ECLI:NL:RBAMS:2013:6689

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
1417348 / HA EXPL 13-284
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding na vechtpartij met gebroken enkel

In deze zaak vordert eiser een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en schadevergoeding. Eiser stelt dat gedaagde hem zwaar heeft mishandeld door hem met de dood te bedreigen, zijn enkel te breken en hem op zijn hoofd te slaan. Gedaagde betwist de claims en stelt dat de enkelbreuk een ongelukkige bijkomstigheid was van een uit de hand gelopen vechtpartij. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat gedaagde de enkel van eiser heeft gebroken. Uit het strafvonnis kan niet worden afgeleid dat de mishandeling van gedaagde de gebroken enkel van eiser rechtstreeks heeft veroorzaakt. Eiser heeft zelf verklaard dat de enkelbreuk mogelijk door een hondenbeet is veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat gedaagde in beginsel onrechtmatig heeft gehandeld door eiser te betrekken in de vechtpartij, maar dat de gevolgen daarvan aan gedaagde kunnen worden toegerekend, tenzij hij kan bewijzen dat het geweld door eiser is uitgelokt. Gedaagde wordt toegelaten tot bewijslevering over deze stelling. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 1417348 \ HA EXPL 13-284
Uitspraak: 11 september 2013
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. J. Sietsma,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. W.H. Bouman.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 28 februari 2013 inhoudende de vordering van [eiser], met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
Ingevolge tussenvonnis van 22 mei 2013 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan is aan het dossier toegevoegd.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Op [datum] heeft er een vechtpartij plaatsgevonden tussen partijen.
1.2.
Naar aanleiding van dit incident is door de politie Amsterdam-Amstelland op [datum] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hierin staat onder meer het volgende:
“(…) Ter plaatse aangekomen zagen wij dat er een man op het grasveld gelegen achter de woningen op de grond lag. Wij zagen dat er een man naar ons toe kwam lopen en deze gaf op genaamd te zijn: (…) [gedaagde]. (…)
[gedaagde] verklaarde (…): “ (…) Toen ik thuis kwam heb ik de hond vervolgens uitgelaten hier op het grasveld. Ik zag dat die gozer mijn hond een schop gaf en daarom werd ik kwaad. Ik heb hem vervolgens een paar klappen gegeven. Hij sloeg mij en ik sloeg hem (…)”
(…) In het bijzijn van de dienstdoende arts verklaarde [eiser] (…):
“ Mijn enkel is inderdaad gebroken. Dit is gebeurd nadat ik de klap van de man kreeg. Ik kreeg de klap op mijn slaap en kwam hierdoor ten val. Ik heb mij op de grond geprobeerd te verdedigen maar de man bleef slaan. Ik weet niet hoe ik mijn enkel heb gebroken maar het is gebeurd nadat ik de klap heb gekregen.” (…)”
1.3.
[gedaagde] is op [datum] als verdachte door de politie gehoord. Zijn verklaring luidt, voor zover hier relevant:
“(…) Ik zag dat mijn hond aan een plastic zak rook en vervolgens zag ik dat mijn hond een schop kreeg. (…) Ik werd boos door de schop van de man. Ik ben vervolgens naar de man gelopen om verhaal te halen. (…) Vervolgens ontstond er een discussie en ik zag dat de man opstond. Ik werd vervolgens geduwd door deze man. Ik voelde mij hierdoor bedreigd. (…) Ik heb vervolgens de man een klap gegeven met mijn vuist en met kennelijke kracht. Vervolgens ontstond er een gevecht waarbij ik de man sloeg en hij mij sloeg. (…)”
1.4.
[eiser] is op [datum] geopereerd aan zijn rechterenkel. Na die operatie werd een matige stand van het bovenste spronggewricht in gips geconstateerd met een asymmetrie van de gewrichtsruimte in het bovenste spronggewricht alsmede een geringe dislocatiestand ter plaatse van de schuinverlopende distale fibula fractuur. Op [datum] is [eiser] opnieuw geopereerd, waarna nog steeds geen acceptabele stand van de talus en de enkelvork werd bereikt. Op [datum] is hij opnieuw geopereerd, waarbij de oorspronkelijke fractuur werd losgemaakt, de fibula op lengte werd gebracht en mediaal interponerend weefsel werd verwijderd. Na die operatie werd een acceptabele stand van het enkelgewricht bereikt. De enkel van [eiser] heeft gedurende enige maanden in het gips gezeten.
