ECLI:NL:RBAMS:2013:6964

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
HA EXPL 12-1538
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid belastingadviseur voor niet-aftrekbare rente en klachtplicht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de aansprakelijkheid van BZ&S Accountants en adviseurs B.V. centraal. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. N.J.F. Snoek, vorderden schadevergoeding van BZ&S omdat zij meenden dat de belastingadviseur hen niet correct had geadviseerd over de aftrekbaarheid van rente op een banklening en een lening van een vennootschap. De zaak betreft belastingaangiften over de jaren 2001 en 2002, waarin eisers stelden dat de rente op deze leningen ten onrechte niet als aftrekpost was opgevoerd. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat er sprake was van een rentedragende schuld in de betreffende jaren. De rechtbank wees erop dat de renteaftrek alleen mogelijk is als er een causaal verband bestaat tussen de lening en de eigen woning, wat in dit geval niet was aangetoond. Bovendien werd het verweer van BZ&S dat de vordering was verjaard, niet weerlegd door eisers. De rechtbank concludeerde dat BZ&S niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de vorderingen van eisers daarom werden afgewezen. Tevens werden eisers veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juli 2013 door kantonrechter K.M. van Hassel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1396099 \ HA EXPL 12-1538
Uitspraak: 24 juli 2013

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
1.
[eiser 1],
wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
nader te noemen [eisers].,
gemachtigde mr. N.J.F. Snoek, kantoorhoudende te Amstelveen,
eisers,
t e g e n
BZ&S Accountants en adviseurs B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
nader te noemen BZ&S,
gemachtigde: C.A. Hoogduin RA, verbonden aan BZ&S,
gedaagde,

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 15 november 2012 inhoudende de vordering van [eisers], met producties,
  • de conclusie van antwoord van 7 januari 2013, met producties.
Ingevolge tussenvonnis van 23 januari 2013 heeft, op 4 maart 2013, een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
BZ&S heeft gedurende verschillende jaren de boekhouding en belastingaangifte van [eisers]. verzorgd, waaronder de belastingaangiften over de jaren 2001 en 2002.
1.2
Op 25 oktober 1996 hebben eiser sub 1. (hierna: [eiser 1]) en de vennootschap [vennootschap 1] een overeenkomst gesloten betreffende de verkoop van een perceel grond aan [eiser 1]. In de overeenkomst is bepaald:
“als koopsom is overeengekomen een bedrag van f 65.000 (zegge vijfenzestigduizend gulden) welke koopsom per heden is voldaan middels verrekening in de tussen koper en verkoper bestaande rekeningcourant verhouding.”
1.3
ABN AMRO heeft op 1 mei 2001 aan [eisers]. een hypothecaire geldlening verstrekt ten bedrage van € 97.562,75 tegen een rente van 6,85% (hierna: de banklening).
1.4
Bij brief van 15 juli 2011 heeft [eisers]. bij de Belastingdienst bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde belastingaanslagen over de periode vanaf 1996. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zijn boekhouder in de betrokken aangiften steeds ten onrechte had verzuimd de rente in verband met de verstrekte lening “van f 65.000 tegen rente van 5 ½ % vast” als aftrekpost op te voeren.
1.5
Bij e-mail van 14 december 2011 heeft [eisers]. van zijn (opvolgend) boekhouder te horen gekregen dat zijn bezwaar van 15 juli 2011 was gehonoreerd over de periode vanaf 2006. De boekhouder heeft hem in dat verband gemeld:
“Conclusie is dat de belastingdienst een extra woningschuld van € 65.000 à 5,5% heeft toegevoegd.(…) Di[t] is dus conform jouw bezwaar d.d. 15-07-2011 (bijlage). Hieruit concludeer ik ook dat jij al bezwaar hebt gemaakt tegen de aanslagen vanaf 1996 en dat de belastingdienst niet verder teruggegaan is dan tot 2006.”
1.6
Bij brief van 24 januari 2012 heeft de (opvolgend) boekhouder van [eisers]. de Belastingdienst verzocht de banklening aan te merken als “eigenwoningschuld” en de daarover betaalde rente over de periode 2001 tot en met 2005 alsnog in mindering te brengen op het belastbaar inkomen van [eisers].

Vordering en verweer

2.
[eisers]. vordert dat BZ&S bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
a. € 5.818,01 voor geleden belastingnadeel;
b. € 3.290,00 aan wettelijke rente consumententransacties tot aan de dagvaarding,
c. € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. wettelijke rente over het onder a. en b. gevorderde vanaf de dagvaarding; en
e. kosten, nakosten daaronder begrepen.
3.
[eisers]. legt daaraan, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag. BZ&S heeft in het kader van de uitvoering van opdracht niet de zorg betracht die van een redelijk handelend en redelijk beroepsbeoefenaar mocht worden verwacht. Zodoende is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eisers]. althans heeft zij onrechtmatig gehandeld. Ten onrechte heeft BZ&S de rente die [eisers]. over een tweetal leningen heeft betaald, in de belastingaangiften over 2001 en 2002 niet als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning opgevoerd. Het belastingnadeel dat [eisers]. hierdoor heeft geleden, moet worden vergoed. Voorts heeft [eisers]. kosten moeten maken om voldoening buiten rechte te verkrijgen.
4.
BZ&S bestrijdt de vordering. Zij voert, samengevat, het volgende aan. [eisers]. heeft niet tijdig geklaagd. De vorderingen hebben betrekking op werkzaamheden die al in 2001 en 2002 zijn verricht en zijn nu verjaard. Betwist wordt dat sprake is van aftrekposten in verband met de gestelde schulden; de schuld uit 1996 betreffende de aankoop van een perceel grond is al in oktober 1996 door verrekening voldaan en daardoor tenietgegaan, en de banklening is niet gebruikt ter verwerving en/of verbetering van de woning, zoals voor aftrek van de betrokken rente is vereist, maar om een rekening-courantschuld af te lossen. In elk geval heeft [eisers]. zijn stellingen dat sprake is van aftrekbare renteposten aan de hand van de door hem overgelegde bescheiden onvoldoende onderbouwd. De gevorderde bedragen worden bovendien - ook rekenkundig - betwist.

Beoordeling

5.
[eisers]. verwijt BZ&S dat zij heeft verzuimd om in de aangiften over 2001 en 2002 de rente over een tweetal leningen als aftrekpost op te voeren. Dit betreft enerzijds de rente over de banklening en anderzijds die over een lening ten bedrage van NLG 65.000,- (oftewel € 29.495,71) verstrekt door [vennootschap 1] aan [eisers]. in verband met de aankoop in 1996 door [eisers]. van een perceel (hierna: de BV-lening). Dit verzuim maakt dat BZ&S niet de zorg betracht die van haar mocht worden verwacht en dat zij tegenover [eisers]. schadeplichtig is, aldus [eisers].
6.
BZ&S voert hiertegenover in de eerste plaats aan dat de vordering is verjaard.
7.
De verjaringstermijn waarop BZ&S zich beroept, vangt aan nadat de benadeelde bekend werd met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Wanneer die bekendheid ontstond, heeft BZ&S niet gesteld. Dit verweer faalt reeds daarom.
8.
Voorts voert BZ&S aan dat [eisers]. te laat - namelijk pas bij brief van 28 november 2011 - heeft geprotesteerd over de door BZ&S verrichte diensten en werkzaamheden.
9.
[eisers]. heeft in dit verband ter comparitie verklaard dat hij in mei 2011 ermee bekend werd dat de bedoelde rente mogelijk als aftrekpost konden worden opgevoegd. Omdat BZ&S geen concrete feiten en omstandigheden opwerpt waaruit moet worden afgeleid dat die verklaring niet juist zou zijn, gaat de kantonrechter van die verklaring van [eisers]. uit. Evenmin licht BZ&S toe waarom [eisers]. al eerder had moeten ontdekken dat de door BZ&S geleverde diensten gebrekkig waren, zodat de kantonrechter aan die stelling voorbij gaat. De kantonrechter acht de periode gelegen tussen mei 2011 - het moment waarop [eisers]. met de gestelde gebreken in de diensten bekend raakte - en 28 november 2011, ook gezien de aard van het gestelde verzuim en de omstandigheid dat [eisers]. in diezelfde periode in afwachting was van de beslissing van de Belastingdienst op het door hem ingediende bezwaar tegen - ook - de aanslagen betreffende 2001 en 2002, niet dusdanig lang dat moet worden geoordeeld dat hij niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd. Van schending van de klachtplicht door [eisers]. is geen sprake.
10.
Ten derde bestrijdt BZ&S dat zij, in het kader de belastingaangiften van [eisers]. over 2001 en 2002, een tweetal aftrekposten over het hoofd heeft gezien. Evenmin valt, aldus BZ&S, daarom in te zien dat zij haar zorgplicht heeft verzaakt.
11.
Vooropgesteld wordt dat - krachtens de over 2001 en 2002 geldende regelgeving, in het bijzonder artikel 3.110 en 3.120 Wet op de inkomstenbelasting 2001 - tot de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning behoren: de rente van schulden die zijn aangegaan ter verwerving of verbetering van de eigen woning. Om de rente aftrekbaar te laten zijn, moet wel degelijk sprake zijn van een causaal verband tussen de betrokken schuld en de eigen woning (tenzij die schuld al vóór 31 december 1995 bestond, welk geval hier niet aan de orde is). Wil sprake zijn van een aftrekpost dan is dus, anders dan [eisers]. ter comparitie heeft betoogd, de enkele constatering dat sprake is van een schuld en van een eigen woning daartoe niet voldoende.
12.
Gesteld noch gebleken is dat de banklening aan [eisers]. is verstrekt ter verwerving of verbetering van de eigen woning. Integendeel. Nu [eisers]. dit verder onbetwist heeft gelaten, moet, met BZ&S, worden aangenomen dat de banklening is verstrekt om [eiser 1] in staat te stellen zijn rekening-courantschuld te delgen, die als gevolg van een zogenaamde AB-heffing flink was opgelopen. Nu het vereiste causaal verband tussen de schuld en de eigen woning daarmee ontbreekt, althans nu daarvan onvoldoende is gebleken, is het verwijt van [eisers]. dat BZ&S ten onrechte de rente over de banklening in 2001 en 2002 niet als aftrekpost heeft opgevoerd, ongegrond.
13.
Wat betreft de schuld van NLG 65.000,- die [eisers]. is aangegaan in verband met de aankoop van een perceel in 1996, wijst BZ&S erop dat deze al in 1996 is teniet gegaan. In dat kader wijst BZ&S op de onder 1.2 genoemde contractuele bepaling die inhoudt dat deze schuld in 1996 door verrekening in rekening-courant is voldaan. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van BZ&S, heeft [eisers]. haar stelling dat in 2001 en 2002 (nog steeds) sprake was van een rentedragende schuld van NLG 65.000,- in verband met de aankoop van een perceel, onvoldoende onderbouwd. Het verwijt van [eisers]. dat BZ&S bij de belastingaangiften over 2001 en 2002 ten onrechte verzuimd heeft om de rente over deze schuld als aftrekpost op te voeren, strandt - bij gebreke aan die onderbouwing - eveneens.
14.
De omstandigheid dat de Belastingdienst het bezwaar van [eisers]. van 15 juli 2011 gedeeltelijk zou hebben gehonoreerd en tot correctie van (een deel van) de aanslagen over het jaar 2006 (en latere jaren) zou zijn overgegaan, maakt het voorgaande niet anders. Nog daargelaten dat uit de processtukken en uit de door [eiser 1] ter comparitie afgelegde verklaring niet eenduidig valt op te maken ter zake van welke schuld de Belastingdienst heeft gecorrigeerd (de banklening of de BV-lening) en ter zake van welk bedrag, heeft [eisers]. - hoewel dit gezien de gemotiveerde betwisting van BZ&S wel op zijn weg had gelegen - op geen enkele manier inzicht verschaft in de gronden waarop, en de informatie op basis waarvan de Belastingdienst tot die correctie zou zijn overgegaan.
15.
Bij gebrek aan een verdere onderbouwing van de aan BZ&S verweten beroepsfout, moeten de vorderingen worden afgewezen.
16.
[eisers]. zal, als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna wordt vermeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers]. in de proceskosten, aan de zijde van BZ&S tot op heden begroot op:
griffierecht € 207,00
explootkosten € 102,17
salaris gemachtigde € 250,00 (2 punten x € 250,00)
______
totaal € 559,17
inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. K.M. van Hassel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter