ECLI:NL:RBAMS:2013:6879

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
13/660423-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn kind

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn kind. De zaak kwam voor de rechtbank op 16 oktober 2013, na een onderzoek ter terechtzitting op 2 oktober 2013. De officier van justitie, mr. M.C.H. Broesterhuizen, heeft de vordering ingediend, waarop de verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder bedreiging van de schoonmoeder, echtgenote en kinderen van de verdachte, alsook mishandeling van zijn dochter.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Ten aanzien van de bedreiging van de schoonmoeder en echtgenote is de verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van een daadwerkelijke bedreiging. Echter, de bedreiging van zijn dochter met een mes op 20 maart 2012 werd wel bewezen geacht, evenals de mishandeling van zijn dochter gedurende een periode van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter meerdere malen had mishandeld, onder andere door haar te slaan met een deegroller en door haar in het gezicht te stompen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen aan de benadeelde partij, zijn dochter, voor de geleden immateriële schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldingsgebod en een behandelverplichting, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De zaak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/660423-12 (Promis)
Datum uitspraak: 16 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], [postcode] te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C.H. Broesterhuizen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
1. op of omstreeks 30 april 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,[slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, schoonmoeder) en/of[slachtoffer 2] (zijn, verdachtes, echtgenote) en/of zijn, verdachtes, kinderen heeft bedreigd met verkrachting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent degene die mijn
familie om zeep heeft geholpen. Ik ga jullie allemaal vermoorden, ik ga je neuken, ik vermoord jou. Ik ga ook deze kinderen vermoorden. Ik heb een wapen op zak", althans (tekens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. op of omstreeks 20 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn kind)[slachtoffer 3] ([geboortedatum slachtoffer 3]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde[slachtoffer 3] een mes getoond en/of voorgehouden en/of (daarmee) (een) stekende beweging(en) in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] gemaakt en/of (daarbij) voornoemde[slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
3. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 31 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk zijn echtgenote, te weten[slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen bijten in de hand(en) van voornoemde [slachtoffer 2], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. ( gevoegde zaak 13/850.903-12)
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 22 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk zijn kind, te weten[slachtoffer 3]([geboortedatum slachtoffer 3]) heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen
- slaan en/of stompen in/tegen het gezicht van voornoemde[slachtoffer 3]
en/of
- slaan (met kracht) (met een deegroller, althans een hard voorwerp) op de
hand(en) en/of arm(en) van voornoemde[slachtoffer 3]
en/of
- bijten in de hand(en) van voornoemde[slachtoffer 3],
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging niet bewezen kan worden. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat op 30 april 2012 een fikse woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en de andere betrokkenen, maar niet kan met voldoende zekerheid worden gesteld dat ook sprake is geweest van een daadwerkelijke bedreiging jegens die betrokkenen. De rechtbank heeft in dit verband ook gelet op de door getuige [getuige 1] afgelegde verklaring, waarin zij heeft verklaard dat geen sprake is geweest van een agressieve of bedreigende sfeer tussen betrokkenen. Verdachte dient daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Ten aanzien van de mishandeling van[slachtoffer 2] is als belastend bewijs voorhanden dat aangeefster één week na de gestelde gebeurtenis een verklaring heeft afgelegd. Nu die verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen is de rechtbank, met de raadsman, van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.2.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van[slachtoffer 3], zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft alleen niet de overtuiging dat verdachte daarbij de woorden “Ik ga je dood maken” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft toegevoegd, nu uit de aangifte van[slachtoffer 3] niet volgt dat verdachte deze woorden tegen haar heeft geuit. Verdachte dient daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel over het overige ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 20 maart 2012 zijn kind[slachtoffer 3] ([geboortedatum slachtoffer 3]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde[slachtoffer 3] een mes voorgehouden en daarmee stekende bewegingen in de richting van voornoemde[slachtoffer 3]
gemaakt;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 01 april 2010 tot en met 22 maart 2012 te Amsterdam, telkens opzettelijk zijn kind, te weten[slachtoffer 3] ([geboortedatum slachtoffer 3]) heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen
- stompen tegen het gezicht van voornoemde[slachtoffer 3]
en
- slaan met kracht, met een deegroller, op de hand(en) en/of arm(en) van voornoemde[slachtoffer 3]
en
- bijten in de hand van voornoemde[slachtoffer 3],
waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2012077609-1 van 22 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pag. 68-71.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Afgelopen dinsdag kwam mijn vader er achter dat ik geld had gestolen. Toen hoorde ik mijn vader zeggen: “Ik kom er wel achter waar dat geld is!” en ik zag dat hij naar de keuken ging, toen hij de keuken uitkwam, zag ik dat hij een groot puntig mes in zijn hand had waarmee hij dreigend mijn kant op kwam. Ik zag dat hij van plan was mij pijn te doen met dat mes maar mijn moeder en mijn oma hielden hem tegen.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012077609-2 van 22 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], doorgenummerde pag. 64-67.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Op 20 maart 2012 kwam [slachtoffer 3] thuis met een nieuwe jas. Toen ik haar vroeg hoe ze daar aan was gekomen vertelde ze dat ze die jas van haar vriendin had gekregen. Nadat ik tegen haar gezegd had dat ik dit niet geloofde, vertelde ze mij uiteindelijk dat ze 150 euro had gestolen. Ik zei tegen [slachtoffer 3] dat ze haar vader moest bellen. Toen hij thuis kwam werd hij erg boos op [slachtoffer 3]. Haar oma was ook hiervan van getuige. Ik zag dat mijn man naar de keuken liep en ik zag dat hij met een mes in zijn hand terugkwam. Ik zag dat mijn man met het mes stekende bewegingen naar de borstkas van [slachtoffer 3] maakte.