1.5.
Op [datum] heeft [eiser] aangifte gedaan van zware mishandeling door [gedaagde] en op [datum] heeft hij aanvullende aangifte gedaan. Het proces-verbaal van de eerste aangifte luidt. voor zover relevant:
“(…) Die hond van hem zat te snuffelen in mijn plastic tas. (…) Ik wilde dat de hond weg ging en ik zie KSSSST. Die hond ging toen ook gelijk weg. Ik heb daar mogelijk wel een beweging bij gemaakt maar ik heb die hond niet aangeraakt. De beweging die ik maakte was ook niet dreigend. Die meneer kwam toen naar mij toe ik hoorde dat hij gelijk ging schelden. (…)
De man naderde mij en was op een gegeven moment vlak bij mij. (…) Ik voelde dat hij mij duwde. (…) Direct daarna voelde ik dat ik hard op mijn slaap geraakt werd. Ik voelde dat ik direct daarna op mijn wang werd geslagen. (…) Ik voelde dat ik vervolgens op de grond werd gesmeten. (…) ik heb toen met die man liggen rollebollen op het gras. Ik ben meerdere keren nog door de man geslagen. Ik kon duidelijk voelen dat ik met vuistslagen geraakt werd. (…) Ik weet wel dat ik mij verdedigd heb. (…) Er kwam toen een man met een grote bruine hond. (…) Die man zei dat wij op moesten houden met vechten omdat wij elkaar anders nog dood zouden maken. (…) Ik weet niet hoe die hond bij mij terecht is gekomen. Ik weet niet of de hond op mij af is gestuurd. Ik weet dat ik heel erg pijn in mijn enkel voelde. Ik weet dat er een enorme kracht op mijn enkel werd uitgeoefend. Ik weet niet precies hoe dit ging. (…) Toen de politie kwam kon ik niet opstaan. Ik heb toen gezien dat er iets mis was mijn voet hing helemaal scheef. Ik heb wel een beet op mijn voet gevoeld. (…)
Ik kan niet zeggen of de botbreuk door de hond of door de mishandeling komt. Ik weet zelf ook niet zeker of ik wel door de hond gebeten ben. (…)”
1.6.
Op [datum] heeft [gedaagde] aangifte gedaan van mishandeling door [eiser]. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt, voor zover hier van belang:
“(…) Toen mijn hond langs die jongen liep zag ik dat mijn hond een schop kreeg van die jongen. Mijn hond rook aan een tas die daar stond. Ik vond dat echt niet normaal en ik was boos. Ik ben toen naar die jongen toegelopen (…) Er ontstond een woordenwisseling. (…) Ik kreeg toen een duw van hem ik voelde dat hij op mijn borst duwde. (…) Ik voelde mij zo erg bedreigd dat ik uit reactie gelijk uithaalde. Ik raakte de jongen op zijn gezicht. Vanaf dat moment werd het rollebollen. (…)”
1.7.
[gedaagde] is gedagvaard tegen de zitting van [zittingsdatum] voor de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De tenlastelegging luidde dat:
hij op of omstreeks [datum] te Amsterdam aan[eiser] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel, heeft toegebracht, door voornoemde [eiser] met dat opzet een of meermalen met kracht te slaan en/of te stompen en/of vast te grijpen en/of (aldus) ten val te brengen,
subsidiair
hij op of omstreeks [datum] te Amsterdam opzettelijk mishandelend [eiser] een of meer malen met kracht heeft geslagen en/of gestompt en/of met kracht vastgegrepen en/of (aldus) ten val heeft gebracht tengevolge waarvan voornoemde [eiser] zwaar lichamelijk letsel (gebroken enkel) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
1.8.
Bij vonnis van [zittingsdatum] heeft de politierechter [gedaagde] van het hem primair ten laste gelegde vrijgesproken en hem ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 250,-- subsidiair 5 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
1.9.
Bij vonnis van [zittingsdatum] heeft de politierechter van deze rechtbank [eiser] schuldig verklaard aan mishandeling van [gedaagde] zonder oplegging van straf of maatregel.

