In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw (eiseres) en haar ex-echtgenoot (gedaagde) over de levering van 50% van de eigendom van hun voormalige echtelijke woning. De vrouw vorderde dat de man haar zijn aandeel in de woning zou leveren, onder de voorwaarde dat hij zou worden ontslagen uit de hypothecaire verplichtingen. De vrouw stelde dat zij de volledige hypotheeklasten betaalde zonder het bijbehorende belastingvoordeel, aangezien de man niet meer in de woning woonde. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een spoedeisend belang had bij de levering van het aandeel van de man, omdat zij al geruime tijd de woonlasten alleen droeg en de woning met hun kinderen bewoonde. De rechtbank wees de vordering toe, maar stelde voorwaarden aan de levering, waaronder het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening en het niet vermelden van de waarde van de woning in de akte van levering. De rechtbank bepaalde ook dat de man een dwangsom van € 5.000,- per dag verbeurt als hij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,-. De vordering van de vrouw tot betaling van een geldbedrag werd afgewezen, omdat deze onvoldoende vaststond. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.