In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de aansprakelijkheid van BZ&S Accountants en adviseurs B.V. centraal. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. N.J.F. Snoek, vorderden schadevergoeding van BZ&S omdat zij meenden dat de belastingadviseur hen niet correct had geadviseerd over de aftrekbaarheid van rente op een banklening en een lening van een vennootschap. De zaak betreft belastingaangiften over de jaren 2001 en 2002, waarin eisers stelden dat de rente op deze leningen ten onrechte niet als aftrekpost was opgevoerd. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat er sprake was van een rentedragende schuld in de betreffende jaren. De rechtbank wees erop dat de renteaftrek alleen mogelijk is als er een causaal verband bestaat tussen de lening en de eigen woning, wat in dit geval niet was aangetoond. Bovendien werd het verweer van BZ&S dat de vordering was verjaard, niet weerlegd door eisers. De rechtbank concludeerde dat BZ&S niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de vorderingen van eisers daarom werden afgewezen. Tevens werden eisers veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juli 2013 door kantonrechter K.M. van Hassel.