2.Vordering en verweer

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, kort weergegeven:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
II. primair: veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 13.797,93,
III. subsidiair: veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 8.547,93,
II. en III. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
IV. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering het volgende. [gedaagde] heeft [eiser] op [datum] zwaar mishandeld door hem met de dood te bedreigen, zijn enkel te breken en op zijn hoofd te slaan. Het vonnis van deze rechtbank van [zittingsdatum] levert hiervan dwingend bewijs op. Vast staat derhalve dat sprake is van onrechtmatig handelen. Als gevolg van de handelwijze van [gedaagde] heeft [eiser] materiële en immateriële schade geleden. De materiële schade bedraagt in totaal € 7.297,93 en bestaat uit ziekenhuiskosten van € 5.563,18, ambulancekosten van € 912,75, kosten voor ‘rechtsbijstand strafzaak en vordering benadeelde partij’ van € 693,-- alsmede kosten ‘eigen bijdrage rechtsbijstand onderhavige zaak’ van € 129,--. [eiser] heeft immateriële schade geleden doordat [gedaagde] hem meerdere malen op zijn hoofd heeft geslagen, waardoor hij pijn heeft geleden. Verder lijdt [eiser] tot op heden pijn, althans is hij beperkt ten aanzien van het lopen, tillen en staan, doordat [gedaagde] de enkel van [eiser] heeft gebroken. [eiser] is meerdere keren geopereerd aan zijn enkel en de behandeling heeft niet tot volledig herstel geleid. Primair vordert [eiser] onder verwijzing naar de ANWB Smartengeldgids 2006 en de aanvulling van 2008 primair € 6.500,-- en subsidiair € 1.250,-- aan smartengeld.
2.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. Hij betwist de enkelbreuk van [eiser] te hebben veroorzaakt. Na beëindiging van de vechtpartij bleek dat de enkel van [eiser] mogelijk was gebroken. Dit betrof een ongelukkige bijkomstigheid van een uit de hand gelopen vechtpartij. [eiser] verklaart zelf in zijn aangifte dat de breuk ook kan zijn ontstaan door de beet van een hond. Wat daarvan ook zij, [gedaagde] was zodanig geprovoceerd door [eiser], dat de verweten gedraging, het toebrengen van letsel in het algemeen, hem ook op billijkheidsgronden niet kan worden toegerekend, zie HR 31 maart 1995, NJ 1997,592. Nu [eiser] zelf ook is veroordeeld voor mishandeling van [gedaagde], volstaat het beroep van [eiser] op de veroordeling van [gedaagde] niet. Verder beroept [gedaagde] zich op eigen schuld van [eiser] als bedoeld in artikel 6:101 BW. Met betrekking tot de gevorderde ziekenhuiskosten voert [gedaagde] primair aan dat [eiser] hiervoor verplicht verzekerd had moeten zijn, zodat [eiser] die kosten moet dragen. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat hij slechts gehouden is de hoofdsom te betalen en niet de in rekening gebrachte rente en kosten wegens niet-betaling door [eiser]. Dit geldt ook voor de gevorderde ambulancekosten. Voor toewijzing van de kosten van rechtsbijstand bestaat evenmin aanleiding en die kosten zijn bovendien niet gespecificeerd. Verder kan de eigen bijdrage niet worden gevorderd naast de kosten ex artikel 6:96 BW. Eventuele immateriële schade heeft [eiser] aan zichzelf te wijten. Een rechtvaardiging voor het gevorderde bedrag kan ook niet worden ontleend aan de medische informatie, onder meer omdat geen inzicht in de actuele informatie wordt verstrekt.

3.Beoordeling

3.1.
Voorop gesteld wordt dat tot op heden niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de enkel van [eiser] heeft gebroken. [gedaagde] is in het strafvonnis van [zittingsdatum] vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde feit. Uit de aantekening mondeling vonnis waarin de veroordeling van [gedaagde] voor van het subsidiair ten laste gelegde is vastgelegd kan niet worden afgeleid dat de politierechter bewezen heeft geacht dat de mishandeling van [gedaagde] de gebroken enkel van [eiser] rechtstreeks heeft veroorzaakt.
