In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn kind. De zaak kwam voor de rechtbank op 16 oktober 2013, na een onderzoek ter terechtzitting op 2 oktober 2013. De officier van justitie, mr. M.C.H. Broesterhuizen, heeft de vordering ingediend, waarop de verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder bedreiging van de schoonmoeder, echtgenote en kinderen van de verdachte, alsook mishandeling van zijn dochter.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Ten aanzien van de bedreiging van de schoonmoeder en echtgenote is de verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van een daadwerkelijke bedreiging. Echter, de bedreiging van zijn dochter met een mes op 20 maart 2012 werd wel bewezen geacht, evenals de mishandeling van zijn dochter gedurende een periode van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter meerdere malen had mishandeld, onder andere door haar te slaan met een deegroller en door haar in het gezicht te stompen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen aan de benadeelde partij, zijn dochter, voor de geleden immateriële schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldingsgebod en een behandelverplichting, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De zaak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op kwetsbare slachtoffers.