de kantonrechter desondanks kan oordelen over haar vordering omdat zij in deze procedure een andere grondslag voor terugbetaling van het geleende geld aanvoert. Zij beroept zich niet langer op terugvordering van de hele lening wegens het schenden van de afbetalingsafspraak, maar zij vraagt nakoming van alle vervallen betalingstermijnen die [gedaagden] en [gedaagden] op basis van het toekenningbesluit moesten voldoen. Nu de rechtbank Gelderland zich niet over die grondslag heeft uitgelaten, kan de kantonrechter dat alsnog doen, aldus de gemeente.
8.
De gemeente miskent hiermee dat niet zozeer de grondslag van de vordering maar de mogelijke uitkomst van de zaak in dit verband bepalend is. De gemeente vraagt de kantonrechter immers te oordelen dat [gedaagden] en [gedaagden] het onder de VSK-lening uitstaande bedrag moeten terugbetalen. Dit mogelijke oordeel verdraagt zich niet met het oordeel van de rechtbank Gelderland dat in de rechtsbetrekking tussen [gedaagden] en [gedaagden] en de gemeente in het kader van de VSK-lening een terugvorderingbesluit vereist is om het uitgeleende geld terug te kunnen krijgen. Dat de gemeente Barneveld het feitencomplex in deze procedure op een andere juridische grondslag ter discussie wil stellen dan zij bij de rechtbank Gelderland heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
9.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt de gemeente als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] en [gedaagden] tot op heden begroot op € 500 (2 x € 250).

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] en [gedaagden] tot op heden begroot op € 500 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw.
Aldus gewezen door mr. B.M. Visser, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter