ECLI:NL:RBAMS:2013:7058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
HA ZA 12-703
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding samenwerkingsovereenkomst en terugbetaling investering in vastgoedproject Istanbul

In deze zaak vorderde eiseres de ontbinding van een samenwerkingsovereenkomst die zij had gesloten met gedaagde voor de ontwikkeling van zes appartementen in Istanbul. Eiseres had in totaal € 525.000 geïnvesteerd, maar ontdekte dat gedaagde niet voldeed aan haar verplichtingen, waaronder het bijhouden van een kasboek. Gedaagde had een aanzienlijk bedrag van € 250.000 aan een aannemer betaald zonder deugdelijke administratie, en de appartementen stonden op naam van een derde partij, wat in strijd was met de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen, waardoor eiseres gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank verklaarde de overeenkomst ontbonden en veroordeelde gedaagde tot terugbetaling van het geïnvesteerde bedrag van € 525.000, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. De rechtbank wees ook de vorderingen van gedaagde in reconventie af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie en correcte administratie in samenwerkingsovereenkomsten, vooral in risicovolle vastgoedprojecten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/519307 / HA ZA 12-703
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. B.S. Friedberg te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 mei 2012 met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende vordering in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 29 augustus 2012 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2012 met de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 20 maart 2013 met de daarin genoemde stukken;
  • de nadere conclusie, tevens zijnde akte wijziging eis in reconventie, van [gedaagde] met producties;
  • de antwoordakte, tevens houdende verweer akte wijziging eis in reconventie, van [eiseres], met één productie;
  • de antwoordakte ter zake uitlating producties van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In november 2007 heeft [gedaagde] twee aanpalende panden gekocht in de wijk [wijknaam] in Istanbul, Turkije, op het adres [naam adres]. [gedaagde] heeft voor deze panden een koopprijs van € 525.000 betaald. [gedaagde] had het voornemen in de panden zes appartementen te realiseren en deze (met winst) te verkopen.
2.2.
[gedaagde] was op dat moment al een aantal jaren actief in de aan- en verkoop en renovatie van woningen in Turkije. Zakenpartner van [gedaagde] in Turkije is [zakenpartner] (hierna: [zakenpartner]).
2.3.
Op enig moment kwam [eiseres] met [gedaagde] in contact (in de vitaminewinkel van [gedaagde] in [woonplaats 1]) en toen [gedaagde] vertelde over haar plannen met de panden in Istanbul, heeft [eiseres] hiervoor belangstelling getoond en zich bereid verklaard in de ontwikkeling van de appartementen in de panden (hierna ook: het project) te investeren.
2.4.
Begin 2008 is de echtgenoot van [eiseres] naar Istanbul gereisd om de door [gedaagde] gekochte panden te bekijken. Tijdens dat bezoek heeft hij ook [zakenpartner] bezocht. In een e-mail van 5 februari 2008 heeft de echtgenoot van [eiseres] [zakenpartner] bedankt voor zijn gastvrijheid en hem laten weten dat hij een “clear view” had van het project.
2.5.
Op 10 maart 2008 hebben [eiseres] en [gedaagde] een samenwerkings-overeenkomst ondertekend waarin is vastgelegd dat zij samen zullen investeren in de ontwikkeling en bouw van zes appartementen in de hiervoor onder 2.1 genoemde panden in Istanbul (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). In de samenwerkingsovereenkomst is ook vastgelegd dat ieder van hen een bedrag van € 525.000 in dit project investeert. Zoals hiervoor weergegeven, had [gedaagde] op het moment van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst de panden in Istanbul al gekocht voor een bedrag van € 525.000. [eiseres] heeft haar inbreng ten bedrage van € 525.000, naar de rechtbank begrijpt, op 21 januari (€ 25.000) en 17 maart 2008 (de resterende € 500.000) overgemaakt naar een bankrekening in Turkije op naam van [gedaagde], zoals bepaald in artikel 3.4 van de samenwerkingsovereenkomst. In de samenwerkingsovereenkomst is verder, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 4. Het vermogen van de samenwerking; Aansprakelijkheid voor schulden.
4.1
Zodra het resterende bedrag van 500.000 euro door [eiseres] [= [eiseres], rb] is overgemaakt en door [gedaagde] [[gedaagde], rb] is ontvangen op haar rekening in Turkije is [eiseres] voor de helft eigenaar van het aangekochte onroerende goederen (…).
4.2
De tot het vermogen van de samenwerking behorende schulden komen voor rekening en risico van [gedaagde] en [eiseres] ieder voor gelijke delen.
Artikel 5. bestuur en bevoegdheden.
5.1
Het samenwerkingsverband wordt bestuurd door [gedaagde] en [eiseres] gezamenlijk.
5.2
Alle besluiten omtrent investeringen en financieringen zullen slechts worden genomen wanneer zowel [gedaagde] als [eiseres] daarmee instemmen.
5.3
Naar buiten toe zal [gedaagde] optreden, op eigen naam doch economisch voor rekening en risico van het samenwerkingsverband.
Atikel 6. Verslaggeving, Winst en uitkeringen.
6.1
[gedaagde] zal gedurende het samenwerkingsverband een kasboek bijhouden waarbij alle inkomsten en uitgaven zullen worden verantwoord door middel van een nota of kwitantie.
6.2
Winst komt toe aan [gedaagde] en [eiseres] voor gelijke delen.
6.3
Na verkoop van het nog te bouwen onroerend goed (…) zal na ontvangst van de koopsom en na aftrek van de kosten en belasting overgegaan worden tot uitbetaling van de winst.
Artikel 7. Kosten behorende tot de samenwerkingsovereenkomst
Tot de kosten van de samenwerkingsovereenkomst worden gerekend alle zakelijke kosten die ten behoeve van de samenwerking zijn gemaakt. Dit met uitzondering van:
  • auto of andere vervoerskosten, behalve een nader overeen te komen km vergoeding voor zakelijk gereden kilometers;
  • vliegkosten tenzij met toestemming van [gedaagde] en [eiseres];
  • telefoon aan huis
  • alle persoonlijke kosten gemaakt door [gedaagde] en [eiseres]
  • (…)”
2.6.
[gedaagde] had het voortouw in de samenwerking. Zij had de contacten met [zakenpartner] en was op regelmatige basis in Istanbul aanwezig.
2.7.
De panden in Istanbul waarin de appartementen zouden worden gebouwd, stonden van aanvang af op naam van [zakenpartner]. Drie van de zes appartementen staan (in ieder geval, naar de rechtbank begrijpt, sinds eind 2011) op naam van een aannemer in Turkije.
2.8.
Over de gang van zaken in Turkije heeft [gedaagde] tijdens de comparitie op 18 december 2012 de volgende verklaring afgelegd:
“(…) [zakenpartner] heeft een bedrag van € 250.000 betaald aan een aannemer om materialen te kopen. Die aannemer is er met dat bedrag vandoor gegaan. Een tweede aannemer heeft de appartementen gebouwd. In ruil daarvoor heeft hij drie van de appartementen gekregen. Dat is gebruikelijk in Turkije. Van de resterende € 275.000 is een deel betaald voor vergunningen en dergelijke. In Turkije worden veel bedragen onder de tafel betaald. Het door ons als productie 5 overgelegde overzicht is een overzicht van de mutaties van een bankrekening die op naam van mij en [zakenpartner] staat. Alle opnames van die rekening via de ATM of in contanten zijn gedaan door [zakenpartner]. Ik heb van hem geen kwitanties gekregen. Ik vertrouwde erop dat het goed was en dat hij het geld gebruikte om de appartementen te bouwen, want als ik bij de appartementen kwam kijken dan zag ik dat daar gebouwd werd. Ik had ook geen reden om daaraan te twijfelen. In totaal is er wel een bedrag van € 500.000 naar [zakenpartner] gegaan. Ik heb nog steeds contact met [zakenpartner]. Hij heeft toegegeven dat hij het geld heeft verduisterd. Ik ben gewoon bedonderd. (…)”
2.9.
Bij brief van 26 april 2012 heeft (de advocaat van) [eiseres], voor zover van belang, [gedaagde] gesommeerd het door [eiseres] geïnvesteerde bedrag van € 525.000 aan haar terug te betalen. Daarnaast wordt in deze brief inzage in de financiële administratie verzocht.
2.10.
In april 2013 heeft [gedaagde] [eiseres] in kort geding gedagvaard. In dit kort geding vorderde [gedaagde] – kort gezegd – medewerking van [eiseres] aan de verkoop van de drie appartementen op naam van [zakenpartner]. Tijdens de zitting op 18 april 2013 zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] toestemming geeft voor de verkoop als bedoeld in artikel 5.2 van de samenwerkingsovereenkomst tegen een bepaalde (overeengekomen of minimum) prijs, zonder afstand van recht te doen met betrekking tot de door haar in de onderhavige bodemprocedure ingenomen procespositie en zonder dat haar rechtsverwerking kan worden tegengeworpen. Op het moment dat de zitting in het kort geding plaatsvond, was een van de appartementen al verkocht; twee andere moesten op dat moment nog worden verkocht. Een tweede appartement is na de zitting verkocht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging eis – (kort weergegeven) dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht verklaart dat de samenwerkingsovereenkomst is ontbonden op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW),
II. [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen een bedrag van € 525.000,
primair
te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 25.000 vanaf 21 januari 2008 en over een bedrag van € 500.000 vanaf 14 maart 2008,
subsidiair
te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 525.000 vanaf 5 mei 2012,
III. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten, steeds te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst:
(i) De appartementen in Istanbul zijn in strijd met het bepaalde in artikel 4.1 van de samenwerkingsovereenkomst niet op naam van [gedaagde] en [eiseres] komen te staan. De zes appartementen zijn op naam gezet van [zakenpartner]. Uiteindelijk zijn drie appartementen op naam van een aannemer gezet, dit alles buiten weten en zonder toestemming van [eiseres].
(ii) [gedaagde] heeft niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1 van de samenwerkingsovereenkomst een kasboek bijgehouden waarin alle inkomsten en uitgaven worden verantwoord door middel van een nota of kwitantie; zij heeft daarentegen [zakenpartner] – zoals haar advocaat ter comparitie heeft verklaard – “carte blanche” gegeven en er is (volgens de verklaring van [gedaagde]) een bedrag van € 250.000 aan een aannemer betaald die er met het geld vandoor is gegaan. [gedaagde] heeft nimmer een opdrachtbevestiging aan een aannemer overgelegd en er zijn ook geen facturen die verband houden met een bouwproject. Wat er aan administratie is overgelegd, klopt niet. Kwitanties en bankafschriften sluiten niet op elkaar aan.
Het geleden verlies op dit project is niet veroorzaakt door gebruikelijke voorzienbare risico’s, maar doordat [gedaagde] [zakenpartner] beschikking heeft gegeven over de bankrekening waar de inbreng van [eiseres] op stond en [gedaagde] in strijd met artikel 6.1 van de samenwerkingsovereenkomst niet erop heeft toegezien dat dit geld werd gebruikt voor het project en tot januari 2012 niet heeft gevraagd naar facturen, kwitanties etc.
Gevolg van de niet-nakoming van de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst door [gedaagde] is dat het geld dat [eiseres] aan [gedaagde] heeft betaald, niet is aangewend voor de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst. [eiseres] vordert ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst en ongedaanmaking van de door haar verrichte prestaties, dus terugbetaling van het door haar geïnvesteerde bedrag van € 525.000, te vermeerderen met rente.