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 21 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat er een incident was op 20 maart 2012. Wat er toen precies gebeurd is? [verdachte ] kwam met een mes binnen. [verdachte ] ging eerst naar de keuken, daar haalde hij het mes vandaan. Toen kwam hij terug. Hij liep met versnelde pas, hij hield het mes voor zich en liep op haar af. Hij heeft stekende bewegingen gemaakt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2012077609-1 van 22 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pag. 68-71.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van[slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
In oktober vorig jaar ben ik verkracht. Toen ik naar mijn vader ging, hoorde ik dat hij tegen mij zei: “pak de deegroller”. Ik pakte de deegroller uit de keuken en ik gaf hem aan mijn vader. Ik zei niks en toen zag ik en voelde ik dat mijn vader mij heel hard met de deegroller op mijn arm sloeg. Daarna sloeg hij mij heel hard op mijn hand. Toen moest ik naar mijn kamer. Toen moest ik weer komen en toen zag ik en voelde ik dat hij mij steeds met de deegroller hard op mijn arm sloeg. Toen ik ging zitten zei hij “Geef je hand”. Ik zag dat hij mijn hand pakte waarop ik zag en voelde dat hij mij hard in mijn hand beet. Ik durfde niet te kijken maar toen ik weer naar mijn kamer ging zag ik dat mijn hand bloedde.
Het deed wel pijn, maar elke keer dat mijn vader mij bijt doet het pijn. Dat bijten gebeurt niet heel vaak, ik denk zo’n drie keer per jaar.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2012115760-14 van 10 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en[verbalisant 5], doorgenummerde pag. 33-46.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: U hoorde via de mentor van school dat [slachtoffer 3] was verkracht. Wat deed dat met u?
A: Ik heb haar geslagen. Ik heb [slachtoffer 3] met iets geslagen.
A: Die blauwe plekken komen van die avond dat ik zo boos was. Ik heb de volgende ochtend gezien dat [slachtoffer 3] blauwe plekken had. Ik weet wel zeker dat ik dat heb gedaan.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2012077609-8 van 24 maart 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], doorgenummerde pag. 58-60.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Heeft u haar weleens gebeten?
A: Ja dat heb ik die dag na de verkrachting gedaan.
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 21 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ook de laatste twee jaar is [slachtoffer 3] veel mishandeld door [verdachte ]. De aard van de mishandelingen verschilden: soms met de platte hand en ook wel slagen met de deegroller. Natuurlijk had zij wel vaak blauwe plekken. Ook had zij een opgezwollen hand toen hij haar had gebeten.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012115760-7 van 9 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en[verbalisant 5], doorgenummerde pag. 21-23.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben de mentor van [slachtoffer 3]. [betrokkene] was op de avond dat vader was geïnformeerd over de verkrachting van [slachtoffer 3], bij [slachtoffer 3] thuis. Ze zaten op de kamer van [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] werd naar binnen geroepen in de woonkamer door haar vader. Eerst ging de vader het gesprek met [slachtoffer 3] aan. Daarna werd haar vader boos en sloeg hij [slachtoffer 3] met de deegroller. Daarna kwam ze weer terug in de slaapkamer. Later gebeurde dit weer. Dit is op de avond meerdere keren gebeurd. Ik had op dat moment sms contact met [betrokkene] en [slachtoffer 3].
