Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 maart 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2013 met de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende exceptie van onbevoegdheid van [eiseres].
2.De feiten in conventie en reconventie
coatenvan deze geneesmiddelen resulteerde in een afvalstroom van suikerwater met sporen van MPA.
High Court of Dublin, Ierland. [gedaagde] claimde vergoeding van schade die zij stelde te hebben geleden als gevolg van van [eiseres] afkomstige resten MPA in door [gedaagde] als diervoeder verkochte molasse. Volgens [gedaagde] had dit geleid tot vruchtbaarheidsproblemen bij varkens en tot het slachten van 50.000 varkens over de gehele varkenssector bezien.
breach of duty of care.
barristerrespectievelijk
solicitorvan [eiseres], [naam 1] als
barristervan [gedaagde] en [naam 2] en [naam 3] beiden als
solicitorvan [gedaagde]. Tijdens de onderhandelingen hebben partijen niet over de bankgarantie en de tegenbankgarantie gesproken.
terms of settlement(hierna: de vaststellingsovereenkomst) van 20 oktober 2010. De vaststellingsovereenkomst (waarin [eiseres] met [eiseres] is aangeduid) bevat de volgende bepalingen, voor zover relevant:
Approval by the board of directors of [gedaagde] of the terms of this settlement; and
[eiseres] reaching a satisfactory agreement with [namen] in connection with this settlement agreement.
[gedaagde] shall request its lawyers to furnish to ABN AMRO BankNV notification to cause the expiry of Attachment Guarantee (…); and
[eiseres] shall request its lawyers to furnish to Fortis Bank (Nederland) BV notification to cause the expiry of Bank Guarantee (…);
Each of the lawyers will copy the other with the notifications referred to at paragraph 3.8 (a) end (b) above at the same time as sending the notifications to the said banks.
3.Het geschil
in conventie
primairnakoming van de bankgarantieovereenkomst aan haar vordering ten grondslag.
Subsidiairstelt [eiseres] dat sprake is van een onrechtmatige daad vanwege onrechtmatig beslag. Zij verwijt [gedaagde] in dit verband enerzijds dat het beslag ongegrond is, omdat de vordering van [gedaagde] niet in rechte is erkend. Anderzijds stelt [eiseres] dat het beslag vexatoir is omdat het lichtvaardig, voor een te hoog bedrag en op meer vermogensbestanddelen dan de vordering rechtvaardigde, is gelegd. Daarbij heeft [gedaagde] volgens [eiseres] misbruik van recht gemaakt door het beslag uitsluitend te leggen om druk uit te oefenen teneinde tot een schikking te komen. [eiseres] is onder deze druk bezweken, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij akkoord is gegaan met het vervangen van het beslag door de bankgarantie. De schade die [eiseres] stelt te hebben geleden bestaat uit de totale kosten van de bankgaranties van USD 3.218.440,69 of in ieder geval - voor zover het bedrag van de bankgaranties het schikkingsbedrag (van € 12.75 miljoen) oversteeg - USD 2.465.633,88.
primairaan dat daarover wilsovereenstemming tussen partijen bestond,
subsidiairdat zij erop mocht vertrouwen (in de zin van artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek (BW)) dat [eiseres] eveneens een volledige en finale kwijting wenste en
meer subsidiairdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] aanspraak op bedoelde kosten maakt.
- uitvoerbaar bij voorraad - [eiseres] in de kosten van de procedure inclusief de nakosten te veroordelen.
4.De beoordeling in conventie en reconventie
allegedclaim’: een beweerde vordering. Deze vordering wordt, gelet op de tekst, door [gedaagde] betwist. Ook artikel 4.6 van de bankgarantieovereenkomst houdt geen verplichting van [gedaagde] in om [eiseres] de bankgarantiekosten te vergoeden. In dat artikel is immers slechts bepaald dat [eiseres] ‘
reserves the right’- derhalve zich het recht voorbehoudt - om een vordering wegens (schadevergoeding en) de kosten van de bankgarantie in te dienen. Nu de bankgarantieovereenkomst ook overigens niet voorziet in de door [eiseres] gestelde betalingsverplichting van [gedaagde], kan de vordering tot nakoming niet slagen. [eiseres] heeft nog gesteld dat deze verplichting volgt uit het geheel van afspraken tussen partijen, waaronder het mechanisme van de verlaging van het bedrag van de (tegen)bankgarantie en het vrijwillig verstrekken van een tegenbankgarantie door [gedaagde], maar deze omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden, aangezien [gedaagde] betwist dat hieruit zou blijken dat zij de claim heeft erkend. Nu het blijkens de tekst van artikel 1.3 en artikel 4.6 van de bankgarantieovereenkomst om een betwiste vordering gaat, en overigens niet van een andere afspraak is gebleken, is tussen partijen niet overeengekomen dat [gedaagde] de bankgarantiekosten zou vergoeden, maar uitsluitend dat [eiseres] zich het recht voorbehield vergoeding van deze kosten van [gedaagde] te vorderen.
€ 12,75 miljoen aan [gedaagde]. Gelet hierop, kan de vordering niet als geheel ongegrond worden beschouwd. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt nog naar voren gebracht dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat zij geen aansprakelijkheid erkent, maar ook dit enkele feit leidt niet tot het oordeel dat de vordering geheel ongegrond was.
€ 135 miljoen) vele malen hoger liggen dan het door [eiseres] betaalde schikkingsbedrag van € 12,75 miljoen. Nu [gedaagde] echter onvoldoende weersproken heeft aangevoerd dat zich ten tijde van het leggen van het beslag diverse onzekere factoren voordeden (zoals de lastige vaststelling van de omvangrijke schade, onduidelijkheid over door derden ingediende en nog in te dienen claims, op dat moment niet te voorziene hulp van de overheid in de vorm van de zogeheten ‘opkoopregeling’ en vergoeding aan [gedaagde] van schade door haar verzekeraars), had [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank goede gronden om de schade op het moment van het leggen van het beslag hoger in te schatten. [eiseres] verwijt [gedaagde] tevens dat zij het beslag (de bankgarantie) voor een te hoog bedrag heeft gehandhaafd. De rechtbank overweegt dat het bedrag waarvoor de bankgarantie is gesteld tweemaal op initiatief van [gedaagde] naar beneden is bijgesteld nadat zij meer duidelijkheid had gekregen over de hoogte van de vordering. Op 14 september 2004 is het bedrag - in overleg met [eiseres] - verlaagd van € 135 miljoen naar € 65 miljoen en op 21 december 2006 van € 65 miljoen naar € 28,6 miljoen. Ook al is dit laatste bedrag nog steeds aanzienlijk hoger dan de € 12,75 miljoen waarvoor partijen de zaak (bijna vier jaar na de laatste bijstelling van de bankgarantie) hebben geschikt, met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat dit nog altijd een zodanig substantieel deel van haar (gepretendeerde) vordering is, dat van misbruik van bevoegdheid geen sprake was. Daarbij weegt de rechtbank mee, zoals door [gedaagde] naar voren gebracht, dat in het kader van een schikking zelden de hele vordering betaald wordt.
6.422,00(2,0 punt × tarief € 3.211,00)
3.211,00(2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 3.211,00)