10.3.1.Verzoek tot toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten 18 jaar oud en derhalve meerderjarig. Toepassing van het meerderjarigenstrafrecht is dan volgens de wet het uitgangspunt. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van personen die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren, maar nog niet die van 21 jaren hebben bereikt het jeugdstrafrecht worden toegepast. De rechter kan hiertoe besluiten op grond van de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft in haar eigen waarnemingen ter terechtzitting wat betreft de persoon van de verdachte onvoldoende aanknopingspunten gevonden om het jeugdstrafrecht toe te passen. Van belang is te bezien of – en zo ja in hoeverre – de bevindingen van deskundigen daartoe aanleiding geven.
Uit het rapport van G.H. van den Bosch, (toen) psychiater in opleiding, onder supervisie van F.R. Kruisdijk, psychiater, en E.J. Muller, psycholoog, allen verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC) betreffende verdachte van 27 februari 2013 blijkt het volgende. Op maatschappelijk en cognitief-intellectueel vlak lijkt verdachte zich volgens de deskundigen, mede gezien zijn normale intelligentie en enkele bovengemiddelde capaciteiten, leeftijdsadequaat te hebben ontwikkeld. Op sociaal vlak weet hij zich eveneens redelijk te handhaven en kan niet van een achterstand of gestoorde ontwikkeling worden gesproken. Op emotioneel vlak zien de deskundigen wél een verstoorde ontwikkeling, waarbij de mannelijke identificatie met een dominante agressor en het ontwijken en ontbreken van bescherming heeft geresulteerd in afsplitsing van het (negatief gekleurde) affect en een laag en onevenwichtig zelfbeeld. Verdachte onderdrukt agressieve en negatieve gevoelens en maakt of beleeft intern weinig onderscheid tussen seks en agressie. Vanaf de puberteit heeft verdachte zich seksueel deviant ontwikkeld, waarbij gezien de ernst en aard van zijn polymorfe en perverse seksuele interesses en neiging hiernaar te handelen thans voldoende criteria bestaan om te kunnen spreken van een parafilie (een stoornis in de seksualiteit) niet anderszins omschreven. Gelet op het bovenstaande is volgens de deskundigen geen concrete psychologische ontwikkelingsleeftijd van verdachte te geven. Op sociaal, cognitief-intellectueel en maatschappelijk vlak is sprake van een voor de leeftijd adequaat ontwikkelingsniveau en verdachte handelt hier in het dagelijks leven ook naar. De emotionele ontwikkeling is echter onrijp en gestoord verlopen, waarmee een basis is gelegd voor een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Het verminderd empathisch vermogen en de gebrekkige gewetensfunctie zijn, evenals de aanwezige ontwijkende en vermijdende trekken, kenmerken waarvan gezien de leeftijd van verdachte nog niet kan worden gezegd dat zij typerend zijn voor een persoonlijkheidsstoornis in engere zin.
Ter terechtzitting heeft psycholoog Muller verklaard dat zij geen aanleiding ziet af te wijken van de in voornoemd rapport verwoorde conclusies. Op vragen van de raadsvrouw heeft de psycholoog geantwoord dat lang is vergaderd over de vraag of bij verdachte, gelet op zijn psychologische leeftijd, jeugdproblematiek aan de orde is en jeugdbehandeling geïndiceerd zou zijn, maar dat verdachte niet als minderjarige kan worden beschouwd.
Psychiater Van den Bosch heeft ter terechtzitting eveneens verklaard dat hij geen aanleiding ziet af te wijken van de in voornoemd rapport verwoorde conclusies. De ontwikkelingsleeftijd van verdachte is volgens hem niet in één getal uit te drukken. Op bepaalde vlakken heeft verdachte zich leeftijdsadequaat ontwikkeld. De affectieve componenten schieten echter tekort.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat volgens de deskundigen bij verdachte weliswaar sprake is van een niet geheel leeftijdsadequate persoonlijkheid te weten op emotioneel vlak, maar dat dit slechts een relatief gering deel van de persoonlijkheid van verdachte betreft. De rechtbank ziet – anders dan de raadsvrouw – in de persoon van verdachte dan ook onvoldoende reden om het jeugdstrafrecht toe te passen. De door psychiater Van den Bosch geuite wens om verdachte zo snel mogelijk te laten behandelen maakt dat niet anders, nu dit geen uit artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voortvloeiend criterium is en toepassing van het volwassenenstrafrecht daaraan in beginsel niet in de weg staat. In de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan ziet de rechtbank evenmin aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht. In tegendeel: deze omstandigheden hadden in het geval verdachte minderjarig was geweest wellicht tot toepassing van het volwassenenstrafrecht overeenkomstig artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kunnen leiden. Het verzoek van de raadsvrouw wordt dan ook afgewezen.