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. Totdat de huidige advocaat van [eiseres] op het toneel verscheen, wist [eiseres] veel beter wat er gaande was in Turkije. Partijen hebben in onderling overleg besloten om hun belangen in Turkije door [zakenpartner] te laten behartigen. De echtgenoot van [eiseres] is begin 2008 (nog voor ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst) naar Istanbul gereisd om [zakenpartner] te ontmoeten. [gedaagde] is gedurende het project met enige regelmaat naar Turkije gereisd om de voortgang van het project in de gaten te houden. In 2010 en 2011 kreeg [gedaagde] problemen op het persoonlijke vlak, waarvan [eiseres] op de hoogte was, en moesten zij sterker leunen op [zakenpartner] bij de uitvoering van het project. [eiseres] is nooit naar Istanbul gereisd om de voortgang van het project te bekijken. [gedaagde] hield [eiseres] (mondeling) op de hoogte en er waren geen problemen totdat [zakenpartner] in december 2011 aan hen vertelde dat hij drie appartementen had overgeschreven op naam van de aannemer. [zakenpartner] had tot dan toe voor [gedaagde] verzwegen dat hij was bedrogen door de eerste aannemer.
Het begrip “voor de helft eigenaar van de aangekochte onroerende goederen” in artikel 4.1 van de samenwerkingsovereenkomst moet worden uitgelegd als “economisch/financieel eigendom”, waarbij de juridische eigendom in handen is van [zakenpartner]. [eiseres] wist dat [zakenpartner] eigenaar was van de appartementen en heeft zich hier vóór januari 2012 nooit om bekommerd. Zij kan thans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep meer doen op deze bepaling in de samenwerkingsovereenkomst.
Voor het eerst in de brief van 26 april 2012 heeft [eiseres] schriftelijk inzage in het kasboek verzocht. [gedaagde] had al eerder delen van het kasboek ter inzage aan [eiseres] verstrekt en heeft in deze procedure ook verder nog inzage verstrekt zodat zij aan haar contractuele verplichtingen op dit punt heeft voldaan. De verplichting in artikel 6.1 van de samenwerkingsovereenkomst impliceert niet automatisch dat [gedaagde] daarmee verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitgaven door [zakenpartner] in verband met het project; partijen hadden – zoals vastgelegd in artikel 5.1 van de samenwerkings-overeenkomst – immers samen de leiding over het project. [gedaagde] ontdekte pas dat [zakenpartner] een deel van de betalingen zwart verrichtte en daarvan dus geen kwitanties had, toen zij na januari 2012 kwitanties vroeg van [zakenpartner] en [zakenpartner] moest bekennen dat die niet door hem konden worden overgelegd. Hoewel [zakenpartner] kennelijk € 250.000 aan een aannemer heeft betaald en wegens het tekort aan liquide middelen de tweede aannemer in natura heeft betaald (door overdracht van de drie appartementen), blijft overeind dat het restant van de geïnvesteerde bedragen is geïnvesteerd in het project. Bovendien wisten [gedaagde] en [eiseres] beiden heel goed hoe risicovol een dergelijk vastgoedproject in Turkije kon zijn, hetgeen eigenlijk wel algemeen bekend kan worden verondersteld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – na wijziging eis – (kort weergegeven) dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. verklaart voor recht dat de opbrengst van de drie appartementen na verkoop gelijkelijk wordt verdeeld onder [eiseres] en [gedaagde],
II. [eiseres] veroordeelt tot vergoeding van de schade die [gedaagde] lijdt als gevolg van het niet-nakomen door [eiseres] van de samenwerkingsovereenkomst (of het onrechtmatig handelen van [eiseres]), welke schade wordt begroot op € 42.753,95, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten,
III. [eiseres] veroordeelt in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan deze vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag. [eiseres] komt tekort in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst (artikel 5.2) door op onredelijke gronden niet mee te werken aan de verkoop van de appartementen. [eiseres] stelde steeds aanvullende voorwaarden voordat zij haar toestemming voor de verkoop wilde geven. Dat de appartementen op naam van [zakenpartner] staan, doet niet af aan de verplichtingen van [eiseres] op grond van artikel 5.2 van de samenwerkings-overeenkomst, nu de verkoopopbrengst van de appartementen het rendement (of verlies) op de investering van partijen betreft. Door de weigerachtige houding van [eiseres] is [gedaagde] nodeloos op kosten gejaagd. De schade die [gedaagde] heeft geleden bestaat uit: stijging van de kosten (belastingen, kosten van de appartementen en mogelijk koersverlies Turkse lira-euro), kosten juridische bijstand, kosten van Mooring Fiscale & Administratieve Dienstverlening B.V. (hierna: Mooring), taxiritten ten bedrage van € 2.029,90 en overnachtingen in Turkije ten bedrage van € 2.590. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [gedaagde] declaraties van haar advocaat, een declaratie van Mooring, bonnen van taxiritten in Turkije en (kennelijk) rekeningen van hotel [naam hotel] in Istanbul overgelegd.