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012115760-20 van 23 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pag. 123-126.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
De dag na het gesprek op school met vader kwam [slachtoffer 3] op school met een pijnlijke arm. Ik wist door het smsen met dat vriendinnetje dat [slachtoffer 3] was mishandeld door haar vader. [slachtoffer 3] vertelde mij dat haar vader haar inderdaad had geslagen. Zij liet mij haar arm zien en zei daarbij dat de arm pijnlijk was.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012115760-21 van 30 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 5], doorgenummerde pag. 187-190.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Ik werk voor de GGD Amsterdam. Ik ken [slachtoffer 3] sinds april 2010 volgens het medisch dossier. Tijdens het bezoek van 20 april 2010 zag ik een paarse/blauwe plek bij haar linkeroog, passend bij stomp letsel. [slachtoffer 3] verklaarde aan mij dat deze plek veroorzaakt was door haar vader. Hij had haar geslagen onder andere met zijn vuist op haar linkeroog. Ze vertelde toen dat haar vader haar wel vaker sloeg, wanneer ze wat fout deed. Ik heb vader uitgenodigd voor een bezoek en vader is samen met [slachtoffer 3] bij mij geweest. Vader heeft toen erkend dat hij [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Op 22 november 2011 heb ik [slachtoffer 3] gezien. Dit was de dag nadat haar vader had gehoord van de verkrachting. [slachtoffer 3] verscheen die dag met blauwe plekken en pijn op school. [slachtoffer 3] had twee blauwe plekken op haar linker onderarm, waarvan de eerste dicht onder de elleboog, ongeveer 3 cm in doorsnee, met een forse zwelling van onderliggend weefsel. De tweede lag iets lager en was ongeveer 2 cm bij 1,5 cm en was minder gezwollen. De vierde vinger van de rechterhand was rood en iets opgezet en vertoonde een rechte, licht openstaande wond van ongeveer 1,5 cm met en iets onregelmatige rand. Volgens [slachtoffer 3] was deze wond veroorzaakt door het bijten. De wond zou kunnen passen in een door een tand veroorzaakte scheuring van de huid. De blauwe plekken op haar linkerarm waren volgens [slachtoffer 3] veroorzaakt doordat haar vader haar sloeg met onder andere een deegroller. Ik heb toen beide ouders los van elkaar telefonisch benaderd. Moeder bevestigde dat vader [slachtoffer 3] had geslagen en vader erkende dat hij door het lint was gegaan. Dat heeft hij mij verklaard aan de telefoon.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn voorgesteld in het reclasseringsadvies van 5 april 2013. Tevens heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 180 uren gevorderd, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn dochter gedurende een periode van twee jaren meerdere malen mishandeld, onder andere door haar te slaan met een deegroller en door haar in het gezicht te stompen en te slaan. Tevens heeft verdachte zijn dochter bedreigd met een mes. Verdachte heeft hiermee voor zijn dochter een zeer bedreigende en onveilige situatie geschapen waarin hij inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit, terwijl kinderen juist zouden moeten kunnen rekenen op liefde, bescherming en geborgenheid. Daarnaast heeft de dochter door het handelen van verdachte pijn en letsel bekomen. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij zich in geen enkel opzicht rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare, afhankelijke positie van zijn dochter, met name nu is gebleken dat één van de mishandelingen heeft plaatsgevonden nadat zijn dochter hem had verteld dat zij was verkracht. Het handelen van verdachte heeft voor grote angst en onrust gezorgd bij zijn dochter. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog lange tijd grote hinder blijven ondervinden van de psychische gevolgen van huiselijk geweld.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd teneinde hem ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit. In dat verband acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de door de reclassering bij rapport van 5 april 2013 geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden worden. De rechtbank zal een proeftijd van drie jaar opleggen om verdachte gedurende langere tijd te kunnen blijven volgen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard die eerder genoemde voorwaarden na te leven.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 augustus 2013 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering nu de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten niet tot een bewezenverklaring leiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3] toe te wijzen. Zij heeft daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3] kan worden toegewezen, maar heeft daarbij verzocht het bedrag te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 2 en 4 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
In het belang van[slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk voor zover geldend ten tijde van het bewezengeachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte,
[verdachte ], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
103 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
90 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
- veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder inbegrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- een meldingsgebod: het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) moet zo spoedig mogelijk na veroordeling een eerste face-to-face contact met veroordeelde hebben. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- een behandelverplichting: veroordeelde is verplicht de behandeling bij De Waag voort te zetten welke gericht is op zijn agressieregulering. De Waag bepaalt de duur van de behandeling;
-een contactverbod: veroordeelde mag geen contact, middellijk dan wel onmiddellijk, opnemen en/of onderhouden met zijn ex-echtgenote[slachtoffer 2] of met zijn dochter[slachtoffer 3]. Uitzondering op het contactverbod: Veroordeelde mag wel via de gezinsvoogd, schriftelijk en/of telefonisch, contact onderhouden met[slachtoffer 3].
Geeft het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
100 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
50 dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan[slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij[slachtoffer 3]
, te betalen de som van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. V. Zuiderbaan en J.J.C.M. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Stas, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2013.