10.3.2.Motivering straf en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is naar de woning van het slachtoffer, 91 jaar oud, gegaan met seksuele bedoelingen. Hij “wilde het gewoon doen” en “had geen zin om ver te reizen”. Met “het” bedoelde verdachte seks. Hij heeft het slachtoffer te dien einde met een smoes bewogen hem toegang tot haar woning te verlenen en heeft aldus misbruik gemaakt van haar vertrouwen.
Toen het slachtoffer op enig moment in de gaten kreeg dat verdachte geen zuivere motieven had, heeft zij hem gezegd dat hij haar woning moest verlaten. In plaats van weg te gaan, werd verdachte boos, hetgeen het slachtoffer uiteindelijk met de dood heeft moeten bekopen. Verdachte heeft het slachtoffer beroofd van haar leven – het hoogste goed. Dat heeft hij gedaan op een huiveringwekkende en onmenselijke wijze die iedere beschrijving tart. Verdachte is uren in de woning van het slachtoffer bezig geweest. De doodsangst waarin het slachtoffer gedurende geruime tijd moet hebben verkeerd, moet vreselijk zijn geweest. Verdachte is bovendien op weerzinwekkende wijze met het stoffelijk overschot van het slachtoffer omgegaan. Hij heeft het lichaam van het slachtoffer ontkleed en gepenetreerd. Vervolgens heeft hij het lichaam door de woning versleept met het voornemen de dood van het slachtoffer op een ongeluk te laten lijken. Bij zijn handelen heeft verdachte zich enkel en alleen laten leiden door zijn eigen motieven, waarbij verdachte berekenend en planmatig te werk is gegaan. Verdachte heeft door zijn handelen de nabestaanden van het slachtoffer onvoorstelbaar en onherstelbaar leed berokkend, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen nabestaandenverklaring van één van hen. De herinnering aan het slachtoffer zal voor hen nog lange tijd bezoedeld zijn door de onmenselijke daden van verdachte. De rechtbank acht het schokkend dat verdachte kennelijk zo weinig respect heeft voor zijn medemens en diens nagedachtenis en rekent dit verdachte zeer aan. De spijtbetuiging van verdachte ter terechtzitting maakt dit alles niet anders, nu geen enkele spijtbetuiging het voornoemde leed kan verzachten.
Verdachte heeft voorts een hoeveelheid kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. Op diverse afbeeldingen waren seksuele gedragingen door (zeer) jonge kinderen – al dan niet in combinatie met volwassenen – zichtbaar. Door deze afbeeldingen in zijn bezit te hebben, heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar kinderpornografisch materiaal. De rechtbank houdt bij de op te leggen straf ook rekening met de aard van het materiaal, te weten dat bij de seksuele handelingen derden waren betrokken en dat die in enkele gevallen volwassen waren. Bovendien heeft verdachte het ‘enkele’ bezit van kinderporno gebagatelliseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 mei 2012 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder wegens soortgelijk delicten in aanraking met justitie is geweest.
Voorts heeft de rechtbank in het kader van de strafmaat acht geslagen op eerder genoemd rapport van het PBC van 27 februari 2013 en op de verklaringen die de deskundigen ter terechtzitting hebben afgelegd. Zowel het rapport als de verklaringen zijn onder 10.3.1. deels besproken. De psychiater en psycholoog komen in het rapport tot de conclusie dat bij het ten laste gelegde – indien bewezen – sprake is geweest van doorwerking van de gebrekkig ontwikkelde persoonlijkheid van verdachte. Waar in de aanloop perverse seksuele motieven een rol lijken te hebben gespeeld, ontbreekt het verdachte vervolgens bij een escalerende interactie met het slachtoffer aan iedere rem of enig moment van bezinning om zijn agressieve en seksuele gedrag te begrenzen. Het ontbreken hiervan is in ieder geval ten dele terug te voeren op zijn verminderde inlevingsvermogen en defectueuze gewetensfunctie, passend bij zijn gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling. Anderzijds is geen sprake van een volledig gestoord oordeels- en kritiekvermogen ten tijde van het ten laste gelegde, waarbij mag worden aangenomen dat verdachte zich in enige mate bewust moet zijn geweest van zijn handelen en de consequenties van zijn gedrag, waarmee hem in het bevredigen van zijn behoeftes enige keuzevrijheid om anders te handelen zou kunnen worden toebedeeld. Ook bij het downloaden, bekijken en bewaren van de onder 3 ten laste gelegde kinderporno, ontbrak het verdachte aan een rem om zijn seksueel gedreven gedrag te begrenzen door een gebrek aan zowel gewetensfunctie als empathisch vermogen. Verdachte is