Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
Looptijd en beëindiging Overeenkomst
Zorgplicht bank en cliënt
TTB(Afdeling Toezicht Trustkantoren en Betaalinstellingen, vzr.)
heeft in 2011 haar onderzoeken gericht op de trustkantoren die doelvennootschappen hebben met operationele activiteiten, zoals handels- of productieactiviteiten. In dit kader heeft TTB in totaal tien onderzoeken uitgevoerd bij trustkantoren met operationele doelvennootschappen. (…)
Trustkantoren moeten extra aandacht besteden aan het clientendossier van de consultancydoelvennootschappen.
ING Trust Clients heeft besloten haar strategie te wijzigen met betrekking tot de vraag met welke Trustkantoren zij verder wil gaan in de toekomst. Uitkomst van dit proces is onder meer dat wij de relatie met het trustkantoor La grey B.V. willen beëindigen. (…) Onder verwijzing naar dit artikel(artikel 6.3 Voorwaarden Zakelijke Rekening, vzr.)
zeggen wij de Overeenkomst Zakelijke rekening met u op per 21 juli 2013. Wij adviseren u om voor uw betalingen gebruik te maken van een rekeningnummer bij een andere bank. (…)”.
Door de toenemende compliance kosten en het interne ING Cost containment programma zijn wij genoodzaakt als bank onze Trust gerelateerde activiteiten in te perken. Als uitgangspunt hanteren wij dat een Trustkantoor en de onderliggende doelvennootschappen minimaal EUR 50.000 baten dienen te genereren.”
DNB start dit najaar een themaonderzoek naar de wijze waarop kleine trustkantoren de functiescheiding (tussen functies met een uitvoerend en controlerend karakter) hebben opgezet en hoe deze in de praktijk wordt toegepast. Het hebben van functiescheiding is een essentiele beheersmaatregel om integriteitsrisico’s binnen de trustdienstverlening het hoofd te bieden. Op grond van de Regeling Integere Bedrijfsvoering(R.I.B., vzr.)
is deze functiescheiding bovendien verplicht.”
4.De beoordeling
verplichtis om een rekening aan te houden bij een Nederlandse (systeem-)bank. Lagrey heeft echter (ondersteund door de onder 2.14 genoemde e-mails) wel voldoende aannemelijk gemaakt dat het beschikken over een relatie met een zodanige bank (althans een bank van vergelijkbaar ‘niveau’) voor haar bedrijfsvoering van essentieel belang is en dat bij gebreke daaraan het risico op verlies van klanten reëel is. Verder heeft Lagrey (met de berichten genoemd onder 2.12, 2.15 en 2.16) voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dit moment niet terecht kan bij de andere ‘grote’ Nederlandse banken. ING heeft weliswaar aangevoerd dat BNP Parisbas Nederland een gelijkwaardige bank is die voor Lagrey en haar klanten acceptabel zou kunnen zijn, maar deze optie is eerder niet ter sprake geweest of onderzocht en als zodanig thans onvoldoende concreet om daarvan in dit kort geding uit te gaan, zoals Lagrey terecht heeft betoogd.