3.7.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] maakt allereerst bezwaar tegen de eiswijziging omdat deze te laat is gedaan. Verder stelt [eiseres] dat zij van het begin af aan bereid was medewerking te verlenen aan de verkoop van de appartementen (voor zover die al vereist was), maar dat zij duidelijkheid wilde omtrent het verkoopproces en de financiële afwikkeling na verkoop van de appartementen (deze stonden immers op naam van [zakenpartner]). Dat waren geen onredelijke wensen. Bovendien was volgens de advocaat van [gedaagde] (voor het kort geding) al één appartement buiten medeweten en zonder toestemming van [eiseres] verkocht, dus kennelijk had [gedaagde] haar toestemming helemaal niet nodig. Ten slotte betwist zij de schade. [gedaagde] vordert kosten die op grond van artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst voor haar rekening komen en kosten van juridische bijstand die niet voor vergoeding in aanmerking komen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

Ontbinding
4.1.
[eiseres] vordert algehele ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verplichtingen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Niet noodzakelijk is dat de tekortkoming wanprestatie oplevert; ook bij niet-toerekenbare tekortkomingen (overmacht) is ontbinding mogelijk.
4.2.
Partijen zijn – zoals [gedaagde] terecht stelt – op basis van (financiële) gelijkwaardigheid de samenwerkingsovereenkomst aangegaan; ieder van hen heeft eenzelfde risico genomen met de investering in het project in Turkije en ieder van hen moet het verlies op het project in beginsel voor gelijke delen dragen. Dit neemt echter niet weg dat [gedaagde] in de samenwerkingsovereenkomst de (extra) verplichting op zich heeft genomen de financiële administratie van het project bij te houden. In artikel 6.1 van de overeenkomst is overeengekomen dat zij een kasboek zou bijhouden waarin alle inkomsten en uitgaven worden verantwoord door middel van een kwitantie. Vaststaat ook dat [gedaagde] geen toereikende financiële administratie heeft bijgehouden:
  • zij heeft (zo heeft zij verklaard) een bedrag van € 250.000 via [zakenpartner] aan een aannemer betaald zonder dat daar een (aannemings)overeenkomst (of schriftelijke opdracht) tegenover stond;
  • zij heeft het door [eiseres] in het project geïnvesteerde bedrag overgemaakt (althans laten overmaken) op een bankrekening die niet alleen op haar naam, maar ook op die van [zakenpartner] stond, en heeft er niet op toegezien waar [zakenpartner] het geld van de rekening voor gebruikte (zij heeft aan [zakenpartner] tot januari 2012, bijna vier jaar na aanvang van het project, geen kwitanties gevraagd voor de door hem gedane betalingen/opnames van de rekening);
  • een aantal uitgaven zijn volgens [gedaagde] zwart gedaan zodat daarvan geen kwitanties zijn;
  • het overzicht van (het verloop van) de gezamenlijke bankrekening op naam van [gedaagde] en [zakenpartner] en de enkele kwitanties (die zij kennelijk in de loop van 2012 nog van [zakenpartner] heeft gekregen) en de samenstellingsverklaring van Mooring die [gedaagde] in deze procedure heeft overgelegd, kunnen niet worden aangemerkt als een afdoende financiële administratie (kasboek met kwitanties) voor een project als het onderhavige, zoals overeengekomen in de samenstellingsovereenkomst;
  • ten slotte is volstrekt onduidelijk gebleven wat er met de overige € 275.000 van het door [eiseres] geïnvesteerde bedrag is gedaan. De tweede aannemer heeft zich laten betalen met drie appartementen, dus aan bouwkosten kan het niet (althans zeker niet volledig) zijn besteed. Dat een bedrag van € 275.000 is aangewend voor het verkrijgen van vergunningen, is weinig aannemelijk en ook niet aangetoond.