zich in enige, maar slechts beperkte mate bewust van de geldende normen op dit gebied. Hem kan ook hierin een zekere mate van keuzevrijheid worden toebedeeld om anders te handelen dan hij heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande adviseren voornoemde deskundigen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Gelet op de diepgewortelde aard, de ernst en de brede samenhang van de seksuele stoornis en gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte, de ernst van het geweld dat heeft geresulteerd in de dood van het slachtoffer en de verhoogde kans op recidive voor primair een seksueel, maar secundair ook voor een geweldsdelict, adviseren de deskundigen een langdurige en intensieve behandeling in een gesloten omgeving met intensieve klinische psychotherapie. De deskundigen adviseren de rechtbank een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank neemt de conclusies uit het rapport over en maakt die tot de hare. De rechtbank betrekt bij de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ook het maatschappelijk belang bij terugdringing van de recidivekans.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd, mede aangezien het bewezen geachte feit 1 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit 1 een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, leidt tot matiging van de in beginsel passend geachte langdurige vrijheidsstraf voor een geheel toerekeningsvatbare verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat het voor verdachte van belang is dat hij zo spoedig mogelijk zal worden behandeld. Ook de psychiater heeft desgevraagd aangegeven dat het van belang is dat een behandeling van verdachte snel zal plaatsvinden. De rechtbank onderkent dit belang, maar merkt daarbij op dat dit belang voor alle verdachten geldt voor wie enige behandeling is geïndiceerd. In geval van verdachte is een snelle aanvang van de behandeling volgens de raadsvrouw en de psychiater gelet op zijn jonge leeftijd extra van belang. De rechtbank ziet ook dat belang onder ogen. De rechtbank dient bij de strafoplegging echter eveneens de maatschappelijke belangen te betrekken die met een straf zijn gediend, zoals vergelding voor het leed dat het slachtoffer en haar nabestaanden is aangedaan en bescherming van de maatschappij. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de schok die de door verdachte begane misdrijven in de rechtsorde teweeg hebben gebracht. Vanwege de uitzonderlijke ernst van met name het door verdachte begane feit onder 1 en de omstandigheden waaronder dit is begaan, kent de rechtbank in deze zaak meer gewicht toe aan de voornoemde maatschappelijke belangen dan aan het belang van verdachte om snel behandeld te worden, welk belang een korte(re) vrijheidsstraf zou impliceren.
Gelet op de ernst van de feiten kan dan niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een vrijheidsstraf van na te noemen duur. De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – niet tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde verkrachting gekomen. Dit leidt echter niet tot matiging van de vrijheidsstraf. De door verdachte gepleegde feiten zijn zo ernstig en zijn handelen voor en na het overlijden van het slachtoffer (waaronder het hebben van seks met het stoffelijk overschot van het slachtoffer) zo huiveringwekkend, dat de rechtbank ondanks de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde een vrijheidsstraf zal opleggen die overeenkomt met de door de officier van justitie geformuleerde eis. Het voorgaande leidt ertoe dat van een advies ex artikel 37b Wetboek van Strafrecht zoals door de raadsvrouw meer subsidiar bepleit geen plaats is.
Ten aanzien van het beslag
Hoewel het Openbaar Ministerie heeft nagelaten ter terechtzitting omtrent het beslag een beslissing van de rechtbank te vragen, ziet de rechtbank zich genoodzaakt op het beslag te beslissen op basis van artikel 353 Wetboek van Strafvordering en de arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2010, LJN BM0930 en 1 november 2011, LJN BT1672.
In de strafzaak tegen verdachte zijn in het kader van het onderzoek de items 1 tot en met 41 en 141 als onderzoeksmateriaal in beslag genomen. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit bij uitstek voorwerpen waaromtrent van de officier van justitie een beslissing mag worden verwacht. De rechtbank uit op deze plaats dan ook de verwachting dat het Openbaar Ministerie het onder voornoemde items in beslag genomen forensische materiaal zal laten vernietigen als in deze strafzaak onherroepelijk is beslist.
