In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 27 september 2013 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank had eerder op 2 juli 2013 de terbeschikkingstelling van de betrokkene verlengd voor de duur van één jaar, maar de beslissing over de verpleging werd aangehouden om de reclassering de gelegenheid te geven een maatregelenrapport op te stellen. De reclassering meldde echter geen mogelijkheden voor begeleiding te zien, terwijl de TBS-kliniek wel mogelijkheden aangaf. Tijdens de openbare raadkamer op 27 september 2013 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, evenals de officier van justitie en zijn raadsman. De reclassering adviseerde om de terbeschikkinggestelde niet in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, omdat hij niet akkoord ging met de voorwaarden en niet zou meewerken aan de reclassering. De rechtbank oordeelde echter dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk diende te worden beëindigd, onder de voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde zich zou houden aan aanwijzingen van de aangewezen instelling, [Instelling A]. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af en stelde voorwaarden voor de terbeschikkinggestelde, waaronder medewerking aan identificatie en naleving van aanwijzingen van de instelling. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisten dat er voorwaarden aan het gedrag van de terbeschikkinggestelde werden gesteld. De beschikking werd gegeven in openbare raadkamer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2013.