Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 maart 2013 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 17 juni 2013 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
inhoudelijk
- op 21 november 2012 onder Rabobank Noord Gooiland U.A.
- op 22 november 2012 op de woning van [eiser] en zijn echtgenote en
- op 26 november 2012 onder Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.
3.Het geschil
in conventie in de hoofdzaak
-scenario is die instructie ook schriftelijk neergelegd in het onder 2.10 genoemde verslag van het op 30 juni 2008 gehouden gesprek. De reden om voor de herstructurering van het concern en de waardering van de aandelen uit te gaan van een worstcase-scenario was de mededeling van de grootste klant van [bedrijf 2] dat deze in de toekomst niet langer producten / diensten zou gaan afnemen.
4.De beoordeling
in conventie in de hoofdzaak
-scenario voor [bedrijf 2]
,te weten het scenario dat het grootste deel van de omzet van Rabobank Nederland zou wegvallen. Dat [eiser] dit plan zou opstellen, is in overleg tussen en met instemming van alle betrokkenen – onder wie ook de toenmalige advocaat van [gedaagde] – bepaald, zoals blijkt uit het (niet weersproken) verslag van het gesprek van 30 juni 2008. Daaruit kan dan ook geen enkele onrechtmatige betrokkenheid van [eiser] bij de transactie blijken.
-scenario dat [eiser] in opdracht van de gezamenlijke aandeelhouders had uitgewerkt. Tot een toelichting op dit punt van de zijde van [gedaagde] bestond te meer aanleiding nu het worstcase-scenario zich heeft gerealiseerd (de omzet van de Rabobank is inderdaad geheel of grotendeels weggevallen) en [bedrijf 2] (de enige werkmaatschappij van het concern) bovendien in september 2009 failliet is gegaan. Ook hierop stuit de vordering van [gedaagde] af.