In de strafzaak tegen verdachte zijn voorts de volgende voorwerpen in beslag genomen:
48 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart
49 1.00 STK Harddisk Kl:zwart
50 1.00 STK Harddisk Kl:zwart
51 1.00 STK Computer
52 1.00 STK Handdoek Kl:grijs
53 1.00 STK Handdoek Kl:grijs
54 1.00 STK Vuilniszak Kl:zwart
55 1.00 STK Vuilniszak Kl:grijs
56 1.00 STK Bril
57 1.00 STK Servies
58 1.00 STK Broek
59 1.00 STK Shirt
60 1.00 STK Keukenartikel
-
(4307871) laatste velletje keukenpapier
61 1.00 STK Doek Kl:geel
62 1.00 STK Servies
63 1.00 STK Servies
64 1.00 STK Servies
65 1.00 FLS Fles
66 1.00 STK Servies
67 1.00 STK Glas
68 1.00 STK Servies
69 1.00 FLS Fles
70 1.00 STK Condoom
71 1.00 STK Sleutelbos
72 1.00 STK Doek Kl:[opsporingsambtenaar 2]
73 1.00 STK Verpakkingsmateriaal
74 1.00 STK Knoop Kl:zwart
75 1.00 STK Hoeslaken Kl:wit
76 1.00 PR Handschoen
77 1.00 STK Vest
-
(4309211) met bloemetjes
78 1.00 KST Kist Kl:zwart
79 1.00 STK Handdoek Kl:zwart
80 1.00 STK Beddegoed Kl:wit
81 1.00 STK Handdoek Kl:geel
82 1.00 STK Vloerkleed Kl:roze
83 1.00 STK Pan
84 3.00 STK Aluminium
85 1.00 STK Fust
86 1.00 STK Make-Up Kl:groen
87 1.00 STK Papier
88 1.00 STK Knoop Kl:grijs
89 1.00 STK Panty
90 1.00 STK Doek Kl:geel
91 1.00 STK Masker Kl:zwart
92 2.00 STK Kussensloop Kl:wit
93 1.00 STK Bord
94 1.00 STK Kussensloop Kl:wit
95 1.00 PR Handschoen Kl:bruin
96 1.00 STK Ondergoed
97 1.00 STK Shirt Kl:[opsporingsambtenaar 2]
98 1.00 STK Kussensloop Kl:wit
99 1.00 STK Sprei Kl:geel
-
(4309295)
100 2.00 STK Pan
-
(4309297)
101 1.00 STK Condoom
-
(4309288)
102 1.00 STK Condoom
-
(4309292)
103 3.00 STK Servies
-
(4309296)
104 1.00 STK Washandje Kl:[opsporingsambtenaar 2]
-
(4309268)
105 1.00 PR Handschoen Kl:zwart
-
(4309286)
106 1.00 STK Fust
HERO CASIS
(4309269) blikje hero Casis
107 2.00 STK Handschoen Kl:wit
-
(4309306) latexhand
108 1.00 STK Niet te definieren goedere
-
(4309281) inlegkruis
109 1.00 STK Doek
-
(4309300) tissue
110 2.00 STK Sok
-
(4309299)
111 1.00 STK Ondergoed Kl:wit
-
(43093220 slip
115 1.00 STK Tape Kl:bruin
-
(431307)
116 3.00 STK Textiel
-
(4314565) 3 vezels
117 1.00 STK Zak
-
(4314563)
118 1.00 STK Doos
-
(4314568) deksel
119 1.00 STK Foto
-
(4315682)
121 1.00 STK Zak Kl:[opsporingsambtenaar 2]
ALBERT HEIJN
(4315750)
122 1.00 STK Condoom
-
(4315757)
123 1.00 STK Condoom
-
(4315760)
124 1.00 STK Condoom
-
(4315763)
125 3.00 STK Condoom
-
(4315781) 3 verpakkingen
126 5.00 STK Schoeisel
-
(4315775) 5 veters
127 1.00 STK Sok Kl:zwart
-
(4315767)
130 1.00 STK Niet te definieren goedere
-
(4315770) seksartikel
131 1.00 STK Niet te definieren goedere Kl:paars
-
(4315777) dildo
133 1.00 STK Spuit
-
(431589)
135 1.00 STK Ondergoed
-
(4315795)
139 1.00 STK Plakband Kl:bruin
-
(4315806)
142 4.00 STK Panty Kl:bruin
-
(4317541)
143 1.00 STK Sportkleding Kl:geel
-
(4317539)
144 1.00 STK Ondergoed Kl:wit
-
(4317536) slip
145 1.00 STK Krant Kl:wit
PAROOL
(4317545)
146 1.00 STK Niet te definieren goedere
-
(4329084) handboeien
147 7.00 STK Cd-Rom
-
(4479965) gesplits van nummer (4315745)
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, het onder 1 en 3 bewezen geachte is begaan dan wel zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Voor het overige wordt ten aanzien van het beslag beslist als hierna te noemen.