4.3.
Dat [gedaagde] geen volledig kasboek (met onderliggende kwitanties) heeft bijgehouden, volgt ook uit haar eigen stellingen: [gedaagde] heeft verklaard dat zij van [zakenpartner] geen kwitanties heeft gekregen en dat zij erop vertrouwde dat het goed was en dat hij het geld gebruikte om de appartementen te bouwen. [gedaagde] heeft voorts gesteld dat [zakenpartner], toen zij hem na januari 2012 alsnog om kasbonnen/kwitanties vroeg, moest bekennen dat hij die niet kon overleggen. Het ontgaat de rechtbank hoe [gedaagde] in het licht van deze stellingen het standpunt kan innemen dat zij aan haar verplichtingen op grond van artikel 6.1 van de samenwerkingsovereenkomst heeft voldaan.
4.4.
Dat, zoals [gedaagde] stelt en zoals ook uit de stukken blijkt, [eiseres] wist dat [zakenpartner] haar zakenpartner was in Turkije, ook zelf contact met hem heeft gehad en ermee zou hebben ingestemd dat hij het geïnvesteerde geld mede zou beheren, maakt dit alles niet anders. Zelfs indien dit juist is, brengt dit immers niet met zich dat [gedaagde] is ontslagen van haar verplichting de uitgaven te administreren. [gedaagde] heeft ook niet gesteld dat partijen dit (impliciet) zijn overeengekomen.
4.5.
Dat [eiseres] nooit naar Istanbul is gereisd om het project te bekijken, doet aan dit alles ook niet af. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst was zij hiertoe niet gehouden en het doet niet af aan de verplichting voor [gedaagde] om de uitgaven in Turkije ten behoeve van het project bij te houden.
4.6.
Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde] is tekortgekomen in haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst en dat [eiseres] derhalve bevoegd is de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden. Nu niet (gemotiveerd) is gesteld dat de tekortkoming van [gedaagde] te gering is om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen, zal de rechtbank de samenwerkingsovereenkomst, zoals gevorderd, ontbinden. De vraag of [gedaagde] ook heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 4.1 van de samenwerkingsovereenkomst (hetgeen [eiseres] stelt, maar [gedaagde] gemotiveerd betwist) behoeft in het licht van het voorgaande geen nadere bespreking.
Ongedaanmaking
4.7.
Op grond van artikel 6:271 BW heeft ontbinding geen terugwerkende kracht, maar moeten de prestaties die ter uitvoering van de ontbonden overeenkomst reeds zijn verricht, ongedaan worden gemaakt. Dit betekent dat [gedaagde] het door [eiseres] aan haar op grond van de samenwerkingsovereenkomst betaalde bedrag van € 525.000 moet terugbetalen.
4.8.
Omdat de ontbinding geen terugwerkende kracht heeft, is [gedaagde] over dit bedrag eerst (wettelijke) rente verschuldigd indien en voor zover zij niet aan dit vonnis voldoet. Voor het overige zullen de vorderingen van [eiseres] tot vergoeding van wettelijke rente dan ook worden afgewezen.
Beslagkosten
4.9.
[eiseres] heeft op grond van artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) recht op vergoeding van de beslagkosten, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Hiervan is geen sprake. De kosten van de gelegde beslagen worden op grond van de door [eiseres] in het geding gebrachte (beslag)stukken als volgt begroot:
- explootkosten €  508,86 (€ 90,21 + € 188,65 + € 230,00)
- salaris advocaat
452,00(1 rekest × tarief € 452,00)
Totaal €  960,86
Proceskosten
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
- dagvaarding €  97,64
- vast recht 1.474,00 (inclusief beslag)
- salaris advocaat
9.030,00(3,5 punten × tarief € 2.580)
Totaal €  10.601,64
Nakosten
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Wettelijke rente
4.12.
De vordering strekkende tot betaling van wettelijke rente over de beslag-, proces- en nakosten vanaf de datum van dit vonnis, is niet betwist en derhalve toewijsbaar.
in reconventie
Eiswijziging
4.13.
Het bezwaar van [eiseres] tegen de eiswijziging wordt afgewezen. Een partij kan zijn eis wijzigen totdat de zaak voor vonnis staat, tenzij dit in strijd is met de goede procesorde. Daarvan is hier geen sprake. [eiseres] heeft bovendien ruimschoots gelegenheid gehad op de gewijzigde eis te reageren.
Vordering onder I
4.14.
Hoewel [gedaagde] haar vordering onder I niet voorwaardelijk heeft ingesteld, moet er vanuit worden gegaan dat [gedaagde] deze vordering heeft ingesteld in de veronderstelling dat de samenwerkingsovereenkomst zou blijven voortbestaan en dat tussen partijen zou moeten worden afgerekend op grond van het in die overeenkomst bepaalde. Uit de beslissing in conventie volgt dat deze vordering niet toewijsbaar is.
Vordering onder II (schadevergoeding)
4.15.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding geldt het volgende. Op het moment dat de kwestie rond de verkoop van de drie appartementen speelde, was de samenwerkingsovereenkomst nog van kracht. Echter, in het midden kan blijven of [eiseres] ten onrechte haar medewerking aan de verkoop heeft geweigerd en daarmee is tekortgekomen in haar verplichtingen op grond van de samenwerkingsovereenkomst, omdat [gedaagde] niet, althans onvoldoende, heeft gemotiveerd dat zij de kosten die zij in de vorm van schadevergoeding bij [eiseres] in rekening wenst te brengen niet ook had moeten maken om de verkoop van de appartementen te kunnen bewerkstelligen als [eiseres] wel (eerder dan tijdens de zitting in in kort geding) haar toestemming had gegeven aan de verkoop. Zij heeft, anders gezegd, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten die zij stelt in verband met de (voorbereidingen op de) verkoop van de appartementen te hebben gemaakt (taxikosten en hotelovernachtingen), in redelijkheid zijn toe te rekenen aan het handelen van [eiseres] (in de zin van artikel 6:98 BW). Deze kosten komen op grond van artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst dan ook gewoon voor rekening van [gedaagde].
4.16.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van juridische bijstand geldt dat [gedaagde] weliswaar stelt dat de declaraties van haar advocaat zien op kosten die zijn aan te merken als buitengerechtelijke kosten, maar dat zij verder niet heeft gemotiveerd waarom deze kosten moeten worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling niet wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.17.
Dit alles betekent dat de vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.564,50 (3,5 x 0,5 x € 894,00).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de samenwerkingsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] van 10 maart 2008,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 525.000,00 (vijfhonderdvijfentwintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf heden tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten (waaronder begrepen de beslagkosten), aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 11.562,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf heden tot aan de dag van algehele voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.564,50,
5.9.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.