Blijkens de hiervoor onder 1.2. en 1.5. genoemde processen-verbaal acht [eiser] het mogelijk dat de enkelbreuk door een hondenbeet is veroorzaakt. Wel kan uit de verklaringen van [gedaagde] tegenover de politie (zie hiervoor onder 1.3. en 1.6.) worden afgeleid dat [gedaagde] [eiser] heeft betrokken in de vechtpartij. In beginsel is voornoemde gedraging van [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] en dient [gedaagde] de gevolgen daarvan te dragen.
Nu uit de vaststaande feiten volgt dat de enkel van [eiser] gebroken was, direct na de vechtpartij heeft deze behoudens tegenbewijs te gelden als gevolg van de vechtpartij. [gedaagde] heeft niet gesteld of te bewijzen aangeboden dat de enkel door een andere oorzaak is gebroken. De gebroken enkel kan daarom in beginsel aan [gedaagde] worden toegerekend.
Dit kan eventueel anders zijn indien het geweld in ernstige mate wordt uitgelokt in zoals in de zaak HR 31 maart 1995, NJ 1997,592, zoals [gedaagde] stelt. In dat geval kan de onrechtmatigheid van de gedraging worden opgeheven, of kan de schade worden aangemerkt als gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:101 BW.
3.2.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser], zal [gedaagde], op wie de bewijslast rust, overeenkomstig zijn aanbod worden toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat [eiser] de hond van [gedaagde] heeft geschopt en [gedaagde] heeft geduwd, waardoor [gedaagde] tot het slaan van [eiser] werd uitgelokt.
3.3.
Reeds nu wordt geoordeeld dat een aantal opgevoerde schadeposten in ieder geval niet tot vergoeding zal leiden. Dit betreffen de posten kosten ‘rechtsbijstand strafzaak en vordering benadeelde partij’ en kosten ‘eigen bijdrage rechtsbijstand onderhavige zaak’, nu die kosten reeds in de proceskostenveroordeling zijn begrepen. Voor zover de opgevoerde ziekenhuiskosten en ambulancekosten bestaan uit rente en kosten voor niet tijdige betaling, zal dat deel ook worden afgewezen, nu dit voor rekening van [eiser] komt.
3.4.
De omstandigheid dat [eiser] zich voor de bij hem in rekening gebrachte ziekenhuiskosten verplicht had moeten verzekeren, doet niet af aan de vergoedingsplicht van [gedaagde]. De ziektekostenverzekering is immers niet bedoeld om derden te vrijwaren van aanspraken als de onderhavige. Bovendien zou de ziektekostenverzekeraar, indien [eiser] wel verzekerd was geweest een terzake een uitkering had ontvangen, in de vordering van [eiser] zijn gesubrogeerd. Het voorgaande brengt mee dat de materiële schade in beginsel wordt bepaald op in totaal € 5.239,15 (€ 4.739,15 ziekenhuiskosten + € 500,-- ambulancekosten).
3.5.
Verder wordt reeds nu geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat [eiser] immateriële schade heeft geleden. Blijkens de overgelegde medische stukken is [eiser] driemaal aan zijn enkel geopereerd, heeft hij vier maanden met gips rondgelopen en vijf maanden moeten revalideren, als gevolg waarvan hij ook in zijn werkzaamheden werd beperkt. De hoogte van die schade wordt met inachtneming van de meest recente versie van de ANWB Smartengeldgids 2012 bepaald op € 2.000,--.
3.6.
Ook wordt reeds nu geoordeeld dat enige mate van eigen schuld van [eiser] zal worden aangenomen, omdat ook [eiser] door de politierechter wegens mishandeling van [gedaagde] is veroordeeld. De omstandigheid dat er geen straf- of maatregel jegens [eiser] is opgelegd, betekent niet dat [eiser] geen schuld heeft aan het incident, dan zou hij immers moeten zijn vrijgesproken, maar duidt er veeleer op dat met het hem overkomen letsel rekening is gehouden.
3.7.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [eiser] de hond van [gedaagde] heeft geschopt en [gedaagde] heeft geduwd, waardoor [gedaagde] tot het slaan van [eiser] werd uitgelokt,
II. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van [zittingsdatum] voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
III. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
IV. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de namen en woonplaatsen van de getuigen en de verhinderdagen van beide partijen en hun advocaten in de maanden november 2013 tot en met januari 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
V. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
VI. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. G.H. Marcus, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter